Internationale Spectator 2 – 2016 (jrg. 70) – Item 3 van 7

ARTIKEL

Maak Nederland weer voortrekker

Rik Grashoff

Nederland heeft lange tijd een goede naam gehad op het gebied van internationaal recht, solidariteit en internationale samenwerking. Het land was gericht op overleg en compromis. Deze waardengedreven benadering van buitenlands beleid diende de internationale vrede en veiligheid, en daarmee onmiskenbaar het Nederlands belang. We moeten deze reputatie, die de afgelopen vijftien jaar stukje bij beetje is afgebroken, weer in ere herstellen. Nederland moet opnieuw het lef krijgen om de wereld te willen veranderen.

Moraliteit of nationaal belang

VVD-buitenlandwoordvoerder Han ten Broeke schreef recentelijk in de Internationale Spectator een doorwrochte handleiding ter vormgeving van het buitenlands beleid op basis van tien ‘vuistregels’. Op nummer één staat de regel: “Het nationaal belang is de primaire drijfveer van buitenlands beleid.” Ik bestrijd deze stelling op morele en pragmatische gronden. Juist dit uitgangspunt – dat vaak door natiestaten wordt gekozen – draagt in belangrijke mate bij aan ongeloofwaardig tot ronduit desastreus buitenlands beleid en het frustreren van de fragiele internationale rechtsorde. De buitenlandpolitiek van de Russische president Poetin is daarvan op dit moment wellicht het meest wrange voorbeeld.

Ten Broeke meent dat Nederland gebaat is bij een “rules based” wereld, en daar ben ik het van harte mee eens. De vuistregels van Ten Broeke voldoen in dat streven echter niet. Hoewel hij zegt te hechten aan de internationale rechtsorde, krijgt het onderhouden en handhaven van wereldwijd geldende spelregels, het internationaal recht en de universele mensenrechten, geen eigenstandige plaats. Sterker nog, Ten Broeke suggereert zelfs dat rechtsregels vaak in de weg zitten bij het nastreven van het – op realisme gebaseerd – nationaal belang.

Het Nederlands belang is een rekbaar begrip. Wat erachter schuil gaat, is altijd ideologisch gekleurd. Ten Broeke noemt bijvoorbeeld “vrijheid, veiligheid en welvaart” als vanzelfsprekende ingrediënten, maar kiezen we daarbij voor gewin op de korte termijn of verbeteringen op de lange termijn? Als we de vrijheid willen dienen, moeten we dan in het buitenland democratisering en mensenrechten stimuleren? Of moeten we wapens leveren aan ongemakkelijke vrienden, die onze vrijheid verdedigen tegen vijanden?

ISAF-militairen bieden humanitaire hulp in een Afghaans dorp in december 2009

© Wikipedia

ISAF-militairen bieden humanitaire hulp in een Afghaans dorp in december 2009

Als we de veiligheid willen dienen, interveniëren we dan om genocides te stoppen? Of proberen we neutraal te blijven, zodat onze handelsbelangen niet worden geschaad? Als we de welvaart willen verbeteren, proberen we dan het ontwikkelingsniveau in arme landen te stimuleren? Of zetten we ons in voor het verdedigen van de rechten van onze multinationals om geld te verdienen?

“The national interest is not a self-evident guide, it is a construct,” drukt de Amerikaanse politicoloog Stanley Hoffmann het uit. Het nationaal belang spreekt niet voor zich, maar is opgebouwd uit de doelstellingen van beleidsmakers. Ten onrechte worden de belangen van staten vaak tegenover elkaar gezet, terwijl staten en hun inwoners bijna altijd beter af zijn met samenwerking. Als het nationaal belang te nauw of kortzichtig wordt gedefinieerd, kan een land zich in zijn eigen voet schieten.

Schuilen achter de dijken

In de praktijk belemmert het op een voetstuk geplaatste ‘nationaal belang’ vaak de belangen van de staat en zijn inwoners, doordat het te eng wordt begrepen. Waar effectieve multilaterale samenwerking onze vrijheid, veiligheid en welvaart kan vergroten, schieten landen vaak in een nationale reflex wanneer ze op de proef worden gesteld. Daarbij overheerst politiek opportunisme, veelal leidend tot de goedkoopste, minst ingrijpende, snelste en meest zichtbare oplossing.

