Hoe speciaal is de Brits-Amerikaanse inlichtingenrelatie?
Books & Movies Security & Defence

Hoe speciaal is de Brits-Amerikaanse inlichtingenrelatie?

28 Feb 2023 - 17:06
Photo: Hoofdkwartier van MI6 in Londen. © Wikimediacommons
Back to archive
Author(s):

De relatie tussen de Britse en Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten behoort tot de meest duurzame en productieve in de internationale politiek. In het boek The Real Special Relationship diept de Britse spionagehistoricus en journalist Michael Smith deze samenwerking op bijna encyclopedische wijze uit, en deelt daarbij een aantal pakkende details.

coverDe Britse en Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten werken allereerst hecht samen op het gebied van signals intelligence (Sigint): het verzamelen van inlichtingen door berichten te onderscheppen en analyseren. Deze samenwerking begon tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen de voorloper van de Amerikaanse National Security Agency (NSA) en zijn Britse tegenhanger Government Communications Headquarters (GCHQ)1  gezamenlijk vitale successen wisten te boeken bij het breken van Duitse en Japanse communicatiecodes. Na de oorlog sloten ook de Sigint-diensten van Canada, Australië en Nieuw-Zeeland zich aan bij de Amerikaans-Britse inlichtingenalliantie. Dit resulteerde in een samenwerkingsverband dat vandaag de dag door het leven gaat als de ‘Five Eyes’.2

De inlichtingensamenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten ging echter veel verder dan alleen Sigint. Op tal van terreinen werd systematisch informatie uitgewisseld en incidenteel werden zelfs op het gebied van human intelligence (Humint) gezamenlijke operaties uitgevoerd. De Britse spionagehistoricus en journalist Michael Smith maakt dit duidelijk in zijn nieuwste boek: The Real Special Relationship.

Human intelligence
Over samenwerking op het gebied van Humint noemt Smith het bekende voorbeeld van Oleg Penkovski, de officier van de militaire inlichtingendienst van de Sovjet-Unie (de GROe) die het Westen voorzag van een veelheid aan geheime informatie. Begin jaren ’60 werd Penkovski bij enkele bezoeken aan het Westen tot diep in de nacht gedebrieft door een team van vier man, bestaande uit twee medewerkers van de Amerikaanse buitenlandse inlichtingendienst (CIA) en twee van de Britse buitenlandse inlichtingendienst (MI6).

DeJong - Sovjetofficier in de Berlijnse tunnel in 1956. Wikimediacommons
Sovjetofficier in de Berlijnse tunnel in 1956. © Wikimediacommons

Britse en Amerikaanse inlichtingendiensten werkten intensief samen bij tal van geheime operaties. Een bekend voorbeeld – dat ook besproken wordt in The Real Special Relationship – is de Berlijnse tunnel, die de CIA en MI6 midden jaren ’50 in het diepste geheim aanlegden om vanuit de Amerikaanse zone telefoonlijnen van het Sovjetleger af te tappen, net over de grens in Oost-Berlijn. Deze technisch hoogstaande operatie werd echter al in een pril stadium verraden aan de geheime dienst van de Sovjets (KGB) door de Sovjetagent George Blake, die als MI6-medewerker de eerste vergadering met de CIA over de Berlijnse tunnel had genotuleerd.

Het verraad van Blake is een goed voorbeeld van het extra risico dat inherent is aan samenwerking tussen diensten bij inlichtingenoperaties. Een agent die voor de tegenstander werkt, heeft mogelijk de luxepositie dat hij de geheimen van twee diensten kan verraden in plaats van slechts één.

Amerikaanse hulp bij de Falklandoorlog
In zijn grondig gerechercheerde boek weet Smith menig pakkend detail over de speciale Brits-Amerikaanse relatie op te diepen. Neem de Falklandoorlog van 1982, waarin een Britse strijdmacht het Argentijnse leger verjoeg van de bezette Falklandeilanden in het zuidelijk deel van de Atlantische Oceaan.

DeJong- Britse marineschepen bij de Falklandseilanden in 1982. Wikimediacommons
Britse marineschepen passeren Gibraltar op weg naar de Falklandeilanden in 1982. © Wikimediacommons

Smith haalt een functionaris van de GCHQ aan, die uitlegt dat het de Britse dienst niet veel moeite kostte om Argentijnse codes te breken en daarmee alles over de militaire plannen van de tegenstander te weten te komen. Dit had te maken met het feit dat de NSA achter de schermen al sinds jaar en dag toegang had tot de codeerapparatuur die wereldwijd werd geleverd door de Zwitserse firma Crypto AG, onder andere aan Argentinië. Dat de Amerikaanse NSA die toegang had, betekende vanzelfsprekend dat dit ook gold voor de Britse GCHQ.

Affaire met Kennedy
Dan nog een onverwacht voorbeeld van de sterke onderlinge vervlechting van de Amerikaanse en Britse politiek op het terrein van inlichtingen en veiligheid. De Britse minister van Defensie John Profumo moest in 1963 aftreden vanwege zijn buitenechtelijke verhouding met de Britse Christine Keeler, een model en callgirl die tijdens haar affaire met Profumo tegelijkertijd een relatie had met de Russische militaire attaché in Londen. Dat bracht de minister in een compromitterende situatie, vooral ook omdat de bewuste attaché een GROe-officier was.

