De misleidende ontstaansmythe van de Geneefse Conventies
Books & Movies Conflict and Fragility

De misleidende ontstaansmythe van de Geneefse Conventies

12 Oct 2022 - 10:57
Photo: De orignele Geneefse Conventies uit 1949 tijdens een conferentie naar aanleiding van het 60-jarige bestaan van de conventies in 2009. © FCO / Flickr
Back to archive
Author(s):

Door de oorlog in Oekraïne staan de Geneefse Conventies van 1949 opnieuw in de belangstelling. De Nederlandse historicus en politicoloog Boyd van Dijk neemt in zijn nieuwe boek Preparing for War de boeiende én verwarrende ontstaansgeschiedenis van de humanitaire verdragen onder de loep. Was ‘Genève 1949’ werkelijk een vredevolle revolutie?

coverDe laatste tijd vangt het internationaal humanitair oorlogsrecht weer extra schijnwerperlicht, en daarmee ook de voornaamste praktijkvertaling hiervan: de Conventies van Genève. Deze hernieuwde belangstelling danken we (of wellicht toepasselijker: hebben we te wijten) aan onder meer de war on terror1  en uiteraard de oorlog in Oekraïne.

Desalniettemin heeft deze medaille ook een keerzijde. Met de extra aandacht komen namelijk ook de tekortkomingen in het internationaal humanitair oorlogsrecht – en de Conventies van Genève in het bijzonder – (opnieuw) bloot te liggen.

De Nederlandse historicus en politicoloog Boyd van Dijk neemt in Preparing for War de boeiende én verwarrende ontstaansgeschiedenis van de Geneefse Conventies van 1949 onder de loep. Tot op de dag van vandaag vormen deze verdragen een fundament onder het internationaal humanitair oorlogsrecht, dat zowel burgers als ‘buiten gevecht gestelde’ militairen (zoals gewonden en krijgsgevangenen) moet beschermen.

Handtekeningen en stempels onder de originele Geneefse Conventies uit 1863. Wikimediacommons.jpg
De originele Geneefse Conventies uit 1863. © Wikimediacommons

Wat zijn de Geneefse Conventies?

De Geneefse Conventies is de verzamelnaam voor de verdragen die van 1864 tot 1949 (en met latere aanvullingen) zijn geformuleerd in Genève en die, als onderdeel van het internationaal humanitair recht, de rechtsregels bepalen ten tijde van een gewapend conflict. In eigenlijk alle moderne internationale hoven worden de conventies nadrukkelijk toegepast. Het aantal leden is met de toetreding van Zuid-Soedan in 2011 en Palestina op in 2014 gestegen tot 196.

In zijn boek voert Van Dijk tot in detail de onderhandelaars op die als koorddansers – en om zeer uiteenlopende redenen – de oorlogvoering wilden afbakenen “by deciding who deserved protection, what counted as a legitimate target, whose lives mattered, whose did not, when these principles applied, and who had the right to enforce them”.2

Van Dijk kiest hierbij voor een analyse die ingaat tegen het gangbare beeld. Hij zet wezenlijke vraagtekens bij de mythe – vooral gekoesterd door het Internationaal Comité van het Rode Kruis, de Zwitserse overheid en een lobby van liberale juristen – dat de Geneefse Conventies van 1949 het resultaat waren van een lineaire ontwikkeling naar een ‘universeel moment van rechtvaardigheid’. Deze mythe prijst Henri Dunant als grondlegger van de Rode Kruisbeweging en opsteller van de eerste Geneefse Conventie (1863), presenteert de Zwitserse jurist Jean Pictet als dé drijvende kracht achter de onderhandelingen, en portretteert de oprechte wens om de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog (met name de Holocaust) om te zetten in iets positiefs als idealistische motor achter de Conventies van 1949.

