Internationale Spectator 9 – 2015 (jrg. 69) – Item 5 van 13

ARTIKEL

Voorbij federalisten en soevereinisten: de EU als Europese democratie

Jaap Hoeksma

Er gaapt een kloof in Nederland. En wel tussen de ‘soevereinisten’, zoals de verschillende groepen anti-Europeanen met een verzamelterm kunnen worden aangeduid, en de ‘federalisten’. Maar zowel de opvattingen van de federalisten als die van hun ‘staatsgezinde’ opponenten zijn achterhaald. Beide stromingen hanteren het uitgangspunt dat de beginselen van democratie en rechtsstaat alleen tot bloei kunnen komen in het verband van een soevereine staat. Volgens Jaap Hoeksma biedt de theorie van democratische integratie een uitweg uit deze impasse; zij verschaft de EU een denkmodel, waarbinnen de Unie zich kan ontwikkelen van een gemeenschappelijke markt naar een gemeenschappelijke democratie.

Er gaapt een kloof in Nederland. Aan de ene kant: de pleitbezorgers van GeenPeil, GeenStijl en de initiatiefnemers van het burgercomité EU met hun geestverwanten. Zij zien ‘Brussel’ als de bron van alle kwaad en grijpen iedere gelegenheid aan om ‘Den Haag’ aan het verstand te brengen dat zij niets van de Europese Unie moeten hebben.

Hun keuze om daartoe een raadgevend referendum over het Associatieverdrag tussen Oekraïne en de EU aan te vragen, is echter vrij ongelukkig. Hun grootste medestander woont immers in het Kremlin. De Oekraïense burgers hebben zich met gevaar voor eigen leven tegen de Russische president Poetin gekeerd en nauwelijks twee jaar later roepen de pleitbezorgers van GeenPeil de Nederlandse kiezers op de verlangens van Poetin in te willigen en zich tegen de toenadering tussen Oekraïne en de EU uit te spreken. Het doel is kennelijk zo verheven, dat het deze uitkomst rechtvaardigt.

De zogenaamde soevereinisten, zoals deze verschillende groepen anti-Europeanen met een verzamelterm kunnen worden aangeduid, zetten zich in het bijzonder af tegen de zogenaamde federalisten aan de andere kant van het politieke spectrum. De aanhangers van de Europese gedachte dragen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog het idee uit dat Europa een federale roeping heeft. Om te voorkomen dat er nieuwe oorlogen in Europa uitbreken, zouden de afzonderlijke landen – naar Amerikaans voorbeeld – moeten opgaan in een Verenigde Staten van Europa.

Hoewel dat volgens de radicaalste federalisten van de ene dag op de andere met een Big Bang zou moeten gebeuren, hielden de meesten het erop dat, als je eenmaal de praktische stap had gezet om vrede te garanderen, de volgende stapjes vanzelf gemaakt zouden worden.[1] In hun visie legde de gemeenschappelijke markt voor kolen en staal de grondslag voor de EEG en leidde die vervolgens weer tot de EU. Zij zien de oprichting van de bankenunie om de eurocrisis te beteugelen als een ultiem bewijs van hun gelijk. Wat sommige eurosceptische burgers ook beweren, het proces gaat onverminderd verder, zo is de gedachte.

Het is niet voor het eerst in de geschiedenis van het ‘tolerante’ Nederland dat de natie zo verdeeld is. Tijdens het twaalfjarig bestand in de oorlog tegen Spanje laaiden de twisten tussen de Arminianen en de Gomaristen dermate hoog op dat Johan van Oldenbarnevelt na een schijnproces werd onthoofd en Hugo de Groot Holland moest ontvluchten. Het eerste stadhouderloze tijdperk eindigde een halve eeuw later met de moord op de gebroeders De Witt en aan de vooravond van de Bataafse revolutie stonden de patriotten en de prinsgezinden elkaar als onverzoenlijke vijanden naar het leven. “O Nederland let op u saeck”, waarschuwde Adriaen Valerius al in 1576 en er is anno 2016 geen enkele aanleiding die raad in de wind te slaan.[2]

Lidstaten blijven de ‘heren der verdragen’

De toon van het debat over Europa is des te opmerkelijker, omdat de voor- en tegenstanders bij nader inzien tegen elkaars vooroordelen ten strijde trekken. Wat zij gemeen hebben, is de onwrikbare overtuiging dat de begrippen democratie en rechtsstaat alleen binnen het verband van een soevereine staat tot bloei kunnen komen. Deze opvatting berust evenwel meer op de leer der ideeën dan op de tekst van de verdragen. De nachtmerrie van de soevereinisten dat Nederland zou opgaan in een federale staat Europa wordt ontzenuwd door artikel 4 van het Verdrag van Lissabon. Het tweede lid ervan schrijft de EU voor om de essentiële staatsfuncties en de territoriale integriteit van de lidstaten te respecteren. Het Verdrag belet de EU, met andere woorden, uit te groeien tot een soevereine staat. De Unie is en blijft gebaseerd op de overdracht van bevoegdheden door de lidstaten. Zij zijn de heren der verdragen.

De soevereinisten kunnen zich er dus over verheugen dat de droom van hun tegenstanders in elk geval niet wordt bewaarheid. Het EU Hof van Justitie heeft dat in een recente uitspraak nog eens ondubbelzinnig onderstreept door expliciet te overwegen dat de EU naar haar aard niet als een staat beschouwd kan worden.[3] Het probleem waar zij zich voor gesteld zien, is dat de EU volgens de tweede titel van het Verdrag van Lissabon wel als een representatieve democratie zal functioneren.[4] Het kenmerk van dit verdrag is dat het de EU inricht als een democratie zonder er een staat van te maken.