Binnen de Europese Unie is deze reflex op een aantal terreinen overwonnen, maar lang niet altijd en bovendien vaak tijdig. Zo kreeg de EU pas ná het uitbreken van de Eurocrisis een aantal elementen van economisch bestuur, die er al bij het invoeren van de monetaire unie hadden moeten zijn.

Als het nationaal belang te nauw of kortzichtig wordt gedefinieerd, kan een land zich in zijn eigen voet schieten

Op het gebied van fossiele energie is de Europese coördinatie zo vrijblijvend dat een grote exporteur als Rusland de EU-lidstaten gemakkelijk tegen elkaar kan uitspelen. Landen als Nederland denken te profiteren van hun – zogenaamde – bevoorrechte positie, maar ze betalen met een enorme afhankelijkheid en dus veel zwakkere geopolitieke positie.

Dit wordt tevens pijnlijk duidelijk in de aanpak van terrorisme. Europese lidstaten zijn laks met het delen van cruciale inlichtingen. Diensten concurreren liever met elkaar, omdat dit hun ‘nationale’ positie versterkt. In het ergste geval heeft deze nalatigheid doden tot gevolg. Het is aan politici deze institutionele onwil te doorbreken en het grote plaatje te zien en te dienen.

Zo wordt met een beroep op het nationaal belang datzelfde nationaal belang geschonden. Het ‘verschuilen achter de dijken’ is nooit succesvol. Het volledig en (pro-)actief deelnemen in de Europese Unie is voor Nederland op dit moment de beste manier om vorm te geven aan effectief buitenlandbeleid.

Wereldwijd economisme

Achter het ‘handelen uit nationaal belang’ gaat een veel te sterke focus op het nationaal inkomen op korte termijn schuil. De invulling van het ministerschap door minister Ploumen wordt bijvoorbeeld gekenmerkt door dit internationale ‘economisme’. Binnen haar portefeuille is ‘Buitenlandse Handel’ prominent aanwezig en ‘Ontwikkelingssamenwerking’ steeds minder. Nederland houdt zich niet langer aan de internationaal afgesproken ontwikkelingsbijdrage van 0,7% van het BNP. Bovendien wordt het krimpende budget voor steeds meer zaken gebruikt, van opvang van asielzoekers in Nederland tot militaire missies.

Nederlandse diplomaten worden steeds vaker ingezet voor het faciliteren van bedrijven en zelfs voor het promoten van belastingontwijking. Zo heeft Nederland tijdens het bewind van president Janoekovitsj in Oekraïne een bijeenkomst op de ambassade in Kiev gefaciliteerd, waarin accountants Oekraïense vermogenden voorlichtten over het creëren van belastingconstructies via Nederland. Een gotspe, eens te meer in het licht van het recente ‘nee’ bij het Oekraïne-referendum, waarbij het corruptie-argument in oneigenlijke zin werd gebruikt. Nederland verdient dus geld aan het ondermijnen van de belastinginning in arme landen en wordt internationaal tot de belastingparadijzen gerekend.

Is dat in het Nederlands belang? Wel als het vergroten van het nationaal inkomen op de korte termijn voorop staat, maar niet als vrede, veiligheid en rechtvaardigheid worden nagestreefd. De stabiliteit in de wereld heeft immers geen baat bij het wegsluizen van miljarden om de belasting in – vooral – armere landen te ontwijken. Het draagt bovendien niet bij aan het wederzijds vertrouwen. Een land met een voortrekkersrol zou andere prioriteiten moeten stellen.

Minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders bezoekt in 2013 de dorpoudsten van Bamako in Mali.

© Flickr / Mission de l’ONU au Mali

Minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders bezoekt in 2013 de dorpoudsten van Bamako in Mali.

