10 jaar na de Arabische Lente 01 - 2021 - Item 4 from 5
De Arabische Lente en paramilitair geweld in Syrië en Irak
Serie Conflict en Fragiele Staten

De Arabische Lente en paramilitair geweld in Syrië en Irak

08 Dec 2020 - 14:37
Photo : Koerdische YPG-strijder. © Kurdishstruggle - Flickr

Op 17 december 2010 leidde de zelfverbranding van de Tunesische straatverkoper Mohammed Bouazizi tot een golf van protesten in de Arabische wereld. In de Clingendael Spectator serie ’10 jaar na de Arabische Lente: terugblik, tussenstand & toekomst’ wordt de potentie van de protestgolven vanuit vijf perspectieven geanalyseerd. In deze vierde aflevering analyseert Uğur Ümit Üngör de achtergronden en logica van paramilitaire geweldpleging in Irak en Syrië voor en tijdens de Arabische Lente. Waarom zijn deze twee samenlevingen hier zo van doordrenkt?

De 21ste eeuw ziet er voor Syrië en Irak niet goed uit. De nasleep van decennialang autoritair bestuur, oorlogen met buurlanden, permanente economische crisis, systematische corruptie, en een slepende burgeroorlog hebben beide samenlevingen grondig aangetast.

In Irak zijn sinds 2003 circa 220.000 mensen omgekomen door geweld, 9 miljoen inwoners op de vlucht geslagen, en is de levenskwaliteit van Irakezen sterk gedaald. De voortslepende burgeroorlog in Syrië heeft ongeveer een half miljoen Syriërs gedood, 12 miljoen mensen verdreven, en de samenleving grondig en onomkeerbaar beschadigd.1

Syrië, 2013. EC-ECHO-J PENJWENY
Syrische vluchteling in Turkije, 2013. © EC-ECHO-J PENJWENY

De Arabische opstanden die sinds 2010 ook Syrië en Irak hebben beïnvloed, zijn daar ontaard in gewelddadige conflicten die vanaf het begin sterk zijn gedomineerd door paramilitaire groepen: irreguliere gewapende organisaties die gewelddaden tegen burgers plegen en ondoorgrondelijke maar onmiskenbare betrekkingen onderhouden met de staat. Dit soort groepen ondermijnt hiermee het staatsmonopolie op legitiem geweld en creëert tegelijkertijd een voedingsbodem voor criminele activiteiten.

In Irak is paramilitair geweld een endemisch onderdeel geworden van het politieke systeem, met name sinds de verzwakking van de staat in 2003. Een breed scala aan overwegend sjiitische milities onderhoudt allerlei betrekkingen met de centrale regering in Bagdad, in het bijzonder sinds de oprichting van de Hashd al-Shaabi (‘Populaire Mobilisatiekrachten’) in juni 2014.

In Syrië werd het gewelddadige optreden van het regime van Bashar al-Assad tegen de massale protesten steeds uitgebreider en intensiever vanaf maart 2011. Een centraal element van deze repressie was de inzet van de zogenaamde Shabbiha (‘Spoken’), een verzamelnaam voor paramilitaire groepen die opstandige buurten bestormden, demonstraties uiteensloegen, vermogensdelicten, martelingen, ontvoeringen en seksueel geweld pleegden, en bloedbaden aanrichtten.2

Dit artikel richt zich op de achtergronden en logica van paramilitaire geweldpleging in Irak en Syrië voor en tijdens de Arabische Lente. Wat is paramilitarisme, en waarom zijn deze twee samenlevingen hier zo van doordrenkt? Het artikel betoogt dat door de omwentelingen en onlusten van de Arabische Lente zowel een verzwakking als een versterking van de staat te zien is, en dat paramilitarisme een gevolg is van die ambivalente ontwikkelingen.

