Internationale Spectator 1 – 2016 (jrg. 70) – Item 9 van 9

BOEKBESPREKING

De lange adem van China

Sebastian Reyn

Michael Pillsbury

The Hundred-Year Marathon: China’s Secret Strategy to Replace America as the Global Superpower

New York: Henry Holt & Company, 2015; 352 pp.; € 15,49;

ISBN: 978-1-2500-8134-6

cover

De titel van dit boek laat aan duidelijkheid weinig te wensen over: de leiders van het communistische China – van Mao Zedong tot en met Xi Jinping – worden volgens Michael Pillsbury gedreven door de ambitie om binnen honderd jaar, na de communistische machtsovername in China in 1949, de plaats van de Verenigde Staten in te nemen als de hegemoniale macht in de wereld.

Anders dan vaak wordt verondersteld, trekken de ‘haviken’ in Beijing volgens Pillsbury al jaren aan de touwtjes. Dit is het geval sinds de onderdrukking van de hervormingsgezinde krachten in 1989 en de studentenopstanden op het Tiananmen-plein.

Pillsbury moet serieus worden genomen. Hij probeert China al sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw te doorgronden; bovendien valt zijn geluid, als een van de meest vooraanstaande Amerikaanse China-analisten van de CIA, het Pentagon, RAND en het Amerikaanse Congres, moeilijk te negeren. Pillsbury spreekt vloeiend Mandarijn Chinees, beschikt over talloze contacten in kringen die er in China – en daarbuiten – toe doen, en hij heeft al die jaren als een van de weinigen toegang gehad tot geheim inlichtingenmateriaal.

Als adviseur was Pillsbury onder meer nauw betrokken bij president Richard Nixons historische ‘toenadering’ tot China, die volgens hem overigens vooral door China is geïnitieerd – met het doel de Sovjetunie de loef af te steken. Pillsbury’s ‘harde’ boodschap is des te opmerkelijker, omdat hij jarenlang te boek stond als een pleitbezorger van samenwerking met Beijing – een panda hugger. In dit boek rekent hij dus ook af met zijn eigen verleden.

Gebaseerd op traditie

Volgens Pillsbury vallen de leiders van het communistische China in hun strategisch denken steevast terug op axioma’s uit de tijd dat China het strijdtoneel was van acht verschillende staten (‘Warring States’). Vervolgens werd deze status quo doorbroken door de verovering van heel China door de Qin-dynastie in de derde eeuw voor Christus – de tijd waarin de befaamde generaal-filosoof Sun Tzu zijn tijdloze lessen over de krijgskunst optekende. Misleiding, geduld, het gebruikmaken van de kracht van de tegenstander zonder dat hij er erg in heeft en het wachten op het moment dat alle krachten gunstig zijn geconfigureerd alvorens toe te slaan (shi), zijn daarin centrale noties.

Pillsbury rekent in zijn boek af met zijn eigen verleden als ‘panda hugger’

Deze eeuwenoude axioma’s worden volgens Pillsbury nog altijd gecultiveerd door de machthebbers in Beijing. Ook het Chinese bordspel wei qi (of ‘go’), waarbij het de bedoeling is de tegenstander geleidelijk te omsingelen, heeft vérgaande invloed op het Chinese geopolitieke denken.

“The goal is always to disrupt the plans of your rival. To prevent him from seeing the true geopolitical situation. If he sees the shape of ‘shi’ before you do, you cannot place your pieces well on the ‘wei qi’ board.” (p. 133)

Volgens Pillsbury past Beijing de axioma’s uit de tijd van de ‘Warring States’ al decennialang toe op de betrekkingen met de hegemoniale macht (ba) van deze tijd, zonder dat de Verenigde Staten beseffen in welk ragfijn machtspolitiek spel ze precies verzeild zijn geraakt.

“An average wei qi game consists of about three hundred moves, divided into the opening, the middle game, and the end game. […] Beijing’s leaders […] believe they are still in the middle game, the period when China pulls ahead of the United States in GDP but not in comprehensive national power.” (p. 211)

Sinds Nixons toenadering hebben de Verenigde Staten China voortdurend sterker gemaakt, zonder zich bewust te zijn van welk einddoel China voor ogen heeft. Bovendien leven de Amerikanen nog in de – volgens Pillsbury naïeve – veronderstelling dat China op weg is een democratie te worden. De ba wordt doelbewust in slaap gesust, al is het om te voorkomen dat deze hardhandig ingrijpt ter verdediging van zijn positie. China’s ‘message police’, die binnen en buiten China zeer actief is, ziet erop toe dat dit spel tot in de finesses wordt gespeeld. Academici, journalisten, adviseurs en politici worden vanuit Beijing actief bewerkt – of tegengewerkt.

