Internationale Spectator 10 – 2015 (jrg. 69) – Item 7 van 12

ARTIKEL

Statebuilding en zoektocht naar legitimiteit in het kalifaat

Jorrit Steehouder

Sinds Islamitische Staat (IS) op 29 juni 2014 een islamitisch kalifaat in Syrië en Irak uitriep, proberen zelfbenoemd kalief Abu Bakr al-Baghdadi en zijn medestrijders de legitimiteit van hun kalifaat ten overstaan van hun publiek (target audience) te versterken. Gewelddadige aanslagen en de ‘vonnissen’ van de ‘berechtingen’ van westerse journalisten als James Foley hebben een belangrijke legitimerende functie ten overstaan van hun beoogde achterban. Met geweld draagt IS een wereldbeeld uit waarbinnen twee kampen bestaan: “the camp of truth and its followers, and the camp of falsehood and its factions”.[1] Het mes snijdt aan twee kanten: Geweld is behalve machtsvertoon ook een communicatiemiddel om het onderscheid tussen vriend en vijand te verduidelijken.

Dit artikel[2] gaat over de centrale rol van geweld en vormen van recht in de zelflegitimering van IS. Hoe gebruikt IS zijn executies en aanslagen om het eigen bestaansrecht te onderbouwen?

De verklaring waarmee IS de verantwoordelijkheid voor de aanslagen in Parijs van 13 november 2015 opeiste moet gezien worden als een post hoc vonnis, voltrokken door zelfbenoemde of daartoe geïnstrueerde beulen van het IS-regime. Deze beulen straften Frankrijk, als “the lead carrier of the cross in Europe”, voor zijn aandeel in de bombardementen op het kalifaat, aldus IS.[3]

De slachtoffers van de aanslagen zijn vanuit deze optiek gerechtvaardigde doodskandidaten. Het zijn immers heidenen, kruisvaarders en ongelovigen, die behoren tot het “camp of falsehood and its factions”. Door geweld te formuleren als een vergelding uit naam van het kalifaat, legitimeerde IS zowel het gebruik van geweld, als het kalifaat als de legitieme uitvoerder ervan – en dus als machthebber an sich. Legitimiteit claimen is niets meer of minder dan een poging het eigen machtsmonopolie voor de eigen achterban erkend te krijgen en het eigen gezag gevestigd te zien: “[to] convince their main target audiences of their moral rightness and legitimacy”.[4]

De Franse vlag geprojecteerd op het Christus de Verlosser-beeld, na de aanslagen van 13 november 2015.

De Franse vlag geprojecteerd op het Christus de Verlosser-beeld, na de aanslagen van 13 november 2015. Source: Agência Brasil

Het kalifaat als staat en IS’ ‘twee-kampen-retoriek’

Dat IS geldt als niet-statelijke terroristische organisatie, maar sinds 2014 als een de facto staat opereert, is in een eerdere editie van deze periodiek reeds aangestipt.[5] Volgens de Convention on the Rights of Duties of States (Montevideo, 1933) is het voldoende jezelf tot staat uit te roepen. Het vereist slechts de controle over grondgebied, grondstoffen en bevolking. Over de precieze grenzen van het kalifaat is discussie mogelijk, evenals over de democratische legitimiteit van IS, maar in tegenstelling tot wat in het Westen vaak gedacht wordt zijn dat geen voorwaarden voor (erkenning als) een staat. Vanzelfsprekend geniet IS internationaal geen erkenning, maar dat doet niet af aan de betekenis van het kalifaat.

Het kalifaat is voor IS en zijn target audience van kolossale betekenis. In het einde-der-tijden-denken bij jihadisten, dat vooral onder soennieten sterk vertegenwoordigd is, speelt het kalifaat een sleutelrol.[6] Vóór de Apocalyps en de komst van de heilige Mahdi (een soort Messias-figuur) dient een islamitisch kalifaat te zijn gesticht. Tot de komst van de Mahdi heeft kalief Al-Baghdadi de plicht het kalifaat met geweld te consolideren en uit te breiden.[7] Het manicheïsche wereldbeeld van IS, en de ‘twee-kampen-retoriek’ die daaruit voortvloeit, volgen uit dit Apocalyptische denken.