Het ligt voor de hand het statelijke denkmodel in te ruilen voor het burgerlijke perspectief van democratie en rechtsstaat

De soevereinisten wijzen deze constructie resoluut van de hand. In hun hang naar het verleden houden zij eraan vast dat de wereld is opgedeeld in staten en dat organisaties van staten per definitie niet democratisch kunnen zijn. Bien étonnés de se trouver ensemble! De soevereinisten zijn het met de federalisten eens dat het concept van een ‘democratie zonder staat’ niet mogelijk is. De vraag die hen tot op het bot verdeeld houdt, luidt of het proces van Europese integratie moet uitmonden in de totstandkoming van een soevereine Staat Europa of in de vorming van een Europa van soevereine Staten.[5]

Door een nieuwe bril naar Europa leren kijken

Staatkundige processen nemen tijd. Zeventig jaar na het begin van de Europese integratie komt aan het licht dat de EU niet langer in termen van het Westfaalse stelsel begrepen kan worden. De EU is geen soevereine Staat Europa en vormt ook geen Europa van soevereine Staten. Het traditionele denkmodel werkt niet meer en moet vervangen worden door een nieuw paradigma. We moeten, met andere woorden, door een nieuwe bril naar Europa leren kijken. Omdat de burgers van de lidstaten sinds het Verdrag van Maastricht ook burgers van de Unie zijn, ligt het voor de hand het statelijke denkmodel in te ruilen voor het burgerlijke perspectief van democratie en rechtsstaat.

In deze visie is het haast vanzelfsprekend dat, als twee of meer democratische staten besluiten de uitoefening van soevereiniteit op een aantal terreinen te delen om gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken, het samenwerkingsverband dat zij daartoe oprichten ook democratisch moet zijn. De essentie van democratisch burgerschap is namelijk dat mensen kunnen samenleven in overeenstemming met de wetten die zij zelf hebben opgesteld. Het is voor burgers van democratische rechtsstaten daarom onaanvaardbaar dat zij rechten en vrijheden zouden moeten inleveren ten bate van internationale samenwerking.[6]

Die voorstelling van zaken en de daarop gebaseerde werkwijze vormden de oorzaak van het democratisch tekort dat allengs ontstond. De theorie van democratische integratie die in dit artikel wordt aangekondigd, stelt daar tegenover dat de EU waarschijnlijker een samenwerkingsverband van burgers en lidstaten vormt, waarin de burgers zowel kunnen deelnemen aan de nationale democratie van hun land als aan de gemeenschappelijke democratie van de Unie.[7] De EU kan in deze benadering omschreven worden als een Unie van burgers en lidstaten die in toenemende mate als een Europese democratie functioneert.

Europees Parlement-voorzitter Martin Schulz

Europees Parlement-voorzitter Martin Schulz met bovengenoemde definitie. Source: Europees Parlement

Opvattingen van soevereinisten en federalisten achterhaald

De kern van dit betoog is dat de opvattingen van de federalisten even achterhaald zijn als die van hun ‘staatsgezinde’ opponenten. Beide stromingen hanteren het uitgangspunt dat de beginselen van democratie en rechtsstaat alleen tot bloei kunnen komen in het verband van een soevereine staat. De federalisten offeren de nationale zelfstandigheid der lidstaten op aan de droom van de Verenigde Staten van Europa, terwijl de soevereinisten de mogelijkheid van een Europese democratie bij voorbaat ontkennen. De theorie van democratische integratie biedt een uitweg uit deze impasse en verschaft de EU een denkmodel, waarbinnen de Unie zich kan ontwikkelen van een gemeenschappelijke markt naar een gemeenschappelijke democratie.

De muze der geschiedenis heeft Europa in de loop der eeuwen al op tal van ironische ontwikkelingen getrakteerd. Het is niet ondenkbaar dat zij een nieuwe verrassing in petto heeft. De Britse politicoloog Michael Burgess stelde in 2006 dat de EU uit theoretisch oogpunt niet kan functioneren, maar in de praktijk wel werkt.[8] Het valt niet uit te sluiten dat er binnenkort een spiegelbeeld van deze paradox zal ontstaan en dat latere generaties tot de conclusie zullen komen dat de EU theoretisch wel kon functioneren, maar in de praktijk niet werkte.

Naar aanleiding van het Nederlandse Voorzitterschap organiseert Jaap Hoeksma komend voorjaar de Dutch Presidency Tour.

Noten

Deze twee stromingen werden gepersonifieerd door Altiero Spinelli en Jean Monnet.
De moraal van Valerius’ gedicht is: ‘let o Nederland! op uw zaak: bewaar, bescherm uw rechten en privilegiën: betoon u krachtig en moedig in dien strijd; doch bovenal eer en dien God!’.
EU Hof van Justitie, Opinie 2/13 van 18 december 2014.
A. von Bogdandy, ‘The European Lesson for International Democracy: The Significance of Articles 9-12 EU Treaty for International Organisations’, The European Journal of International Law, jrg. 23 (2012), nr. 2, 315-334.
Formulering ontleend aan: P.J.G. Kapteyn Kapteyn & P. VerLoren van Themaat, Inleiding in het recht van de Europese Gemeenschappen, Deventer, 1970.
Dit schrikbeeld vormde onder meer aanleiding voor de oprichting van de Commissie Meijers in 1990.
J. Hoeksma, From Common Market to Common Democracy (nog te verschijnen).
M. Burgess, Comparative Federalism, Theory and Practice, Londen, 2006.