Economische reus

Na decennia van economische groei reikt de invloed van China inmiddels ver, ook in Europa. Het heersende beeld dat China zich ontwikkelt tot een markteconomie is volgens Pillsbury echter onjuist. De spectaculaire groei van de Chinese economie, met groeicijfers van gemiddeld meer dan 10%, was niet mogelijk geweest zonder de decennialange steun van de Verenigde Staten en de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie (WHO) in 2001. China lapt de WHO-regels echter stelselmatig aan zijn laars en de staat houdt achter de schermen de controle over het grootste deel van de economie.

‘Het Chinese bordspel wei qi heeft vérgaande invloed op het Chinese geopolitieke denken.’

‘Het Chinese bordspel wei qi heeft vérgaande invloed op het Chinese geopolitieke denken.’
Source: Flickr / Jaro Larnos

De grootste bedrijven, waarvan een fors aantal inmiddels tot de Fortune 500-ranglijst is doorgedrongen – zoals China Mobile en Huawei – worden door de staat gecontroleerd en gesubsidieerd. Daarnaast berusten China’s concurrentiekracht en welvaart voor een belangrijk deel op – digitale – diefstal van bedrijfsgegevens en illegale namaak.

In dit deel van zijn betoog heeft Pillsbury overigens niet altijd de feiten aan zijn zijde. Zo heeft het Verenigde Koninkrijk Huawei geen totale toegang tot de Britse markt ontzegd; het elektronicabedrijf is echter alleen verteld dat de Britse veiligheidsdiensten geen Huawei-apparatuur zullen aanschaffen. Daarnaast heeft Huawei samen met de Britse inlichtingendienst GCHQ een testcentrum voor software ingericht om vast te stellen of de apparatuur aan de eisen voldoet.

Geslepen militaire koers

Pillsbury’s betoog is genuanceerder over China’s opkomst op het militaire vlak:

“While Chinese leaders harbor deep, even paranoid, insecurities about the United States and Western-led efforts to ‘encircle’ their country, there is little evidence that China seeks to intentionally incite a war with America. Indeed, military confrontation in the near term could be one of the greatest threats to the Marathon strategy, unraveling years of patient, assiduous efforts to build China into an economic and geopolitical hegemon. […] Chinese leaders are playing a long game, aiming to build up their deterrent capability quietly and to improve their conventional forces gradually.” (pp. 135-136)

Hij onderstreept dat China geen militaire veroveringsstrategie hanteert – althans buiten dat deel van de wereld dat het als Chinees grondgebied beschouwt. De Chinezen willen een zodanige krachtsverhouding opbouwen dat anderen er verstandig aan doen Chinese eisen in te willigen. Ook de plannen om Taiwan met militaire middelen in te lijven, staan volgens Pillsbury op een laag pitje; Hu Jintao vertrouwde zijn naaste adviseurs ooit toe dat het gemakkelijker en goedkoper is om Taiwan te ‘kopen’ dan om het te veroveren (p. 209). Een van de kenmerken van de Chinese marathonstrategie – ook ontleend aan het tijdperk van de ‘Warring States’ – is de overtuiging dat “military might is not the critical factor for winning a long-term competition” (p. 35).

Toch is ook op het militaire vlak wel degelijk oplettendheid geboden, aldus Pillsbury. Het militaire denken in China wordt beheerst door de zoektocht naar de ‘assassin’s mace’ (shashoujian). Dat is het geheime wapen uit het tijdperk van de ‘Warring States’, waarmee de underdog de hegemoniale macht op zijn meest kwetsbare punt kan raken en verslaan.

Macht wordt daarbij niet uitsluitend in militaire termen uitgedrukt. Pillsbury citeert uit het controversiële boek Unrestricted Warfare (1999) van de PLA-kolonels Qiao en Wang:

“… it is precisely the diversity of the means employed that has enlarged the concept of warfare. The battlefield next to you and the enemy is on the network. […] Obviously, warfare is in the process of transcending the domains of soldiers, military units, and military affairs, and is increasingly becoming a matter for politicians, scientists, and even bankers.” (p. 138)

Ook in dit deel van de wereld wordt dus het samengestelde – of ‘hybride’ – karakter van hedendaagse en toekomstige conflicten erkend.