IS bouwt dus zorgvuldig aan een eigen staat. Binnen de grenzen van het kalifaat voltrekt staatsvorming (statebuilding) zich geleidelijk. IS verleent medische zorg, voert een eigen valuta in, int belastingen, sticht provincies (wilayat) en draagt zorg voor publieke taken zoals het ophalen van vuilnis.[8] IS straalt legitimiteit en gezag uit door de taken en verantwoordelijkheden die traditioneel met een staat geassocieerd worden, op zich te nemen.

Naar buiten probeert IS de legitimiteit van het kalifaat voornamelijk uit te dragen door middel van gewelddadige aanslagen en onthoofdingsvideo’s, zoals die van de Amerikaan James Foley in augustus 2014. De onthoofdingen van westerse journalisten als Foley moeten gezien worden als een vorm van rechtspraak, die terroristen opvoeren in een goed georkestreerd ‘showproces’ (of theaterstuk). Deze showprocessen hebben naast een instrumentele functie ook een belangrijke expressieve en rituele werking, bedoeld om de target audience te beïnvloeden. Het online-magazine van IS (Dabiq) heeft eenzelfde werking, en is vernoemd naar de plaats in Syrië waar volgens de jihadisten de eindslag tussen de moslimlegers en de legers van Rome plaats zal vinden.

De showprocessen van IS als ‘demonstraties van goed en kwaad’

Naast James Foley werden ook andere westerse journalisten en hulpverleners ‘berecht’ en onthoofd. De onthoofdingen van Steven Sotloff, David Haines, Alan Henning en Peter Kassig tussen september en november 2014 waren publieke strafvoltrekkingen, die niet in bestaande wettelijke kaders zijn ingebed. Dit is een interessant fenomeen dat we bij vrijwel alle terroristische organisaties terugzien. Terroristen plegen niet alleen aanslagen, ze voeren dikwijls ook zeer goed doordachte, georkestreerde en ook door media ondersteunde ‘executies’ uit. Vaak voorzien van een eigen vorm van onderbouwing, vonnis en rechtspraak.

Dit soort executies geldt daarom als een vorm van ‘alternatief recht’ en worden in de historiografie over terroristische organisaties en terrorismeprocessen kangaroo trials genoemd.[9] Met deze mengelmoes van geweld en alternatieve rechtspraak onderstreept IS zijn eigen legitimiteit.

De Franse vlag geprojecteerd op het Christus de Verlosser-beeld, na aanleiding van de aanslagen van 13 november 2015.

Een uitgave van Dabiq, het Engelstalige blad van Islamitische Staat. Source: Clarion Project

De theaterstukken waarin IS rechtspraak pleegt, steken goed in elkaar. Zo doet de verdachte zijn bekentenis, spreekt de beul vervolgens een vonnis uit dat aansluit bij die bekentenis en voert hij de opgelegde straf uit. De bekentenis legitimeert de straf an sich en het vonnis laat zien dat IS de legitieme uitvoerder van die straf is. Bovendien dienen de processen van IS ‘rechtsdoelen’ waar een legitimerende werking van uitgaat.

Waarheidsvinding

Eén van die rechtsdoelen is waarheidsvinding en wordt gediend doordat de jihadisten ‘onderzoek’ doen naar hun gevangenen. Bij de berechting van Sotloff – onthoofd in september 2014 – werd diens Israëlische paspoort in Dabiq afgedrukt als ‘bewijs’ van zijn werkzaamheden voor joods-christelijke kranten en nieuwsblogs.[10] Daarnaast werd zijn dood gepresenteerd als een vergelding voor Amerikaanse bombardementen. Natuurlijk is deze vorm van waarheidsvinding een farce. Desalniettemin gaat het er bij jihadisten en hun target audience als zoete koek in. En wellicht hechten bepaalde jihadisten er ook wel echt geloof aan.

