Clingendael Spectator 3 – 2018 (jrg.72) – Item 5 van 7

OPINIE

“Nederland coalitie-land” is onvoldoende

Adriaan Schout

Gangbare kenschetsen van de positie van Nederland als EU-lidstaat gaan over de ‘grootste van de kleine lidstaten’, ‘open’, en land met een sterke diplomatieke traditie.‍‍[1] De samenhang is duidelijk. Als open, middelgrote economie moet het gemis aan omvang gecompenseerd worden door diplomatiek vernuft in de zoektocht naar stabiele internationale condities. Het vertrek van het VK uit de EU verstoort voor Nederland de machtsbalansen op de Europese en internationale apenrotsen. Geen wonder dat Nederland nu actief nadenkt over coalities als steunpilaar van het diplomatieke handwerk. De discussie over coalities moet echter wel in de, ongemakkelijke, bredere politieke context worden geplaatst.

‘Coalities’ klinkt klinisch en a-politiek. Het gevaar loert dat moties‍‍[2] en discussies hierover het zicht op de politieke uitdagingen versimpelen. Coalities zijn, vergelijkbaar met een motorblok, de schakelingen tussen wensen en daadwerkelijke invloed. De krachtsoverbrengingen in de Europese onderhandelingen moeten kunnen variëren van een soepele automaat tot het krachtige en stugge schakelen van een loodzware terreinauto in de politieke blubber. Interessanter dan te mijmeren over het versnellingsblok zijn discussies over de politieke spanningsvelden waar terreinwagen Nederland doorheen moet manoeuvreren. Coalities zijn daarbij een middel, niet een doel.

Een politieke factor die Nederland mee heeft in het huidige Europese landschap is de persoon van premier Rutte. Behalve zijn politieke souplesse,‍‍[3] is hij ervaren en geniet hij gezag. Een hoge ambtenaar uit de Hanseatic league uitte bedenkingen bij de leidersrol die Nederland voor zichzelf opeist, maar met Mark Rutte heeft Nederland een premier met het noodzakelijke gewicht voor die rol. Zo zette Politico Rutte op plek 4 van de ‘Class of 2018’.‍‍[4] Maar die positionering is allesbehalve gegarandeerd. De ster van nummer 1 van de lijst, Christian Lindner (FPD), is inmiddels verbleekt. Coalitieland Nederland is gewaarschuwd voor vluchtigheid en het gevaar van beperkte houdbaarheid. Dit blijkt ook uit de onzichtbaarheid van beoogd Nederlands zwaargewicht in de Europese Commissie, Frans Timmermans. Eén ding is duidelijk: een onervaren premier zou moeilijker verenigbaar zijn met de Nederlandse leiderschapsambities. Gezag om coalities te smeden en te leiden vraagt immers om gevestigd diplomatiek en politiek gezag. De uitgangssituatie is daarmee gunstig.

Coalitievorming is essentieel, maar het is wel een van de gemakkelijkere onderdelen van de huidige Europese uitdagingen

De uitdagingen die de Europese verdiepingsagenda levert, zijn echter ingewikkelder (zie hiervoor de bijdrage van Tom de Bruijn in dit dossier). De vraag is wat voor Nederland cruciale wensen zijn. Met het oog op het nationale draagvlak en consequenties op de lange termijn moet de regering, ook ongeacht het aantal medestanders, zelf bepalen op welke onderwerpen zij bereid is de onderhandelingen hard, of zelfs keihard, te spelen. In het uiterste geval kan het zo zijn dat zij zonder (of met een hele kleine) coalitie een hard standpunt zal moeten innemen. Onder minister Verhagen, bijvoorbeeld, blokkeerde Nederland samen met Finland in 2011 het Frans-Duitse compromis over toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen. Met deze opstelling oogstte Nederland uiteindelijk juist respect, omdat ook andere lidstaten later schoorvoetend erkenden dat de kwaliteit van de Europese rechtsstaten zou moeten prevaleren boven alledaags pragmatisme.

Dit is geen pleidooi om lukraak harde Europese onderhandelingen in te gaan. Coalitievorming is essentieel, maar het is wel een van de gemakkelijkere onderdelen van de huidige Europese uitdagingen. Interessanter zijn de politieke vragen, zoals op welke onderwerpen flexibiliteit mogelijk is en waar desnoods zonder brede coalitie ‘nee’ gezegd moet worden; dit te meer daar niet langer achter de rug van de Britten gescholen kan worden.

De reputatie van ‘Nederland’ als vechter varieert. Nederland wordt geroemd omdat het boven zijn gewicht kan boksen dankzij de beheersing van de kunst van de diplomatie, maar het wordt ook met enige regelmaat neergezet als hardliner en een obstinaat land.‍‍[5] Deze paradox typeert Nederland als breed-betrokken land dat het debat niet schuwt, maar vaak uiteindelijk toch meegaat – ook al moeten er verkiezingsbeloften voor worden gebroken.

Mark Rutte en Angela Merkel in de Europese Commissie in februari 2018.

© European Commission / Flickr

Mark Rutte en Angela Merkel in de Europese Commissie in februari 2018.