Pillsbury maakt duidelijk dat China niet probeert de Verenigde Staten militair te evenaren – zoals de Sovjetunie dat in de periode van de Koude Oorlog wel probeerde, tot het onder de last ervan bezweek. Hij bekritiseert Amerikaanse ‘haviken’ die de Chinese militaire opbouw sterk overdrijven:

“Their expectation that China will strive to create a large military oriented toward the offensive projection of force to dominate its neighbors and beyond […] has been shown to be unfounded. […] Rather than enhancing its power projection capabilities to compete with the United States, China has made little or no investment in various means of power projection, such as long-range bombers, massive ground forces, and nuclear ICBMs.” (p. 140)

Daarentegen is het beeld dat Pillsbury schetst nog verontrustender:

“Chinese military spending on advanced weapons has increased dramatically over the past decade. […] From now to 2030, the Chinese will have more than $1 trillion available to spend on new weapons for their navy and air force.. […] This, combined with U.S. trends, […] paints a picture of near parity, if not outright Chinese military superiority, by midcentury.” (pp. 140-141)

De officiële cijfers van de Chinese defensie-uitgaven laten een heel ander beeld zien, maar liggen in werkelijkheid veel hoger. Dit is onderdeel van de Chinese misleiding, zodat de ba niet voortijdig wordt geprovoceerd.

De onderzeeboot is in Chinese ogen het belangrijkste schip van de 21ste eeuw

Beijing probeert Washington vooral slimmer af te zijn door in het geheim nieuwe wapens te ontwikkelen die de Amerikaanse kwetsbaarheden uitbuiten. Het investeert miljarden in “a generational leap in military capabilities that can trump the conventional forces of major Western powers” (p. 139). Het zogeheten ’863-programma’, dat de ontwikkeling van dual-use-technologieën met civiele en militaire toepassingen omvat, is vooral gericht op de achilleshiel van de Amerikaanse krijgsmacht en samenleving, te weten de sterk gegroeide afhankelijkheid van informatietechnologie.

China heeft fors geïnvesteerd in cyberoorlogvoering en elektromagnetische wapens waarmee in een groot gebied alle elektronica kan worden platgelegd. Daarnaast beschikken de Chinezen over diverse middelen om satellieten uit te schakelen. Bovendien wil China de handelsroutes via zee van de Verenigde Staten kunnen bedreigen, de Amerikaanse militaire macht is van deze routes afhankelijk; de onderzeeboot is in Chinese ogen daarom het belangrijkste schip van de eenentwintigste eeuw (p. 153).

China als ‘nieuwe’ hegemoon?

China voelt zich inmiddels politiek, economisch en militair sterk genoeg om zijn positie in de ‘eigen’ regio met nationalistisch machtsvertoon op te eisen – in het bijzonder in de Zuid- en Oost-Chinese Zee. Tegen de nieuwe, geavanceerde Chinese kruisraketten met groot bereik zijn de Amerikaanse vliegkampschepen en maritieme taakgroepen momenteel al niet meer opgewassen.

In Chinese ogen heeft het westerse verval zich bovendien sneller afgetekend dan verwacht, als gevolg van de financiële crisis vanaf 2008, de ‘mislukte’ militaire interventies in Irak en Afghanistan en de politieke verdeeldheid in het Westen. Door de assertievere houding van China groeit de kans op een – al dan niet beperkte of onbedoelde – oorlog in de regio, aldus Pillsbury. De vergelijking met de periode voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog – in het bijzonder met de maritieme wapenwedloop tussen Duitsland en het Verenigde Koninkrijk, die ondanks de economische verwevenheid tussen de landen in een militair conflict uitmondde – wordt ook in de regio steeds vaker gemaakt.

‘Het militaire denken in China wordt beheerst door de zoektocht naar de “assassin’s mace”.’

‘Het militaire denken in China wordt beheerst door de zoektocht naar de “assassin’s mace”.’
Source: Wikipedia

Is Pillsbury’s betoog overtuigend? Hij voert in zijn boek geen overtuigend bewijs aan voor de stelling dat China in een ‘zero-sum game’ de Verenigde Staten als hegemoniale macht in de wereld wil vervangen. Wellicht zijn deze bewijzen, zoals citaten uit interne Chinese documenten en verslagen van gesprekken met insiders, uit het boek gehaald door de Amerikaanse inlichtingendiensten. Zij hebben het boek gescand op geheime informatie.