Een moreel kompas

Het buitenlands beleid moet een morele inslag hebben. Daarom is het belangrijk discussie te voeren over het morele kompas van Nederland. De grondwet laat zich niet uit over het verdienen van geld in het buitenland, maar er wordt wel duidelijk de ontwikkeling van de internationale rechtsorde als doelstelling in omschreven. Deze verplichting strekt zich niet alleen uit tot staten, maar ook tot mensen.

In het Nederlands buitenlands beleid moet het bouwen aan een vrije en veilige wereld voor alle mensen centraal staan. Er moet worden gestreefd naar een wereld waar universele rechten heersen en conflicten aan de hand van deze rechten worden opgelost. Een dergelijke rechtsorde is stabiel en biedt veiligheid voor een land als Nederland. Om zo’n orde dichterbij te brengen, moet Nederland zich sterker inzetten op een aantal terreinen. Hieronder formuleer ik enige punten die tezamen een aanzet vormen tot een agenda.

Bescherming van burgers

Ten eerste zal Nederland moeten werken aan het verder verankeren van en gevolg geven aan de ‘Responsibility To Protect’ (R2P). De massamoorden in Rwanda en de Joegoslavië-oorlog in de jaren ’90 van de vorige eeuw hebben geleid tot een wereldwijde roep om meer actie tegen dergelijke genocides. In 2005 werd vastgesteld dat staten de verantwoordelijkheid hebben hun eigen bevolking te beschermen tegen genocide, oorlogsmisdaden, etnische zuiveringen en misdaden tegen de menselijkheid. Als zij hier niet toe in staat zijn, hoort de internationale gemeenschap hierin te assisteren en zo nodig effectief in te grijpen.

Nederlandse diplomaten worden steeds vaker ingezet voor het faciliteren van bedrijven en zelfs voor het promoten van belastingontwijking

Preventie en wederopbouw zijn belangrijke onderdelen van het R2P-principe. Het instrumentarium hiervoor is echter nog maar mondjesmaat uitgewerkt en wordt slechts zelden op tijd en voldoende ingezet. Militair ingrijpen is een laatste redmiddel dat alleen nuttig kan worden ingezet in samenhang met de andere instrumenten.

Discussies over de legaliteit en legitimiteit van de militaire interventies in Irak en Libië en de Russische schendingen in zijn buurlanden, hebben de ontwikkeling van R2P bemoeilijkt. Toch zou Nederland moeten zoeken naar een uitwerking van dit concept om binnen de systematiek van de VN sneller, beter en consequenter te reageren op misdaden tegen de menselijkheid en genocide.

Ontwikkelingssamenwerking en klimaatfinanciering

Ten tweede moet Nederland ambiëren voorop te lopen in ontwikkelingssamenwerking. Nederland heeft terecht de 3D-benadering ontwikkeld in het kader van internationale missies (defense, diplomacy, development). Vooral de derde ‘D’ – ontwikkeling – moet beter worden uitgewerkt. Gerichte investeringen moeten daarnaast het ontstaan van ‘failed states’ voorkomen. Door in te zetten op armoedebestrijding kunnen de oorzaken van migratie, terrorisme en gewapende conflicten worden aangepakt.

Ontwikkelingssamenwerking is ook op de lange termijn de meest goedkope, de meest effectieve en de meest humane manier om daar én hier welvaart tot stand te brengen. Op korte termijn levert ontwikkelingssamenwerking Nederland geen geld op, maar op de lange termijn kan het veel schelen.

Bovendien moet Nederland ook medeverantwoordelijkheid nemen voor de gevolgen van klimaatverandering. Klimaatverandering verveelvoudigt ellende: gewapende conflicten, vluchtelingen en hongersnood zijn er nu al vaak – deels – op terug te voeren. In de toekomst zal dit nog vaker het geval zijn. Het goede nieuws is dat veel ellende te lijf kan worden gegaan, wanneer er voldoende middelen zijn. Landen als Nederland, die historisch veel broeikasgassen hebben uitgestoten en die welvaart hebben gebracht, kunnen hier een verschil maken.

