Hoe de warme relatie tussen Nederland en Iran bekoelde
Boeken & Films Diplomatie & Buitenlandse Zaken

Hoe de warme relatie tussen Nederland en Iran bekoelde

28 Sep 2023 - 14:42
Photo: Staatsbezoek van sjah Mohammad Reza Pahlavi aan Nederland in 1959.© Joop van Bilsen / Anefo / Nationaal Archief 
Terug naar archief
Author(s):

In november bestaat de relatie tussen Nederland en Iran precies vierhonderd jaar. De huidige moeizame betrekkingen maken het moeilijk voor te stellen, maar de band tussen de twee landen werd vijftig jaar geleden bij het vorige jubileum nog uitgebreid gevierd. In het nieuwe boek Onze vriend op de pauwentroon neemt de Leidse Iran-deskundige Maaike Warnaar haar lezers mee terug naar die tijd waarin Nederland warme relaties onderhield met de laatste sjah van Iran. En onderzoekt ze hoe dit alles veranderde na de Iraanse revolutie van 1979.

Het is oudejaarsavond 1977. Met een grote lach op zijn gezicht heft de Amerikaanse president Jimmy Carter het glas en brengt in het indrukwekkende Niavaran paleis in Teheran een toost uit op zijn gastheer, sjah Mohammad Reza Pahlavi. Carter bestempelt Iran – Amerika’s belangrijkste bondgenoot in de Perzische Golfregio – als “an island of stability in one of the more troubled areas of the world”. Ook prijst hij de sjah om zijn “grote leiderschap” en “het respect, de bewondering en liefde die uw volk u geeft”.

Den Haag zag in de sjah wat het wilde zien – een sterke heerser die zijn arme land wilde moderniseren – om daarmee de economische belangen van Nederland veilig te kunnen stellen

Iraanse dissidenten en internationale waarnemers als Amnesty International waren met stomheid geslagen. Het was immers het jaar waarin protesten tegen de verwesterlijking van Iran en het op grote schaal vertrappen van de Iraanse grondwet en mensenrechten juist vol in de schijnwerpers stond.

Net als Carter zag ook de Nederlandse regering destijds niet wat zich daadwerkelijk afspeelde in Iran. Den Haag zag in de sjah wat het wilde zien – een sterke heerser die zijn arme land wilde moderniseren – om daarmee de economische belangen van Nederland veilig te kunnen stellen. Hoe kon Nederland zo blind zijn, en wat veranderde er tijdens de Iraanse Revolutie van 1979?

Koningin Juliana en sjah Mohammad Reza Pahlavi wandelen naar het Koninklijk Paleis op de Dam tijdens het staatsbezoek van de sjah aan Nederland in 1959.
Koningin Juliana en sjah Mohammad Reza Pahlavi wandelen naar het Koninklijk Paleis op de Dam tijdens het staatsbezoek van de sjah van Perzië aan Nederland in 1959. © Harry Pot / Anefo / Nationaal Archief 

Tunnelvisie en wensdenken
Het gebrek aan contact met de gewone bevolking en met de seculiere en religieuze tegenstanders van de sjah vormde volgens Warnaar de kern van het probleem. Nederlandse ambassadeurs gingen – net als hun collega’s – buiten het paleis vrijwel uitsluitend om met meertalige, kosmopolitische ondernemers die hun rijkdom te danken hadden aan hun banden met de sjahs familie. Hierdoor was de informatie die zij ontvingen zeer beperkt en eenzijdig van aard. Dit beperkte perspectief leidde tot tunnelvisie en wensdenken. Zo bleven ze tot kort voor de vlucht van de sjah in januari 1979 hoopvol dat zijn regime de groeiende ontevredenheid onder het volk zou overleven.

Iran-expert Maaike Warnaar deed grondig onderzoek naar die beeldvorming van Iran in Nederland, en hoe dit de relatie met de sjah beïnvloedde. Jarenlang diepte ze informatie op door in talloze archieven te duiken en vele interviews te voeren met betrokkenen.

Dit resulteerde in Onze vriend op de pauwentroon: Nederland en de laatste sjah van Iran, een handzame samenvatting en gedegen analyse van de ups en downs in de Nederlands-Iraanse betrekkingen op zowel economisch, politiek als cultureel vlak van 1959 tot 1979. Warnaar presenteert deze boeiende geschiedenis in een vlot geschreven en prettig leesbaar boek, waarbij ze niet eerder onthulde feiten en anekdotes belicht met oog voor de couleur locale.