Ugur-Koerdische YPG-strijders in Syrië in 2018. © Kurdishstruggle - Flickr
Koerdische YPG-strijders in Syrië in 2018. © Kurdishstruggle - Flickr

Paramilitarisme en de staat

Paramilitarisme is een systeem waarin een staat relaties onderhoudt met irreguliere gewapende organisaties (milities) die geen onderdeel zijn van de formele strijdkrachten of het politieapparaat, maar toch geweldsdaden plegen tegen duidelijk omschreven burgers of groepen. Paramilitairen worden dus oogluikend toegelaten of indirect gesponsord door individuen, groepen of instituties binnen de staat.3

Paramilitarisme kan dan worden opgevat als een overkoepelend concept dat een breed scala aan milities omvat, en zich onderscheidt door de mate van betrokkenheid van de staat. Dat betekent dat paramilitarisme kan worden gezien als een vorm, fase en dynamiek van staatsvorming en -transformatie. Het geweldsmonopolie van de staat is geen statisch gegeven, maar een tijdelijk en omkeerbaar proces, en ‘oligopolie’ (niet één maar een aantal machtscentra) van geweld is vaak gebruikt als een beter alternatief voor ‘monopolie’.

Paramilitair geweld treft de staat op verschillende wijzen. Het belemmert het proces van institutionele opbouw en handhaving, en de-institutionaliseert de staat op minstens drie manieren.

Ten eerste is aansprakelijkheid voor paramilitair geweld niet traceerbaar in een commandostructuur. Het beïnvloedt de formele hiërarchieën van de staat en zaait verwarring en conflict onder overheidsfunctionarissen.

Ten tweede kunnen de slachtoffers hun rechten niet claimen via de rechtbanken, die bang zijn voor het vervolgen van paramilitairen. Dit verzwakt de rechterlijke macht.

Ten slotte komen politieke partijen die tegen paramilitarisme optreden vaak in de problemen, aangezien veel paramilitaire groepen een politieke achterban hebben. Bovendien levert het geen stemmen op. Het resultaat is dat de omvang en diepte van de symbiotische banden van de staat met de paramilitairen steeds meer verankerd raakt.4

Paramilitarisme is een mondiaal fenomeen en niet beperkt tot landen als Colombia, Soedan of Noord-Ierland. Hoewel de staatsinrichting in deze landen uiteraard sterk van elkaar verschilt, hebben paramilitaire systemen echter ook veel gemeen. In de driehoeksrelatie tussen overheidsinstanties, politieke partijen en inlichtingendiensten ontstaan vaak patronagenetwerken, die buiten de reguliere overheidsinstanties om milities kunnen vormen.5

Dit soort netwerken wordt vaak gecultiveerd via informele vertrouwensbanden die gebruikelijk zijn in de politiek, georganiseerde misdaad of stammen. Deze relatietypen verklaren het vermogen van politieke actoren om paramilitaire netwerken te onderhouden.

Zowel in Irak als Syrië zijn deze condities ontstaan door oorlog, uitgebuit door politici, en doelbewust aangewakkerd. De opstanden hebben condities geschapen waarin milities gemobiliseerd en door politieke acteurs gebruikt konden worden.

Syrië: “Wij zijn de staat”
Het Syrische conflict is een bij uitstek paramilitair conflict. Vanaf het uitbreken van de opstand in maart 2011 intensiveerde de repressie van het Assad-regime tegen de Syrische samenleving. Een cruciaal aspect van deze repressie was het gebruik van paramilitaire groepen, in de volksmond Shabbiha genoemd – een verzamelnaam voor verschillende milities die organisch verbonden zijn met het regime.

Ugur-Abu Yaqoub, NDF Homs, 6 July 2014. Foto via sociale media account van Syrische paramilitairen.
Foto via sociale media account van Syrische paramilitairen in Homs in 2014.

Vanaf maart 2011 zijn hun daden goed gedocumenteerd in videoclips, leaks, bekentenissen van deserteurs en getuigenverklaringen van slachtoffers. De taken van de Shabbiha waren uitsluitend repressie en surveillance van de burgerbevolking: ze bestormden buurten om demonstraties uiteen te jagen en pleegden daarbij vermogensdelicten, martelingen, ontvoeringen, moordaanslagen en massamoorden.