Klep - Schilerij toont de Zwitser Henri Dunant tijdens de Slag van Solferino in 1859. Wikimediacommons
Schilderij toont de Zwitser Henri Dunant tijdens de Slag van Solferino in 1859. © Wikimediacommons

In dit dominante narratief is ‘Genève 1949’ het project van een gedreven groep liberaal-internationale activisten die de tekortkomingen van eerdere verdragen wilde rechttrekken. Kortom, een progressief-teleologisch en moraliserend narratief gericht op een betere toekomst voor de mensheid en een humanere oorlogvoering.

Volgens Van Dijk is dit “master narrative” over het ontstaan van de Geneefse Conventies (1949) een nogal opgeklopte – om niet te zeggen misleidende – stichtingsmythe. Hij gaat zelf voor een constructivistische insteek, die benadrukt dat ieder individu de werkelijkheid op een eigen manier interpreteert.

Volgens Van Dijk waren niet zozeer de erfenis van het verleden (lees: de verwerking van de Tweede Wereldoorlog) of onveranderlijke staatsbelangen bepalend bij de totstandkoming van de Conventies, maar moet worden gefocust op de vraag hoe een scala aan (eigen) belangen, persoonlijke achtergronden en fluïde internationale ontwikkelingen alle onderhandelaars afzonderlijk beïnvloedde.

De onderhandelaars waren vaak vertegenwoordigers van staten die als (koloniale) grootmachten de rechten van andere volkeren onderdrukten

In dit complexe mengvat evolueerden de standpunten van onderhandelaars voortdurend; soms namen ze zelfs een geheel onverwachte afslag. Dit gebeurde mede onder invloed van voortdurend ingrijpend wijzigende omstandigheden, zoals het begin van de Koude Oorlog of het verloop van de dekolonisatieoorlogen. Ook binnen nationale delegaties en overheden openbaarden zich substantiële meningsverschillen over de juiste koers, benadrukt Van Dijk.

Veel onderhandelaars, zo onderstreept de auteur, droegen eigenlijk twee petten. Enerzijds was daar de rugzak met hun eigen ervaringen; niet zelden hadden ze het geweld van de Tweede Wereldoorlog aan den lijve ondervonden als militairen, verzetsstrijders of burgers. Met deze persoonlijke ballast steunden ze vaak een vergaande inperking van de rechten van oorlogvoerende en bezettende machten.

Klep - Poster van het Rode Kruis ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Wikimediacommons
Poster van het Rode Kruis ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. © Wikimediacommons

Anderzijds waren diezelfde onderhandelaars vaak vertegenwoordigers van staten die als (koloniale) grootmachten de rechten van andere volkeren onderdrukten (zo ook Nederland in Indonesië). Terwijl het Internationaal Comité van het Rode Kruis begin 1945 een eerste memo met plannen voor een nieuwe Geneefse Conventie verstuurde, reduceerden geallieerde bommenwerpers de Duitse stad Dresden tot een smeulende puinhoop.  

Zeker de onderhandelaars van de grote mogendheden waren volgens Van Dijk doorgaans niet zozeer bezig met het overwinnen van de erfenis van de Tweede Wereldoorlog (‘dit nooit weer!’), maar bovenal met de toekomst: de (komende) dekolonisatieoorlogen en de ontluikende Koude Oorlog, die zelfs een nucleaire catastrofe niet ondenkbaar maakte. De Britse regering onder leiding van Clement Attlee, toch uit sociaal-progressief hout gesneden, verzette zich hardnekkig tegen elke uitbreiding van het internationaal humanitair oorlogsrecht.

Samen met de Amerikanen wilden de Britten als oorlogvoerende mogendheden geen afstand doen van instrumenten die ze in de Koude Oorlog en als (potentiële) bezetters nog dachten nodig te hebben. Denk aan massale luchtbombardementen, atoomwapens, hongerblokkades en het bezettingsrecht (inclusief grootschalige detentie en repressie).