Beeldvorming onder het Nederlandse volk
Warnaar laat in haar werk zien dat de media een belangrijke rol speelden in de manier waarop het Nederlandse volk naar Perzië keek. Tot eind jaren zestig van de twintigste eeuw hemelden kranten, televisieprogramma’s, academici en vooral damesbladen als Margriet en Libelle Perzië op als een mythisch land met een eeuwenoude beschaving. Zo zoomden de media bijvoorbeeld maar al te graag in op het sprookjesachtige huwelijk van de sjah en zijn vrouw, Farah Diba.

Ook het Nederlandse koningshuis vervulde in de bestaande beeldvorming een belangrijke rol. Zo maakte kroonprinses Beatrix zich sterk voor hulp aan de wederopbouw van het door een aardbeving verwoeste Iraanse dorp Dousadj. En haar vader, prins Bernard, was dikke vrienden met de sjah en deed regelmatig een goed woordje voor bedrijven die in Iran naar contracten hengelden.

Guillet
Sjah Mohammad Reza Pahlavi en zijn vrouw Farah Diba met prinses Beatrix in 1962. © Harry Pot / Anefo / Nationaal Archief 

Dat de sjah regeerde met een systeem van rechteloosheid en onderdrukking, steeds meer opponenten liet opsluiten en martelen door zijn gevreesde geheime dienst Savak, en dat de armoede, de inkomenskloof, het machtsmisbruik en het verzet groeiden, sijpelde slechts mondjesmaat door tot het publiek in Nederland. De media waren niet goed van deze situatie op de hoogte; ze hadden geen correspondenten ter plaatse en verslaggevers hadden geen reden om het land te bezoeken. Bovendien beschikte de oppositie in Iran maar over beperkte middelen om de aandacht van de westerse pers te trekken.

Als er al aandacht was voor “relletjes”, werden deze afgedaan als niet meer dan een “achterhoedegevecht tegen een onvermijdelijke ontwikkeling”, zoals het Algemeen Handelsblad schreef in 1963. Over het algemeen namen de Nederlandse kranten de visie van de sjah over dat protesten tegen zijn hervormingen achterlijk waren, gebaseerd op religieus fanatisme of aangemoedigd door communisten.

Bij het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken bleef men de autocraat volgens Warnaar zien als een verlicht despoot “die het beste voor had met zijn overwegend traditionele, onderontwikkelde volk”. Dat de sjahs moderniseringen gepaard gingen met onrust was in de ogen van Den Haag onvermijdelijk. “Bovendien probeerde het communisme in Iran voet aan de grond te krijgen en de sjah verdiende de steun van het Westen om dat gevaar af te wenden”, voegt Warnaar toe.

Kantelpunt
Dit beeld begon drastisch te kantelen in aanloop naar het exorbitante feest dat de sjah in oktober 1971 organiseerde ter ere van het 2500-jarig jubileum van het Perzische Rijk, waarvoor hij wereldleiders en wereldpers had uitgenodigd. De PR-campagne voor het evenement was al enkele maanden vooraf in volle gang. Dagblad Tubantia bekritiseerde (de voorbereidingen voor) de viering als een “miljardenverslindende uitspatting in een straatarm Perzië”. En Het Vrije Volk sprak van een “sprookje in een doodarme politiestaat”.

De opvallende knieval voor de sjah laat zien dat Den Haag alles wilde doen om goede relaties met Iran in stand te houden

Naarmate de publieke opinie kritischer werd ten opzichte van het autoritaire bewind van de sjah, begonnen ook steeds meer Nederlandse krantenlezers vragen te stellen over de nauwe banden die de regering onderhield met haar vriend op de pauwentroon. Dit dwong de Nederlandse regering een balans te zoeken tussen enerzijds de gevoeligheden van de Perzische monarch en anderzijds die van kritische Nederlanders.

Een primeur in Warnaars werk is de anekdote over prinses Beatrix die in september 1971 in het geheim Teheran bezocht om haar excuses bij de sjah aan te bieden omdat ze – ondanks een eerdere toezegging – absent zou zijn op het grote jubileumfeest. Als gevolg van de aanzwellende storm van kritiek op het geldverslindende feest had Beatrix besloten af te zien van deze reis.1  Om de sjah niet voor het hoofd te stoten droeg de Nederlandse regering Beatrix op persoonlijk excuses aan te bieden. Deze opvallende knieval voor de sjah laat zien dat Den Haag alles wilde doen om goede relaties met Iran in stand te houden.