DeJong-Het Britse model Christine Keeler in 1963. Paille - Flickr
Het Britse model Christine Keeler in 1963. © Paille / Flickr

Op het eerste gezicht lijkt deze gebeurtenis weinig met het thema van dit boek te maken te hebben, maar niets is minder waar. De auteur van The Real Special Relationship wijst namelijk op het minder bekende feit dat een goede vriendin van Keeler, Suzy Chang, een affaire had gehad met niemand minder dan John F. Kennedy kort voordat hij president werd. Dat pikante gegeven leidde – zoals Smith beschrijft – tot topberaad in Washington van de hoogste chefs van de CIA, FBI en het ministerie van Defensie om pijnlijke onthullingen te voorkomen. Ook moest de mogelijkheid onder ogen worden gezien dat Kennedy door de connectie van Chang en Keeler met de GROe kwetsbaar zou kunnen zijn voor chantage.

Smith beschrijft hoe Kennedy’s topadviseurs erin slaagden de zaak vakkundig in de doofpot te stoppen. Journalisten van een Amerikaanse krant die te diep in de zaak dreigden te duiken werden door minister van Justitie Robert Kennedy persoonlijk op het matje geroepen en krachtig toegesproken. Dat hielp; de tijden waren toen anders dan nu.

Wat gebeurt er met al die inlichtingen?
Vele operaties en personen passeren de revue in The Real Special Relationship. De aandachtige lezer vraagt zich misschien af wat er gebeurt met al die uitgewisselde informatie, en vooral wat de invloed ervan is op het buitenlandbeleid van Britse en Amerikaanse regeringen. Een vraag die men ook kan stellen ten aanzien van de informatie vergaard door inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het algemeen.

Opmerkelijk genoeg is hier doorgaans weinig zicht op; het thema blijft ook in dit boek grotendeels onbesproken. De invloed van geheime inlichtingen op het regeringsbeleid is – om voor de hand liggende redenen – met een grote mate van geheimhouding omgeven. Dat geldt in het bijzonder voor Sigint: een overheid geeft niet graag prijs waartoe men op dat punt technisch in staat is.3

Michael Smith schetst het beeld van een hechte samenwerking, waarbij diepgaande persoonlijke betrekkingen tussen politici, diensthoofden en andere sleutelfiguren uit beide landen vaak een doorslaggevende rol spelen

De Cubacrisis van 1962 is hierop een welkome uitzondering. Daarvan is bekend dat informatie afkomstig van de eerder genoemde Brits-Amerikaanse agent Penkovski een belangrijke rol speelde in de crisis, wat in The Real Special Relationship niet ongenoemd blijft. Dankzij Penkovski was de regering van Kennedy namelijk in staat de aanwezigheid van nucleaire raketten voor de middellange afstand op Cuba in een vroeg stadium vast te stellen; een belangrijke factor in de Amerikaanse besluitvorming tijdens de crisis.

Vervelende incidenten van ondergeschikt belang
De relatie tussen Britse en Amerikaanse diensten wordt in dit boek op bijna encyclopedische wijze uitgediept. Michael Smith schetst het beeld van een hechte samenwerking, waarbij diepgaande persoonlijke betrekkingen tussen politici, diensthoofden en andere sleutelfiguren uit beide landen vaak een doorslaggevende rol spelen.

De omvang en het al dan niet acute karakter van externe dreigingen spelen natuurlijk ook een rol. Dat de dreiging van nazi-Duitsland en Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog de eerste aanzet gaf tot het ontstaan van het bondgenootschap is in dit verband veelzeggend.

Soms zijn er vervelende incidenten die de relatie tussen de diensten van beide landen lijken te verstoren, maar die blijken meestal van ondergeschikt belang. Zoals die ene keer toen president Donald Trump – die nu eenmaal niet van inlichtingendiensten hield – de lukrake beschuldiging de wereld in slingerde dat GCHQ zijn telefoon afluisterde. Ook toen bleef de samenwerking tussen Amerikaanse en Britse diensten hecht als altijd. Zoals een voormalig hoofd van MI6 naar aanleiding van die episode opmerkte: “At an operational level, the operational cooperation was as deep at that time as it had been in the past. There was no change.”    

coverMichael Smith, The Real Special Relationship: The True Story of How the British and US Secret Services Work Together

London etc.: Simon & Schuster (2022)

553 pp

 

  • 1Toen nog de Government Code & Cipher School (GC&CS) geheten.
  • 2De diensten van de Five Eyes wisselen op permanente basis Sigint-informatie uit, iets wat sowieso veelvuldig gebeurt tussen NAVO-lidstaten. Tijdens de Koude Oorlog was Sigint een belangrijke bron van informatie voor westerse overheden over het Oostblok; vermoedelijk belangrijker dan informatie afkomstig van menselijke bronnen, ook wel agenten genoemd.
  • 3Daarom is het ook zo bijzonder dat de Amerikaanse regering aan de vooravond van de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022 meerdere keren informatie vrijgaf met betrekking tot de plannen van het Kremlin voor de aanval. Hetzelfde deed de Britse regering. Ook na het begin van de oorlog is men daar in Washington en Londen mee doorgegaan. De informatie die men vrijgaf, overigens zonder duidelijke bronvermelding, was ongetwijfeld voor een groot deel gebaseerd op Sigint. Zie Ben de Jong, ‘Amerikaanse inlichtingendiensten en de Russische invasie’, Clingendael Spectator, 6 april 2022.

Authors

Ben de Jong
Intelligence expert at Leiden University