Een voorbeeld is de belofte van Rutte in het heetst van de verkiezingsstrijd in 2012 dat er geen geld meer naar Griekenland zou gaan. De afloop is bekend. In 2015 is toch ingestemd met het derde steunpakket. Het breken van deze verkiezingsbelofte en de les dat het erg moeilijk is om in de EU een hard standpunt in te nemen, bleek traumatisch voor de VVD. Een ander voorbeeld is het besluit van hetzelfde kabinet om toch te participeren in het Europees Openbaar Ministerie; ondanks eerdere besluiten dit niet te doen. Ook de uitslagen van de referenda over de Europese grondwet (2005) en het handelsverdrag met Oekraïne zijn uiteindelijk omgebogen tot pragmatische oplossingen. Juncker schetst Nederland in dit verband inmiddels zelfs weinig flatterend als land dat vaak moeilijk doet, maar uiteindelijk toch wel meewerkt.

Maar op tal van terreinen is Nederland tegelijkertijd nooit bang geweest om zich stevig op te stellen. Sterker, oppositie tegen Franse plannen is een rode draad in de Nederlandse Europese geschiedenis. Er zijn interessante parallellen te trekken tussen het terugduwen van Franse plannen voor een politieke unie door Drees en Luns, en Rutte’s opstelling ten opzichte van Macron. Waar Duitsland het compromis heeft gezocht met Frankrijk,‍‍[6] heeft Nederland die compromissen zoveel mogelijk geprobeerd bij te sturen en in te perken.

Juist omdat Nederland breed inzet, is een goede prioriteitstelling belangrijk ten aanzien van onderwerpen waar Nederland, ook zonder brede steun, zich hard voor wil maken

De opstelling van Nederland is binnen de EU niet uitzonderlijk. Alle lidstaten onderhandelen hard als er wezenlijke politieke of economische belangen op het spel staan. Nederland heeft echter bredere Europese interesses dan veel andere (kleine) lidstaten. De belangen waar Nederland op let variëren van rechtsstatelijkheid tot goed functionerende markten, terwijl landen als Ierland, Finland of Luxemburg slechts op enkele kwesties gericht zijn. Ierland en Luxemburg letten bijvoorbeeld vooral op belastingregels, terwijl Zweden niet in de euro zit. Baltische landen hebben hun ogen gericht op de rol van de EU aan hun Oostgrens. Omdat Nederland veel waarde hecht aan een groot aantal onderwerpen, onderscheidt het zich van veel (kleine) Noordelijke lidstaten. De beperktere Noordelijke lidstaten zijn daardoor geen ideale potentiële coalitiepartners.

Juist omdat Nederland breed inzet, is een goede prioriteitstelling belangrijk ten aanzien van onderwerpen waar Nederland, ook zonder brede steun, zich hard voor wil maken. In het huidige hervormingsdebat liggen voor Nederland kernvragen besloten daar waar de EU een transferunie kan worden en waar kleine integratiestapjes en onduidelijke Frans-Duitse compromissen voor Nederland op termijn ongewenste gevolgen kunnen hebben. Bijvoorbeeld, de Europese Commissie en president Macron zoeken naar vormen van Europese belastingen en heffingen om aan ‘vers’ geld te komen. Ook tracht de Europese Commissie om via kleine stapjes‍‍[7] het intergouvernementele Europees Stabiliteitsmechanisme onder haar vleugels te krijgen, terwijl daarvoor in Nederland het noodzakelijke vertrouwen in de Commissie ontbreekt. Het nut en de gevolgen van tienduizend extra Europese ambtenaren voor een Europese grens- en kustwacht is voor Nederland ook niet direct duidelijk. Veel ruimte voor Europese experimenten lijkt er derhalve bij de Nederlandse politiek en bevolking niet in te zitten.

Met de combinatie van een potentieel gevaarlijke politieke agenda en een onheldere situatie rond minder – geen VK – en onduidelijke coalitiepartners, geldt voor Nederland nu vooral de vraag op welke onderwerpen het bereid is, ook met beperkte steun van coalitiegenoten, hardball te spelen. Het voorkomen van stapjes richting Europese belastingen en een Europees Monetair Fonds onder de Europese Commissie lijken, met hun institutionele en financiële gevolgen, thema’s waar Nederland ook zonder brede coalitie bereid zal moeten zijn het hard te spelen. Niet alle landen zitten in de euro en de consequenties van Europese belastingen hebben lidstaten zoals Oostenrijk en Ierland simpelweg niet op hun netvlies staan. Reputatieschade kan gecompenseerd worden door wat toeschietelijker te zijn op bijvoorbeeld het verre van volmaakte EU-budget. Als dit de lijst van essentiële onderwerpen is, dan moet ook de Tweede Kamer zich daaraan committeren en niet allerlei extra, minder belangrijke, harde punten willen agenderen.

In Nederland bestaat een lange traditie van filosoferen over coalities, variërend van Hans van Mierlo’s ‘Frans-Duitse’ oksel tot Ben Knapens ‘multi-bi’-voorkeuren. De vraag is wat deze discussies hebben opgeleverd. In ieder geval is het nu niet minder relevant om prioriteiten te stellen. Het zou een onderschatting van Rutte’s uitdagingen zijn om ons te beperken tot een discussie over coalities.

Noten

Joseph Janning, ‘The Netherlands: the EU’s hidden coalition champion’, Note from Berlin, June 16, 2016, gebaseerd op onderzoek door de European Council on Foreign Relations (ECFR).
Motie Mulder, Omtzigt en Voordewind, 9 mei 2017, Kamerstuk 21 501, nr. 1229.
Sheila Sitalsing, Mark, Prometheus, 2016.
Schout en Rood, 2013.
Schout, A. ‘Naivität hat einen Preis’, Süddeutsche Zeitung, 19 september 2017.