Voor foreign fighters van IS hebben onthoofdingen een ‘reinigende functie’, bedoeld om letterlijk de banden met het Westen door te snijden

De vonnissen in deze kangaroo trials moeten als IS’ bredere opvatting van goed en kwaad worden beschouwd. Het criminaliseren en delegitimeren van de vijand staan in de vonnissen centraal en gebeurt analoog aan het legitimeren van de eigen identiteit, sterker nog: in IS’ twee-kampen-retoriek versterken deze twee elkaar in een opwaartse spiraal. De beruchte beul van James Foley, ‘Jihadi John’, stelde: “We are an Islamic Army and a State that has been accepted by a large number of Muslims worldwide.” De terechtstellingen van westerlingen in het kalifaat kunnen gezien worden als een ‘demonstratie van goed en kwaad’.

Symbolen

Tot slot draagt ook het gebruik van symbolen in de showprocessen van IS bij aan zijn legitimiteitsclaim. Allereerst heeft het zwaard als instrument van de onthoofdingen grote religieuze waarde (volgens de overlevering had de Profeet negen zwaarden) en zien jihadisten het als een symbool van de heilige strijd.[11] Het tweede belangrijke symbool is de vlag van IS, die steevast wapperend in beeld gebracht wordt bij executievideo’s. Ten derde ontleent IS legitimiteit aan de tijd en locatie van de terechtstellingen: in het daglicht binnen door IS gecontroleerd gebied. IS laat zien dat het binnen de grenzen van het kalifaat voor niemand bang is en dat de jihadisten zich niet zullen verschuilen. Gewelddadige onthoofdingen zijn demonstraties van macht.

Het gewelddadige fundament van IS

Geweld is een belangrijke pijler in de strategie van IS; binnen dat kader moeten ook de showprocessen van IS gezien worden. Onthoofdingen – en geweld an sich – zijn ‘common blood rituals’, bedoeld om verbondenheid en loyaliteit tussen de IS-strijders te scheppen.[12] Het is een perverse manier om een sociale band in een groep te creëren. Onthoofdingen in groepsverband, zoals die van 21 Egyptische koptische christenen in februari 2015 in Libië, zijn hier een goed voorbeeld van. In de persoonlijkheidscultus van IS-strijders gelden onthoofdingen bovendien als een rites de passage, die toegang verlenen tot een groter geheel – de heilige strijd.[13] Voor foreign fighters van IS hebben onthoofdingen zelfs een ‘reinigende functie’, bedoeld om letterlijk de banden met het Westen door te snijden.[14]

In de jihadistische interpretatie van de islam is iedere gelovige een strijder, die bereid moet zijn het zwaard op te nemen tegen de vijanden van de islam, te weten de christelijke kruisvaarders uit het Westen en joodse zionisten uit Israël, die verenigd zouden zijn in een complot om de islam te vernietigen.[15] IS ziet zijn strijd tegen de vijanden van de islam daarom als een vereiste en stelt: “Whoever dies without taking part in a battle and without intending to take part in a battle, has died with a trait of hypocrisy.”[16]

De ‘jihadist struggle’

De weg naar de oprichting en de consolidatie van het kalifaat kenmerkt zich door geweld. Maar dit geweld is geen orgie van ongeleide bloedbaden. Er zit een – zij het gruwelijke – strategie achter. Het theoretische fundament daarvoor werd in 2004 gelegd door al-Qaida-ideoloog Abu Bakr Naji toen hij The Management of Savagery schreef. Naji beschrijft daarin drie fasen van de ‘jihadist struggle’, die zullen leiden tot de heroprichting van het islamitische kalifaat; IS refereert er daarom veel aan.[17] De eerste – reeds voltooide – fase bestaat uit het agiteren, vermoeien en uitlokken van de vijand door middel van aanslagen. Naji verwijst in dit verband naar de aanslagen in 1998 op de Amerikaanse ambassades in Nairobi en Dar es Salaam en de aanslagen op het WTC in 2001, die leidden tot de Amerikaanse inval in Afghanistan.[18]