De Sovjet-Unie speelde een opvallend constructieve rol. De Sovjets waren bijvoorbeeld bereid grenzen te stellen aan het nemen van gijzelaars, vergelding, collectieve straffen en rassendiscriminatie. Maar achter deze schijnbare welwillendheid ging een politieke agenda schuil: voor de Sovjets waren de onderhandelingen in Genève vooral een soort postkoloniaal forum om de westerse hypocrisie te fileren.

Met name de grote mogendheden wensten zich simpelweg niet te binden aan regels die een spaak in hun toekomstige oorlogvoering kon steken

Op haar beurt was de Sovjet-Unie nooit serieus van plan internationale inspecties toe te laten, politieke gevangenen als beschermde categorie te erkennen of tekstverwijzingen naar de bezetting van Oost-Europa te accepteren. Groot-Brittannië, de Sovjet-Unie en uiteindelijk ook de Fransen voelden er niets voor om zich de optie om bijvoorbeeld massaal groepen te detineren uit handen te laten nemen, al helemaal niet in de gebieden die ze zelf controleerden.

Van Dijk maakt overtuigend duidelijk dat bij alle onderhandelaars weliswaar het gevoel leefde dat oorlogen humanitaire grenzen moesten kennen, maar dat in de onderhandelingspraktijk hun ervaringen, ideeën, belangen en verwachtingen wezenlijk uiteenliepen. Waar sommigen uitgesproken anti-imperialistische standpunten aan de dag legden, waren anderen niet van plan ook maar een millimeter te tornen aan de koloniale heerschappij. En waar sommigen bereid waren soevereiniteit in te leveren om het internationaal humanitair oorlogsrecht vooruit te helpen, kwamen anderen vooral naar Genève om de Koude Oorlog en de dekolonisatiestrijd in de vergaderzalen uit te vechten.

Kortom, de ‘overwinning op het verleden’ of een universeel ‘humanitair moment’ waren volgens Van Dijk niet richtinggevend – in tegenstelling tot wat de Geneefse stichtingsmythe wil. Met name de grote mogendheden wensten zich simpelweg niet te binden aan regels die een spaak in hun toekomstige oorlogvoering kon steken.

De grote mogendheden voelden er niets voor bindende concepten als ‘oorlogsmisdaden’ toe te laten

Parallel hieraan klonk onder de grote mogendheden regelmatig het ‘afleidingsargument’ dat de Geneefse Conventies en het Rode Kruis zich beter specifiek moesten beperken tot de bescherming van individuele oorlogsslachtoffers. Grotere thema’s als de strategische luchtoorlog, massaal willekeurig geweld, hongerblokkades of omstreden wapens (nucleaire wapens inbegrepen) zouden dan toevallen aan een ander forum (vooral de nog jonge Verenigde Naties) of aan een andere set rechtsregels (zoals de Haagse Conventie).

Het gevoelige thema van de afdwinging van de Geneefse Conventies verwaterde eveneens. De grote mogendheden voelden er niets voor bindende concepten als ‘oorlogsmisdaden’ toe te laten. Deze zouden immers als een boemerang kunnen terugkomen. Al helemaal off limits waren in hun ogen permanente inspectieorganen of permanente strafhoven.

Klep -Ondertekening van de Geneefse Conventies in 1949. British Red Cross- Flickr
Ondertekening van de Geneefse Conventies in 1949. © British Red Cross /  Flickr

Wat in 1949 tot stand kwam, was een set documenten vol gebreken, sterk eurocentrisch van karakter en blind voor niet-internationale conflicten en de krachten van het antikolonialisme. Idealisme schuurde met realisme – en de laatste stond zijn mannetje. Niet voor niets waren veel staten achteraf traag met het ratificeren van de Conventies. Geheel in lijn met het veiligheidsdilemma onderhandelden de rivaliserende grootmachten met een nieuwe wereldoorlog in gedachten en met de bereidheid vijandige bevolkingen desnoods onvoorstelbaar leed toe te brengen.

