1 – 2017 (jrg. 71)

REDACTIONEEL

De aarde is niet plat, maar circulair: de geopolitiek van de circulaire economie

De expeditie van de Portugees Ferdinand Magellaan was in 1522 de eerste die de wereld omrondde en daarmee definitief bewees dat de aarde rond en niet plat was. Het concept van de ‘circulaire economie’ probeert iets vergelijkbaars: het omvormen van onze bestaande ‘platte’ economie, waarin grondstoffen in een lineaire keten worden omgezet in producten die uiteindelijk worden afgedankt als afval, naar een ‘circulaire’, waarin het afval opnieuw een grondstof wordt.

Volgens ons huidige begrip van de natuurwetten is het terugbrengen van grondstoffen in de oorspronkelijke vorm alleen mogelijk als er telkens nieuwe energie wordt toegevoerd, bijvoorbeeld van de zon. De keten is dus nooit helemaal gesloten en de vergelijking van de reis naar een circulaire economie met de tocht van Magellaan gaat dus niet helemaal op. Toch spreekt het concept van de circulaire economie aan: intuïtief moet onze economie ‘meer circulair’ gemaakt kunnen worden door veel efficiënter met onze grondstoffen om te gaan. Op die manier moet het mogelijk zijn om op zijn minst een belangrijke bijdrage te leveren aan een meer duurzame en leefbare mondiale samenleving in de toekomst.

Vaak gaat de discussie daarbij over technologische en economische aspecten van de circulaire economie. Maar ook geopolitiek is hierbij van groot belang. Want traditioneel hebben de import en export van grondstoffen consequenties voor de veiligheid van landen. Ook beïnvloeden die grondstoffen de economische positie van een land: wie grondstoffen kan winnen heeft een economisch voordeel, maar wie waarde kan toevoegen profiteert er nog veel meer van. Bovendien hebben grondstoffen invloed op mondiale publieke goederen als klimaat en biodiversiteit: in hoeverre kan een verantwoordelijke omgang hiermee dan ook andere landen meetrekken om hetzelfde te doen in het belang van iedereen?

Een geopolitieke ontdekkingsreis

Dit Dossier van de Internationale Spectator gaat daarom op ontdekkingsreis naar dit tot dusver weinig verkende deel van de circulaire economie. Drie vragen staan daarbij centraal:

Draagt de circulaire economie bij aan het verkleinen van afhankelijkheden van vitale grondstoffen voor Nederland en de Europese Unie?;

Levert de circulaire economie concurrentievoordelen op voor Nederland en Europa? En wat zijn de consequenties voor andere landen daarvan?;

Draagt een ‘moreel leiderschap’ van Nederland en Europa op het gebied van de circulaire economie bij aan de internationale diplomatie rond het behoud van mondiale publieke goederen?

Zeven auteurs gaan vanuit verschillende achtergronden in op deze vragen over de geopolitiek van de circulaire economie. Grondstoffengezant Dirk-Jan Koch geeft de aftrap met een persoonlijke visie op het onderwerp. Feedback loops en de behoefte aan nieuwe producten en apparaten in de toekomst stellen volgens hem grenzen aan de circulaire economie. Zijn gestolen snelbinders laten bovendien zien dat die economie meer is dan het sluiten van kringlopen alleen. Hij pleit dan ook voor bredere maatschappelijke hervormingen als basis voor een circulaire economie.