De oorlogsretoriek die president Hollande sinds de aanslagen in Parijs hanteert, geldt als koren op IS’ molen van zelflegitimering

De tweede fase geldt als de kritieke fase en is zo mogelijk nog gewelddadiger van aard. Het is de fase waarin IS zich thans bevindt. Het is een fase van gewelddadig verzet tegen de wereldlijke heersers – zoals de Iraakse en Syrische regeringen, maar uiteindelijk ook het Westen – die gekenmerkt wordt door extreem geweld en bedoeld is om een signaal af te geven aan zowel vrienden als vijanden. Naji beschrijft deze fase als “the management of savage chaos”.[19]

In feite betekent dit dat IS-strijders tijdens hun gewelddadige verzet ook zorg dragen voor de bevolking van ‘the regions of savagery’. The Management of Savagery moet gezien worden als een soort proto-staatsvorming, die plaatsvindt onder de druk van extreem geweld. Pas in de derde en laatste fase kan het kalifaat worden opgericht, al heeft IS dat al uitgeroepen en loopt het daarmee feitelijk op de zaken vooruit.

De aanslagen op 11 september 2001, New York.

De aanslagen op 11 september 2001, New York. Source: Flickr.com / 911-photos

Waarom geweld succesvol is

Het islamitische kalifaat is gesticht met geweld, wordt geconsolideerd door het gebruik van geweld en wordt uitgedragen met geweld. Aanslagen die IS in het Westen pleegt, zoals in Parijs, worden als vergeldingen gepresenteerd en hebben duidelijk doelen. Het instrumentele doel is zoveel mogelijk westerlingen te doden; het expressieve doel is angst te zaaien en de relaties tussen de Europese bevolkingen, moslims en vluchtelingen te polariseren.[20] IS wil neutrale moslims dwingen voor één van de twee kampen te kiezen en zo de zogenaamde ‘grey zone’ wegvagen.

Deze strategie werkt. De westerse samenlevingen blijken kwetsbaar voor polarisatie en angst. Na de aanslagen in Parijs ging Brussel vijf dagen in een ‘lockdown’, werden overal ‘verdachte pakketjes’ gesignaleerd en draaien politie en justitie overuren. De oorlogsretoriek die president Hollande sinds de aanslagen in Parijs hanteert, geldt in dit opzicht als koren op IS’ molen van zelflegitimering. Het Westen laat zich provoceren door IS en voert bombardementen uit op doelen in Irak en Syrië. De bombardementen vormen voor IS voer voor propaganda waarmee het aanslagen als vergeldingen kan blijven presenteren en het beeld van een ‘caliphate under attack’ hoog kan houden.

Geweld en vormen van recht legitimeren het kalifaat. In de vorm van berechtingen en aanslagen is geweld voor IS een manier om te communiceren met zijn target audience. In publieke terechtstellingen en post hoc-vonnissen worden de tegenstellingen tussen goed en kwaad verduidelijkt en vergroot. Bovendien spreekt de gewelddadige boodschap van IS – vermengd met het religieuze einde-der-tijden-denken – zowel potentiële rekruten in het buitenland aan, als jihadisten die vechten voor andere terroristische groepen. Geweld vergroot dus het ‘marktaandeel’ van IS in de ‘global jihadist struggle’.

‘Not in my name!’