Koningin Juliana tijdens haar staatsbezoek aan Perzië in 1963 met sjah Mohammad Reza Pahlavi en zijn vrouw Farah Diba. © Rijksvoorlichtingsdienst (RVD)
Koningin Juliana tijdens haar staatsbezoek aan Perzië in 1963 met sjah Mohammad Reza Pahlavi en zijn vrouw Farah Diba. © Rijksvoorlichtingsdienst (RVD)

Knievallen voor de sjah
Dat bleek ook tijdens de diplomatieke crisis die volgde op de bezetting van de Iraanse ambassade in Wassenaar door Perzische dissidenten in 1974. Tot woede van de sjah kregen de activisten in de rechtbank ruimschoots de gelegenheid hun ontevredenheid over de “moordenaar”, “fascist” en “marionet van Amerika” te uiten. Als wraak riep hij zijn ambassadeur terug en begon een Iraanse boycot van Nederlandse goederen.

Opnieuw volgde een knieval; dit keer door toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel. Hij wendde zich met hangende pootjes tot de sjah om de “immer zo voortreffelijke verhouding met Iran” weer te normaliseren.

De linkse oppositie in Nederland vond de regering medeplichtig aan de onderdrukking in Iran; Van der Stoel was een hypocriet. Zo ver wil Warnaar niet gaan. Wel maakt ze in haar boek duidelijk dat de bewindsman die openlijk de mensenrechtenbeweging Charta 77 in Tsjecho-Slowakije steunde, geen vinger uitstak voor Iraanse dissidenten. In de archieven vond ze immers geen enkel bewijs dat Van der Stoel de onderdrukking van de oppositie bij de sjah heeft aangekaart.

Bezoek van de sjah van Iran aan het Shell Laboratorium te Amsterdam tijdens zijn staatsbezoek aan Nederland in 1959. © Joop van Bilsen / Anefo / Nationaal Archief
Bezoek van sjah Mohammad Reza Pahlavi aan het Shell Laboratorium te Amsterdam tijdens zijn staatsbezoek aan Nederland in 1959. © Joop van Bilsen / Anefo / Nationaal Archief 

Warnaar legt uit dat het voor de minister niet eenvoudig was om zich sterk te maken voor de mensenrechten in Iran, omdat hij de economische belangen van Nederland niet in gevaar wilde brengen. Nederland was sinds de oliecrisis van 1973 voor vijftig procent afhankelijk van de import van Iraanse olie en voor Nederlandse bedrijven was het moderniserende ontwikkelingsland een lucratieve afzetmarkt.

Contraproductieve sancties
Iran is een trots en weerbarstig land met een complexe geschiedenis. Om de huidige regionale grootmacht beter te kunnen begrijpen is het volgens Warnaar belangrijk te beseffen dat het land diverse traumatische ervaringen heeft opgedaan met westerse inmenging en regime change, die ertoe dienden dat vooral het Westen zelf er beter van zou worden. De huidige westerse protesten en sancties tegen het islamitische regime helpen volgens Warnaar daarom ook niets; ze werken eerder contraproductief.

In tegenstelling tot het zwijgen van het Westen tijdens het bloedige neerslaan van de massale protesten tegen het sjah-regime in 1978 en 1979, krijgen de Iraanse demonstranten tegenwoordig namelijk wel steun van westerse regeringen, waaronder die van Amerika, Duitsland en Nederland. Zo knipte de Nederlandse minister van Justitie, Dilan Yeşilgöz, in het najaar van 2022 symbolisch een haarlok bij zichzelf af in het televisieprogramma Op1 om haar steun te betuigen. Daarnaast sprak Nederlands ministerie van Buitenlandse Zaken zich in Teheran uit tegen het geweld tegen demonstranten en ondersteunt het de recente EU-sancties tegen Iran.

De Nederlandse publieke opinie steunt dat beleid, maar of het helpt? Volgens de Iraanse autoriteiten bewijst die steun juist dat het Westen achter de protesten zit. In de ogen van de Islamitische Republiek Iran zijn de actievoerders “een verlengstuk van het westerse imperialisme dat opnieuw voet aan de grond probeert te krijgen in Iran”, aldus Warnaar. Ze benadrukt dat het Westen “met lege handen staat ten opzichte van Iran, want het heeft zichzelf bijna een halve eeuw geleden buitenspel gezet. (…) Door zich zozeer met de sjah te verbinden, wordt het Westen sindsdien gezien als medeplichtig aan zijn despotisme.”