Marjolein de Ridder plaatst de circulaire economie in meer detail in de context van het Nederlands buitenlands beleid. Ze beargumenteert dat Nederland naast economische voordelen en vermindering van strategische importafhankelijkheid ook een moreel leiderschap op zich zou kunnen nemen door in te zetten op de circulaire economie, vooral wanneer het gaat om samenwerking met armen in ontwikkelingslanden aan de basis van de welvaartspiramide en bij het bevorderen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Michel Rademaker komt tot vergelijkbare conclusies in een heel andere analyse. Hij kijkt daarvoor naar het perspectief van ontwikkelingslanden die voor hun economie sterk afhankelijk zijn van de export van grondstoffen naar de EU. Rademaker laat zien dat het aantal landen met een dergelijke afhankelijkheid beperkt is. Maar omdat het daarbij vaak gaat om landen met een matig tot slecht bestuur, kan het wegvallen van inkomsten uit grondstoffen door een sterkere inzet op de circulaire economie door de EU toch grote invloed hebben. De EU doet er daarom volgens Rademaker goed aan om tegelijk met het bevorderen van de circulaire economie partnerschappen met die landen op te zetten waarin de diversiteit van hun economie wordt gestimuleerd.

Ook Arnold Tukker en Ton Bastein gaan in op de cijfers achter de circulaire economie. Dat de EU en Nederland sterk afhankelijk zijn van importen uit het buitenland is algemeen bekend, maar veel specifieke informatie over afhankelijkheden van halffabrikaten en producten van elders ontbreekt nog. Het is lastig om die informatie boven tafel te krijgen, ook al omdat een deel van die – concurrentiegevoelige – informatie bij bedrijven ligt. Die zullen dus ook betrokken moeten worden bij de ontwikkeling van informatiesystemen die meer zicht kunnen geven op afhankelijkheden.

Arnoud Passenier neemt twee specifieke ketens onder de loep waarin Nederland koploper is in het bevorderen van een meer circulaire economie: fosfaat en plastics. Sleutel tot het Nederlandse succes is in beide gevallen het op de juiste manier bij elkaar brengen van zo veel mogelijk relevante partijen in de keten. Die partijen dragen ieder vanuit hun eigen belang bij aan een efficiënter gebruik van grondstoffen en leren in het proces tegelijk over de belangen van de andere partijen in de keten, met wie zij soms voor het eerst bijeen komen.

Tjitske IJpma ten slotte trekt de lijn door wat betreft de nieuwe partnerschappen die nodig zijn voor het bevorderen van een circulaire economie. Onder meer bespreekt zij de resultaten van het Nederlandse EU‑voorzitterschap in de eerste helft van 2016, waar de meningen over, en snelheden van lidstaten wat betreft de circulaire economie nog steeds sterk uiteenlopen. Ook gaat zij in op de samenwerking buiten Europa en de multilaterale diplomatie die daarvoor noodzakelijk is. Alleen politieke moed en continuïteit in het streven naar een circulaire economie over meerdere EU‑voorzitterschappen heen kunnen wat haar betreft op de lange termijn een internationale circulaire economie opleveren.

Uit de analyses van de zes auteurs blijkt in ieder geval dat geopolitiek en circulaire economie nauw met elkaar verbonden zijn. Economie, handel, afhankelijkheden, politieke macht en ook morele zendingsdrang zijn een aantal van de drijfveren bij de ontwikkelingen rond die economie. Hype en hoop gaan daarbij hand in hand. Wat dat betreft lijkt er weinig veranderd te zijn sinds de tijden van Magellaan. Zou de geschiedenis soms ook circulair zijn?

Stephan Slingerland

Stephan Slingerland is senior associate fellow bij het Clingendael International Sustainability Centre (CISC), lid van de algemene redactie van de Internationale Spectator en gastredacteur van dit dossier.

Blijf op de hoogte

Bezoek onze website, ook voor toegang tot ons uitgebreide archief: voor nog meer duiding en diepgang bij de internationale ontwikkelingen van vandaag en morgen. Volg de Internationale Spectator op TwitterFacebook en LinkedIn of abonneer u op onze nieuwsbrief. Daarin zetten we recent verschenen artikelen op een rij, blikken wij vooruit op komende dossiers en brengen wij lezingen & debatten onder uw aandacht.

ISSN 2405-8319

Coverfoto: Flickr / Martin Fuchs