Niettemin is Pillsbury’s stelling aannemelijk, al is het maar omdat de marathonstrategie vanuit Chinees perspectief en in het licht van de zowel roemrijke als tragische Chinese geschiedenis verklaarbaar is. De leiders in Beijing hebben bovendien duidelijk belangrijke lessen getrokken uit de desintegratie van de Sovjetunie begin jaren ’90. Het betoog van Pillsbury wint aan overtuigingskracht, doordat hij duidelijk uiteenzet hoe China’s militaire strategie mede is ingegeven door de kwetsbaarheid die het land ervaart als gevolg van het Amerikaanse militaire overwicht tot dusver. “Many U.S. officials – myself included – were late to recognize just how seriously Chinese leaders considered the U.S. ‘threat’ to be.” (p. 142)

China heeft het communisme na de Koude Oorlog ingewisseld voor een virulent soort nationalisme

Tot op zekere hoogte is Pillsbury de vertolker van een hegemoniale macht die – gewend aan een leidende positie gedurende vele decennia – zich bedreigd voelt door een opkomende macht die getalsmatig haar meerdere is en haar in strategisch geduld en sluwheid lijkt te overtreffen. In 2050 is de Chinese economie mogelijk drie keer zo groot als de Amerikaanse en is de renminbi een toonaangevende munteenheid. China is, aldus Pillsbury, tegen die tijd in staat de Verenigde Staten in militair opzicht af te troeven en op mondiale schaal vérgaande politieke, economische en culturele invloed op landen en samenlevingen uit te oefenen.

Een Chinese wereld

“A world shaped in China’s image will be very different from the world we know today,” stelt Pillsbury terecht (p. 178). We doen er verstandig aan daarmee rekening te houden. Aanlokkelijk is dit vooruitzicht echter niet, ook niet vanuit Europees of Nederlands perspectief. Pillsbury onderstreept dit dan ook in scherpe bewoordingen. China subsidieert stelselmatig corrupte regimes die mensenrechten met voeten treden. Het heeft het communisme na de Koude Oorlog ingewisseld voor een virulent soort nationalisme, dat slechts wordt gemaskeerd door geopolitieke kansberekening en een schijnbaar economische liberalisme.

‘China’s concurrentiekracht en welvaart berust voor een belangrijk deel op – digitale – diefstal van bedrijfsgegevens en illegale namaak.’

‘China’s concurrentiekracht en welvaart berust voor een belangrijk deel op – digitale – diefstal van bedrijfsgegevens en illegale namaak.’ Source: Wikipedia

Anders dan Washington stelt Beijing collectivistische waarden boven de individualistische. De internetvrijheid zou in een door China gedomineerde wereld bijvoorbeeld een hele andere vorm kunnen krijgen. Maar misschien is de vervuiling van de atmosfeer, die voor een belangrijk deel haar oorsprong in China vindt, wel het meest bedreigend voor de wereld. In combinatie met het onvermogen – of de onwil? – van Beijing hiertegen werkelijk wat uit te richten, is dit een dodelijk recept. Zolang de ‘haviken’ in Beijing aan de touwtjes trekken, komt hierin volgens Pillsbury geen verandering.

Goede adviezen

Pillsbury is het minst overtuigend in het laatste hoofdstuk, waarin hij zijn adviezen aan de Amerikaanse regering formuleert. Daarin is hij namelijk niet erg consequent.

Washington zou er volgens hem goed aan de axioma’s uit de Chinese oudheid zelf te hanteren, “to beat China at its own game” (p. 214). De eerste stap, aldus Pillsbury, is het probleem ‘bij de naam’ noemen. Volgens de Chinese wijsgeer Confucius is dit het begin van alle goede strategieën. Niettemin onderschrijft hij de kalmerende woorden van Harvard’s Joseph Nye:

“The greatest danger we have is overestimating China and China overestimating itself. China is nowhere near close to the United States. So this magnification of China which creates fear in the U.S. and hubris in China is the biggest danger we face.” (p. 231)

Bovendien is de toekomst afhankelijk van China’s vermogen zijn opkomst – met inbegrip van de hoge economische groeicijfers – de komende decennia voort te zetten zonder verstrikt te raken in binnenlands-politieke strijd. In bepaalde opzichten zitten de leiders in Beijing op de onstuimige rug van een tijger. Dat is niet per se een comfortabele positie; de lessen van het Tiananmen-plein zijn in Beijing geenszins vergeten. China’s leiders zijn er tot dusver op een imposante, maar weinig lovenswaardige, manier in geslaagd in het zadel te blijven zitten. In het verleden behaalde resultaten bieden echter geen garantie voor de toekomst.

