Internationale Spectator 8 – 2015 (jrg. 69) – Item 7 van 19

THEMA COLUMNNationale parlementen op het Europese toneel

Volksvertegenwoordigers uit de cockpit

Ben Crum

“U kunt niet blijven doen alsof deze kamer de exclusieve cockpit van de Nederlandse samenleving is.”

“Zeker wel, dat zijn en blijven we.”

Twee jaar geleden had ik deze kleine woordenwisseling met toenmalig kamerlid Mark Verheijen. Ik was uitgenodigd voor een hoorzitting over het burgerinitiatief ‘Geen EU-bevoegdhedenoverdracht zonder referendum’, maar de discussie voerde naar het bredere thema van de plek van de Nederlandse democratie in het geheel van de Europese Unie. En of parlementariërs het nu willen of niet, om effectief te blijven functioneren in een omgeving waarin steeds meer bevoegdheden vervlochten zijn met Europa, moeten zij hun eigen rolopvatting heroverwegen.

De rol van volksvertegenwoordigers is altijd al complexer geweest dan het simpelweg fungeren als spreekbuis van de belangen van de achterban. In zijn fameuze speech tot de kiesmannen van Bristol (1774) betoogde Edmund Burke al bij het begin van de vertegenwoordigende democratie dat de politicus niet slechts een loopjongen (of -meisje) van de kiezers is, maar het vertrouwen moet krijgen om naar bevind van zaken een eigen oordeel te vormen over de besluiten die voorliggen en hetgeen redelijkerwijs haalbaar is. Aldus volgen politici niet slechts de wensen van hun achterban, maar lopen ze ook regelmatig voor hen uit en rechtvaardigen ze met terugwerkende kracht hun optreden in het licht van de dynamiek van de politieke arena.

Politici als diplomaten

Die rol krijgt een extra dimensie in een meerlaagse politiek systeem als de Europese Unie, waarin politieke macht wordt gedeeld met andere staten. In plaats van dat politici zichzelf in het centrum van de nationale soevereiniteit kunnen zien, dwingt de EU hen in toenemende mate te opereren als diplomaten tussen verschillende politieke fora, zoals tussen de nationale regering en de Europese Raad of tussen het nationale parlement en het Europese Parlement (of het nationale parlement van een ander land).

In die meerlaagse constellatie vervullen politici een cruciale rol in het overdragen van de belangen en overwegingen van andere landen naar de eigen, nationale, achterban. De uitdaging in een democratisch Europa is dan om de belangen van andere landen niet slechts als een externe beperking te presenteren, maar om juist ook inzicht te geven in de ratio die achter die belangen schuilgaat.

Concreet, als onze premier instemt met een nieuw hulppakket voor Griekenland en dat vervolgens moet uitleggen in de Tweede Kamer, dan doet hij de Europese democratie een dienst als hij de Grieken niet slechts neerzet als potverteerders die de rest van de Eurozone voor het blok hebben gezet, maar als hij juist inzicht biedt in het belang dat de Grieken eraan hechten om deel te blijven uitmaken van de Eurozone; en ook in de hervormingen die al zijn doorgevoerd, en in de obstakels waar de Griekse overheid tegenaan loopt. Tegelijkertijd geldt ook voor de Griekse premier dat hij niet alleen kan afgeven op Europa, maar ook invoelbaar moet maken dat het steunpakket een belasting legt op de bevolkingen van de andere Eurolanden.

Het belang om de voorkeuren van andere landen te vertalen in het eigen politieke debat geldt voor alle politici die meedraaien in het Europese systeem

Natuurlijk is een dergelijke rolopvatting niet vanzelfsprekend. Het is verleidelijk voor politici om het omgekeerde te doen: alleen het nationale belang benadrukken en voor de rest anderen de schuld geven. Dat lijkt ook de makkelijkste manier om de eigen kiezers naar de mond te praten. Maar een dergelijke beperkte rolopvatting doet afbreuk aan het vertrouwen in het meerlaagse politieke systeem als geheel. En uiteindelijk is deze rolopvatting ook niet vol te houden als je voor tal van beslissingen toch afhankelijk bent van andere landen. Tsipras weet dat inmiddels als geen ander. Maar ook Rutte zal zich voortaan wel bedenken voordat hij bezweert dat er geen cent meer naar Griekenland zal gaan.

Voorkeuren van andere landen

Het belang om de voorkeuren van andere landen te vertalen in het eigen politieke debat, geldt niet alleen voor regeringsleiders of ministers, maar voor alle politici die meedraaien in het Europese systeem. Denk bijvoorbeeld aan parlementariërs die zich bezighouden met de regulering van bonussen in de financiële sector. Ondanks de Britse weerstand is daar inmiddels een Europees kader voor ontwikkeld; tegelijkertijd doet dat kader ook aanmerkelijke concessies aan het belang dat de City blijkbaar hecht aan de bonussen. Een ander voorbeeld zijn de Europese militaire missies. Als parlementariërs zich bijvoorbeeld moeten uitspreken over de Nederlandse bijdrage aan de EU-missie in Mali, dan dienen ze zich rekenschap te geven van de belangen en de motieven van de andere landen die bij die missie betrokken zijn en hem mede vormgeven.

De afgelopen jaren zagen we tal van initiatieven die beogen de positie van nationale parlementen in de Europese Unie te versterken. Meest opvallend is de ‘gele kaart procedure’ die nationale parlementen het recht geeft beroep aan te tekenen tegen Europese wetsvoorstellen die naar hun oordeel onnodig ingrijpen in de nationale beleidsruimte. Een ander voorbeeld is het in het leven roepen van regelmatige conferenties waarin Europese parlementen overleggen over enerzijds het buitenlands en veiligheidsbeleid en anderzijds het economische en financiële beleid.

Op het functioneren van beide initiatieven is het nodige af te dingen. De gele-kaartprocedure is in zes jaar pas tweemaal effectief geactiveerd en de interparlementaire conferenties zijn tot dusver vooral in beslag genomen door discussies over hun interne organisatie.

Uiteindelijk moet de waarde van deze instituties echter niet worden afgemeten aan het aantal keren dat ze effectief een spaak steken in het wiel van de Europese besluitvorming, maar aan de mate waarin ze nationale volksvertegenwoordigers in staat stellen hun eigen rol in het grotere geheel van de Europese Unie te zien; om de specifiek Nederlandse wensen en belangen toe te lichten aan hun Europese collega’s en om de beweegredenen van die Europese collega’s in te brengen in het nationale debat. Aldus krijgen volksvertegenwoordigers die uit de nationale cockpit stappen zicht op een veel bredere horizon.

Deze column bouwt voort op een fragment uit de inaugurele rede van Ben Crum van 2 oktober 2015 onder de titel “De Kwetsbaarheid van de Democratie: Collectief zelfbestuur in een tijdperk van internationalisering”.