Een sprekender voorbeeld van de complexiteit en de kunst van multilaterale diplomatie dan Genève 1949 is nauwelijks te vinden. Het was een rommelig en frustrerend proces, maar tegelijkertijd al even verrassend en creatief. Nationale delegaties bleken intern verdeeld of hun argumenten botsten met die van de hoofdsteden.

Wat alle onderhandelaars wél overeen hadden, was dat ze het Geneefse proces niet zagen als een instrument om uiteindelijk wereldvrede mee voort te brengen.3  Het ultieme doel was de regulering van oorlogvoering in het eigen belang – niets meer en niets minder.

Klep - Een medewerker van het Rode Kruis omhelst een Oekraïnse vrouw ten noorden van Kiev in april 2022. Reuters
Een medewerker van het Rode Kruis omhelst een Oekraïense vrouw ten noorden van Kiev in april 2022. © Reuters

Van Dijks historiserende aanpak slaagt behoorlijk goed. De lezer volgt de discussies in Genève vanuit de mindset van de jaren veertig. En het kan niet anders dan dat ook Van Dijk worstelt met de erfenis van Genève 1949.

Impliciet erkent hij dat de Geneefse stichtingsmythe niet helemaal een leugen is: het Internationaal Comité van het Rode Kruis en andere voorvechters wilden de oorlog oprecht menselijker maken. Met name de nieuwe ‘Civilian Convention’ en het ‘Common Article 3’ (het compromis over de toepasbaarheid van de Geneefse Conventies in niet-internationale conflicten) waren wel degelijk stapjes vooruit.

Burgers waren met "Genève 1949" in de harde praktijk niet heel veel beter af

Ook Van Dijk waardeert de inspirerende werking van de conventies: “While far from fully realized, that powerful vision of humanity and brutality restrained continues to inspire humanitarians today. Few could have imagined this in 1944, when the ICRC began revising the Conventions and the contours of a new international legal order were starting to come into view through the ruins of war.”2  Voor het eerst benaderden veel onderhandelaars het bestaande humanitaire oorlogsrecht niet puur vanuit het oogpunt van de privileges van oorlogvoerenden en bezetters of als een onvermijdelijke exercitie in staatsgeweld. We ontwaren door de mist iets van opkomend ‘human rights thinking’ en het concept van bescherming van burgers – zij het vooral op papier.

Het boek van Van Dijk laat zien dat Genève 1949 wellicht niet de revolutie was die de Geneefse geboortemythe pretendeert dat het is. Burgers waren in de harde praktijk niet heel veel beter af.4  In plaats daarvan weerspiegelde het wat multilaterale afspraken altijd weerspiegelen: de stand van zaken in wat politiek en juridisch haalbaar is. Pas met de aanvullende protocollen van 1977 en het ontstaan van internationale strafhoven werden enkele van de gaten (deels) gedicht.

Maar hoe dan ook, de kans is klein dat de roemrijke ontstaansmythe van Genève 1949 in het niets zal oplossen. Ook Van Dijk wenst dit eigenlijk niet. Zoals de voorvechters steeds benadrukken: het is moreel belangrijk om de mythe levend te houden. Al is het maar als tegenwicht voor de basale reflex van staten om zich voor te bereiden op oorlog. Het Oekraïneconflict bewijst hoe sterk deze reflex nog altijd voortwoekert.

coverBoyd van Dijk - Preparing for war. The making of the Geneva Conventions

Uitgeverij: Oxford University Press, 2022

Pagina's: 400

Prijs: £80.00

ISBN: 978–0–19–886807–1

 

  • 1In 2006 hanteerde het Amerikaanse Supreme Court de Conventies nog als toetssteen in de fameuze zaak Hamdan v. Rumsfeld.
  • 2 a b Van Dijk, Preparing for war, blz. 332.
  • 3Een uitzondering is het Internationaal Comité van het Rode Kruis, dat dit einddoel wel propageerde.
  • 4Het idee van veilige zones bleef strak gelimiteerd en hetzelfde gold voor noodhulp in bezette gebieden.

Authors

Christ Klep
Militair historicus