De achterban van de milities bestaat voornamelijk uit jonge werkloze mannen uit bepaalde delen van de Syrische samenleving

De hoogste rangen van de regering wasten hun handen hardnekkig – maar ongeloofwaardig – in onschuld: de milities zouden op eigen houtje handelen, de overheid zou ze niet aansturen, en er zou eigenlijk een burgeroorlog tussen gelijke partijen gaande zijn in Syrië. Voor wie iets dieper groef, was het vrij snel duidelijk dat de realiteit verre van dat was.6

Waar de Shabbiha uit de lucht leken te zijn gevallen, hadden ze een duidelijke voorgeschiedenis. Shabbiha-netwerken waren namelijk al ver vóór 2011 betrokken bij illegale activiteiten als afpersing, smokkel, gokken, prostitutie, en ontvoeringen – bijvoorbeeld tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1990). Het Assad-regime werkte met hen samen en bediende hen ‘op afstand’ via zijn uitgebreide patronagesysteem.

Amerikaanse troepen in Irak in 2008. DVIDSHUB - Flickr
Amerikaanse troepen in Irak in 2008. © DVIDSHUB / Flickr

De achterban van de milities bestaat voornamelijk uit jonge werkloze mannen uit bepaalde delen van de Syrische samenleving. Dit zijn de arme alawitische wijken en dorpen van de provincies Latakia en Tartous, maar ook een loyaal bastion als de buurt Mezze-86 in Damascus.

Een disproportioneel hoog deel van de Shabbiha komt uit minderheidsgroepen zoals alawieten, druzen en christenen, maar in Aleppo zijn ze grotendeels soennitisch. In de grote steden zijn de Shabbiha meer gelieerd aan de machtsstructuren van het regime dan aan louter sektarische banden.7

Het centraal-westelijk gelegen Homs – historisch gezien een overwegend soennitische en christelijke stad – is een goed voorbeeld van paramilitaire macht in een stad. De opstand doorliep daar drie fasen: geweldloos activisme, militaire opstand en burgeroorlog, en ten slotte escalatie van regime-geweld (belegering, massa-arrestaties en algemene vernietiging van oppositiegebieden).8

Ugur-Syrië, 2018. ©2018 European Union  - Peter Biro2
Syrië, 2018. ©2018 European Union / Peter Biro

Alawitische Shabbiha pleegden vooral in de eerste en tweede fase grootschalig geweld in soennitische buurten, waaronder de massamoord in Houla in mei 2012, waarbij meer dan tweehonderd burgers werden vermoord. De Shabbiha die verantwoordelijk waren voor deze massamoord (één van de vele) wonen nog steeds in de buurt en zijn nooit ter verantwoording geroepen voor hun daden.

Het aanzicht van beruchte irreguliere gewapende groepen, die niet alleen de macht hadden om geweld tegen burgers te plegen maar ook nog eens met straffeloosheid werden beloond, traumatiseerde de Syrische samenleving aanzienlijk. Door het expliciete sektarische geweld leidde het Shabbiha-fenomeen ook tot ernstige polarisatie tussen bevolkingsgroepen. Door de gehele burgeroorlog van negen jaar heen, pleegden de Shabbiha dodelijk geweld tegen burgers en werden nooit tot de orde geroepen.

Het regime was ervan op de hoogte dat de samenleving wist dat het regime hier verantwoordelijk voor was, maar van transparantie is het nooit gekomen. Dit soort mechanismen van distantiëring en ‘plausible deniability’ waren doelbewust opgezet opdat het geweld niet kon worden getraceerd naar de officiële instanties van het regime. Voor de Shabbiha zelf was het altijd wél duidelijk, gezien hun favoriete slogan:’Wij zijn de staat.’9

Ugur-Iraakse troepen en milities vieren de bevrijding van de Iraakse stad Fallujah in 2016. Wikimediacommons
Iraakse troepen en milities vieren de bevrijding van de Iraakse stad Fallujah in 2016. © Wikimediacommons

Irak: “Wij zijn allemaal Hashd
De Amerikaanse inval in Irak in 2003 wordt vaak gemarkeerd als het ‘beginpunt’ van de erosie van de Iraakse staat en de opkomst van paramilitairen. Dit beeld moet echter worden genuanceerd.