Toch is er reden dit artikel met een positieve noot te eindigen. Veruit de meeste moslims laten zich niet in het kamp van IS drijven en verafschuwen de gewelddadige aanslagen. Zij erkennen het bloedrecht van IS niet en laten zich ook niet door executies overtuigen. Integendeel. Zelfs uit de rangen van het kalifaat stemt niet iedereen in met het geweld van IS. Er zijn al diverse berichten bekend over deserteurs, jihadisten die het kalifaat de rug toekeren omdat zij het geweld van IS als een verkrachting van de Koran ervaren. Of omdat dit geweld zich ook tegen moslims keert.[21]

Tot slot heeft het Westen zelf in de hand in hoeverre het polarisatie in onze samenlevingen toelaat. Wanneer IS met executies een verhaal van recht en onrecht over de Bühne probeert te brengen, hebben zowel de staten in de regio als het Westen gelukkig genoeg argumenten in de hand om in ieder geval die legitimiteit te ondermijnen. Zo spraken na de aanslagen in Parijs 49 gewapende groeperingen in Syrië zich uit tegen het geweld van IS en werd IS door imams en Sjeiks in het Westen veroordeeld. Zelfs al-Qaida heeft in het verleden het geweld van IS veroordeeld. Het voor het Westen meest hoopgevende in de strijd tegen IS zijn de westerse moslims die zich massaal tegen IS uitspreken, bijvoorbeeld via de hashtag #NotInMyName op sociale media.

Noten

De auteur schrijft momenteel onder begeleiding van prof. Beatrice de Graaf zijn scriptie over het fenomeen ‘kangaroo courts’ en de zoektocht naar legitimiteit bij terroristische organisaties.
Beatrice de Graaf, ‘Introduction: a Performative Perspective on Terrorism Trials’, in: Beatrice de Graaf & Alex P. Schmid (red.), Terrorists on Trial: Introducing a performative perspective (verschijnt 2016).
Dick Zandee, ‘Een jaar strijd tegen Islamitische Staat: de balans’, Internationale Spectator, jrg. 68, nr. 8, september 2015.
Graeme Wood, ‘What ISIS Really Wants’, The Atlantic, editie maart 2015, pp. 20-21.
Graeme Wood, ‘What ISIS Really Wants’, The Atlantic, editie maart 2015, p. 24.
Graeme Wood, ‘What ISIS Really Wants’, The Atlantic, editie maart 2015, p. 20.
Alex P. Schmid, ‘Terrorism, Political Crime and Political Justice’, in: : Beatrice de Graaf & Alex P. Schmid (red.), Terrorists on Trial: Introducing a performative perspective (te verschijnen in 2016).
P. Lentini & M. Bakasmar, ‘Jihadist Beheading: A Convergence of Technology, Theology, and Teleology?’, Studies in Conflict and Terrorism, jrg. 30, nr. 4, maart 2007, pp. 303-325, aldaar pp. 304 en 305.
Doyle Quiggle, ‘The ISIS Beheading Narrative’, Small Wars Journal, editie 2, 2015.
Doyle Quiggle, ‘The ISIS Beheading Narrative’, Small Wars Journal, editie 2, 2015.
Doyle Quiggle, ‘The ISIS Beheading Narrative’, Small Wars Journal, editie 2, 2015.
Jarrett M. Brachman, Global Jihadism. Theory and practice, New York: Routledge, 2009, pp. 5 en 11.
Jessica Stern & J.M. Berger, ISIS: The State of Terror, New York: HarperCollins Publishers, 2015, p. 23; Abdel Bari Atwan, Islamic State. The Digital Caliphate, Londen: SAQI Books, 2015, p. 153.
Abu Bakr Naji, ‘Management of the Savagery’ [vertaald door William McCants, John M. Olin Institute for Strategic Studies, Harvard University, 2006], p. 9.
Abu Bakr Naji, ‘Management of the Savagery’ [vertaald door William McCants, John M. Olin Institute for Strategic Studies, Harvard University, 2006], p. 11.
Peter R. Neumann, ‘Victims, Perpetrators, Assets: The Narratives of Islamic State Defectors’, ICSR Report, Londen: ICSR, 2015, pp. 10-11.