Guillet
In het najaar van 2022 knipt Nederlands minister van Justitie, Dilan Yeşilgöz, een haarlok af bij televisieprogramma Op1 om haar steun te betuigen voor Iraanse demonstranten. © Op1/NPO

Was de westerse steun aan de sjah dan een blunder? Dat is volgens Warnaar maar hoe je het bekijkt. Ze wijst erop dat er in het debat over de val van de pauwentroon ook stemmen zijn die zeggen dat het Westen de sjah niet te veel, maar juist te weinig heeft gesteund: “In plaats van minder repressie was er juist meer onderdrukking nodig geweest om Iran te behoeden voor het scenario van een islamitische revolutie.”

De Nederlandse regering bleef de sjah steunen om zowel politieke als economische redenen. Zo vertrouwde de regering erop dat Washington de sjah niet zou laten vallen en dat hij dus aan de macht zou blijven. Bovendien diende de sjah de Nederlandse handelsbelangen en was zijn regime van groot belang voor het veiligstellen van de aanvoer van aardolie uit Iran.

Een koude kermis

Iraanse dissidenten die hoopten dat het vertrek van de autocratische sjah zou leiden tot democratie en meer respect voor mensenrechten kwamen van een koude kermis thuis. De volksrevolutie van 1979 ontspoorde in religieus despotisme.  

Voor het Nederlandse bedrijfsleven was de revolutie eveneens een ramp. De handel met Iran viel volledig stil.2  De Nederlandse regering kon echter niets anders dan de nieuwe machthebbers erkennen en afwachten hoe de machtsstrijd in Iran zich zou ontwikkelen.

Als de Nederlandse regering de vrijheid van Iraniërs werkelijk zo belangrijk vindt, dan had ze haar kritiek op de Iraanse onderdrukking vijftig jaar eerder kunnen laten klinken

Naarmate de partij van ayatollah Ruhollah Khomeini, de leider van de revolutie, steeds meer politieke tegenstanders executeerde en grootschalig mensenrechten schond, en er als gevolg steeds meer Iraanse vluchtelingen naar Nederland kwamen, begon de politiek in Den Haag zich kritischer uit te laten over het regime. Perioden van massale protesten, zoals die sinds de herfst van 2022, deden zich voor in 1997, 2009 en 2019. Ook in die jaren veroordeelde de Nederlandse regering de gewelddadige onderdrukking van de demonstraties.

“Nu is het, zonder noemenswaardige belangen in Iran, makkelijk om kritiek te leveren op de Iraanse regering”, voegt Warnaar daar in een kritische noot aan toe. Sinds de Iraanse Revolutie heeft Nederland immers weinig invloed kunnen uitoefenen in Iran, aangezien de Nederlandse regering voor de nieuwe machthebbers had afgedaan vanwege haar nalatigheid in het veroordelen van de onderdrukking door het regime van de sjah. Hierdoor ontbreekt ook de geloofwaardigheid in de huidige veroordeling van de leiders van de Islamitische Republiek. “Want eerlijk is eerlijk: als de Nederlandse regering de vrijheid van Iraniërs werkelijk zo belangrijk vindt, dan had ze haar kritiek op de Iraanse onderdrukking vijftig jaar eerder kunnen laten klinken.”

BoekcoverMaaike Warnaar

Onze vriend op de pauwentroon: Nederland en de laatste Sjah van Iran

Gepubliceerd door Amsterdam University Press (2023)

256 pagina's

ISBN: 97890485538971

  • 1De Nederlandse regering wilde overigens juist wel dat prinses Beatrix en prins Claus naar het feest in Persepolis zouden gaan. Buitenlandse Zaken vond dat de “geringe” en “gematigde” kritiek op het feest niet opwoog tegen “de noodzaak om tegenover de Shah en zijn land de vereiste hoffelijkheid te tonen en de bijzonder grote gevoeligheden op dit punt niet te kwetsen”. Warnaar krijgt tot 1 januari 2039 geen toegang tot de stukken over deze kwestie in het Nationaal Archief. Toch heeft ze via openbare bronnen een redelijk compleet beeld kunnen samenstellen van hoe de geheime missie van Beatrix is voorbereid en uitgevoerd.
  • 2Het nieuwe revolutionaire regime schrapte bijvoorbeeld de miljardendeal die de sjah had gesloten met het scheepsbouwconcern Rijn-Schelde-Verolme voor de levering van fregatten. Een grote strop voor de scheepsbouwindustrie.

Auteurs

Marc Guillet
Journalist, schrijver en recensent