Een ander advies dat hij aan Washington geeft, is te doen wat Beijing – geoefend in het wei qi-spel – het meeste vreest: China geopolitiek omsingelen. Pillsbury maakt echter op geen enkele wijze duidelijk hoe dit advies bijdraagt aan de oplossing, behalve dan dat “China’s hawks will get the blame when China feels isolated and alone in the region” (p. 219). Hoe is dit advies bovendien te rijmen met zijn – in het licht van de rest van het boek bevreemdende – opmerking dat de Verenigde Staten “must behave as Great Britain did during the gradual American rise and eclipse of the British Empire”? (p. 231).

Pillsbury breekt daarnaast een lans voor actievere steun aan gematigde, democratie gezinde krachten en het maatschappelijke middenveld in China, zoals de Amerikanen in de Koude Oorlog Sovjet-dissidenten steunden. Dat lijkt een zinvolle suggestie, ware het niet dat hij op veel andere plekken in het boek het geloof in democratisering van China afdoet als een schadelijke vorm van ‘wishful thinking’.

Voorbereid de toekomst in

In het laatste hoofdstuk zijn adviezen die uitgaan van de eigen kracht van de Verenigde Staten – in plaats van gebaseerd op antieke Chinese wijsheden, al zijn deze zeer de moeite waard – opvallend afwezig. Of het Chinese regime slaagt in zijn opzet de Verenigde Staten als hegemoniale macht in de wereld te verdrijven, is voor een belangrijk deel afhankelijk van het vermogen van de Amerikanen om de komende decennia hun leidende politieke, economische, culturele en militaire rol te “moderniseren”. De Verenigde Staten zullen daarbij moeten aanvaarden dat zij – anders dan in de twee decennia na het einde van de Koude Oorlog – niet meer alleen aan de top staan.

De opkomst van China is mogelijk het belangrijkste veiligheidsvraagstuk van de 21ste eeuw

Daarnaast blijft de mogelijkheid van co-existentie met een sterker en welvarender China in een hervormd multilateraal systeem in zijn geheel buiten beschouwing. Hierin zouden de Verenigde Staten samen kunnen optrekken met de EU, maar Europa schittert in het boek door afwezigheid. Aangezien Europa ook in de regio de grote afwezige is – althans in geopolitieke zin – valt Pillsbury dit laatste echter moeilijk te verwijten.

Wat uit Pillsbury’s boek eens te meer blijkt, is dat de kracht van – al dan niet doelbewust gecreëerde – percepties niet mag worden onderschat en dat het Westen in de ‘battle of the narrative’ niet noodzakelijkerwijs in het voordeel is. Percepties zijn onderdeel van de werkelijkheid. Aangezien de opkomst van China mogelijk het belangrijkste veiligheidsvraagstuk van de eenentwintigste eeuw is – althans op mondiale schaal – is de vraag wat China met zijn macht gaat doen, en hoe wij daarop moeten inspelen, van eminent belang.

Het is daarbij heel belangrijk ons te verdiepen in percepties – hoopvolle verwachtingen, angsten, enz. – die vanuit verschillende perspectieven bestaan. Op dit punt heeft Pillsbury, met zijn langjarige ervaring en unieke toegang tot bronnen, een belangrijke bijdrage geleverd. Deze bijdrage is in het Amerikaanse China-debat niet onopgemerkt gebleven en zal waarschijnlijk invloed uitoefenen op het Amerikaanse beleid.

Yan Xuetong voorspelde nogal nadrukkelijk dat China in 2030 een democratie zou zijn

Tijdens het lezen van dit boek moest ik terugdenken aan de invloedrijke Chinese wetenschapper Yan Xuetong van de Tsinghua Universiteit, die op mijn uitnodiging in het kader van de Verkenningen van Defensie een lezing hield over ‘China in 2030’. Xuetong is gespecialiseerd in gedetailleerde vergelijkingen tussen landen aan de hand van factoren die de macht van een land bepalen – een typisch Chinees verschijnsel, waar ook Pillsbury op ingaat. Hij voorspelde nogal nadrukkelijk dat China in 2030 een democratie zou zijn. Ook in andere opzichten bevatte de lezing van Xuetong weinig om ons zorgen over te maken. Hij liet zich na de presentie, in kleiner verband, echter half-gekscherend ontvallen dat hij ons een rad voor ogen had gedraaid. Dit voorval krijgt na lezing van Pillsbury’s belangrijke boek nieuwe betekenis.