Geen profijt ten koste van ontwikkeling en veiligheid

Ten derde zou Nederland ook de internationale economische activiteiten in lijn moeten brengen met het moreel kompas. Vaak doet handelsbeleid of een belastingverdrag meer schade aan een ontwikkelingsland, dan dat Nederland aan ontwikkelingsgeld geeft. Beleidscoherentie is belangrijk om te voorkomen dat ontwikkelingssamenwerking een wassen neus is. Daarom moet de regering actief toezien op internationaal, maatschappelijk en verantwoord ondernemen en ook grote bedrijven, zoals Shell, op hun verantwoordelijkheid aanspreken.

Hieronder valt ook de beperking van wapenhandel en de ontwikkeling van en handel in gevaarlijke nieuwe wapens. Nederland zou pleitbezorger moeten worden van een wereldwijd verbod op autonome wapensystemen zonder betekenisvolle menselijke controle. De komst van dergelijke Killer Robots is een riskante stap naar de ontmenselijking van oorlog. Het volautomatisch doden van mensen verlaagt de drempel voor oorlogvoering en verdoezelt de verantwoordelijkheid.

‘Het volledig en (pro-)actief deelnemen in de Europese Unie is voor Nederland op dit moment de beste manier om vorm te geven aan effectief buitenlandbeleid.’

© Flickr / Ministerie van Buitenlandse Zaken

‘Het volledig en (pro-)actief deelnemen in de Europese Unie is voor Nederland op dit moment de beste manier om vorm te geven aan effectief buitenlandbeleid.’

Consequent beleid

Ten vierde moet Nederland als voortrekker streven naar een consequenter beleid. Verregaande hypocrisie haalt namelijk de bodem onder de internationale rechtsorde vandaan. Vanzelfsprekend varieert de optimale handelswijze per situatie. Met een grote handelspartner die door middel van een associatieverdrag aan de EU is verbonden, zal de dialoog over mensenrechten veel directer en oprechter verlopen dan met een groot land dat niet op Europa is gericht. Meer eenduidigheid is geboden als het aankomt op het overschrijden van bepaalde ‘red lines’, zoals grootschalige oorlogsmisdaden of genocide, annexatie van grondgebied of het schenden van het non-proliferatieverdrag. Versterking van het internationaal recht en in het bijzonder het Internationaal Strafhof past in een consequentere wereldorde.

Ambitie, realisme en effectiviteit

Deze agenda is ambitieus. Nederland zal alleen voortgang boeken wanneer het samenwerkt met zijn bondgenoten. Nederland kan wél een voortrekkersrol spelen, zeker in het licht van ons ‘track record’. In het verre verleden hebben het wereldburgerschap van Erasmus en de aanzet tot het moderne volkenrecht van Hugo de Groot ons veel aanzien gegeven. Er staan vele prestaties op naam van Nederland; van de jurist Tobias Asser, die in 1911 de Nobelprijs voor de Vrede won voor het organiseren van de Haagse Vredesconferenties en het oprichten van het Internationaal Arbitragehof, tot de recente geschiedenis waarin Nederland een voortrekker was bij de oprichting van het Internationaal Strafhof en de vorming van de Europese Unie.

Ambitie betekent niet gebrek aan realisme. Net als Ten Broeke meen ik dat buitenlandbeleid bovenal effectief moet zijn. Getuigenispolitiek is niet voldoende: het gaat ook om resultaat. Internationale processen zijn traag en niet zelden moet je genoegen nemen met maar een deel van je gelijk. Nog minder dan in het binnenland kan beleid de werkelijkheid in het buitenland sturen. Internationaal opereren, of het nu een militaire missie betreft, een ontwikkelingshulpproject of een diplomatiek overleg, brengt altijd risico’s met zich. We moeten leren van de onbedoelde gevolgen van ons handelen, maar niet bang zijn en niet afzijdig blijven.

Wel moeten we bewust blijven van ons moreel kompas. Waar doen we het voor? Wat zijn onze lange-termijndoelen? Effectiviteit kan geen excuus zijn voor immoreel handelen. Het mondiaal belang moet voorop staan. Als voortrekker heeft Nederland de mogelijkheid om met kleine handelingen grote veranderingen tot stand te brengen. Een realistisch buitenlands beleid kiest niet voor de doodlopende weg, maar is logischerwijs gericht op een betere wereld.