Het Baath-regime van Saddam Hussein was namelijk al in de jaren negentig begonnen met het opzetten van parallele veiligheidsdiensten, zoals het ‘Volksleger’ (al-Jaish al-Shaabi). De inval en de afbraak van het Iraakse leger, politie en inlichtingendiensten versnelden dit proces alleen maar.

Na 2003 speelden zich gewapende conflicten af waarbij paramilitaire groepen in het leven werden geroepen als knokploegen van politieke bewegingen. Er ontstonden grote sjiitische milities, zoals het Mehdi-leger van Muqtada al-Sadr of de Badr Organisatie van Hadi al-Amiri, die de politiek in een wurggreep hielden en onderling vaak in de clinch lagen.10  (De soennitische stammen die in 2005 en 2006 met Amerikaanse hulp werden bewapend in de strijd tegen Al-Qaeda kunnen ook als een soort paramilitaire groep worden beschouwd.)

De vorming van dit soort partijmilities was officieel een flagrante schending van de Iraakse grondwet van 2005 (artikel 9, lid B) die “de vorming van paramilitaire milities buiten het kader van de strijdkrachten” verbood. Toen de Arabische Lente in februari 2011 ook Irak bereikte, was dit paramilitaire systeem al grondig verankerd in de nationale politiek.

Ugur-Amerikaanse training van Iraakse troepen in 2011. DVIDSHUB - Flickr
Amerikaanse training van Iraakse troepen in 2011. © DVIDSHUB - Flickr

De opkomst van Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS) versterkte het Iraakse paramilitarisme tot ver voorbij het point of no return. Op 13 juni 2014 vaardigde groot-ayatollah Ali al-Sistani een zeldzame fatwa uit voor de massale mobilisatie van Iraakse mannen tegen ISIS. Sistani, een belangrijke autoriteit in de sjiitische wereld, verkondigde de “collectieve plicht” van Iraakse mannen om de natie te verdedigen tegen de dreiging van ISIS.

De fatwa van Sistani volgde op het streven van de Iraakse regering naar paramilitaire mobilisatie tegen de Islamitische Staat.11  Aanvankelijk was de regerende Dawa-partij tegen de proliferatie van paramilitairen, maar door de opkomst van ISIS veranderde deze houding. Toen het Iraakse leger in juni 2014 instortte, ondertekende premier Nouri al-Maliki een decreet om de ‘Popular Mobilization Forces’ (al-Hashd al-Shaabi) op te richten.

De gezichten van dit nieuwe Iraakse paramilitarisme waren niet Saddam Husseins vele inlichtingenbazen die zijn regime hadden gekenmerkt, maar sjiitische paramilitaire leiders met enorme macht

Hoewel de fatwa van Sistani bedoeld was om mannen te motiveren om zich bij de reguliere veiligheidstroepen aan te sluiten en niet als een fiat voor paramilitarisering, legitimeerden de twee decreten zeven reeds bestaande paramilitaire eenheden en bekrachtigden ze verschillende nieuwe. Nu konden al lang bestaande sjiitische paramilitaire groepen in totale vrijheid opereren, en ongeveer 100.000 mannen verzamelden zich onder de nieuwe vlag van de Hashd.12

De gezichten van dit nieuwe Iraakse paramilitarisme waren niet Saddam Husseins vele inlichtingenbazen die zijn regime hadden gekenmerkt, maar sjiitische paramilitaire leiders met enorme macht. Qais al-Khazali, het hoofd van de Asa'ib Ahl al-Haq-groep, suggereerde zelfs dat zij zich buiten de veiligheidssector zouden vertakken en andere staatsfuncties zouden overnemen. “We zijn allemaal Hashd”, concludeerde hij.

Ugur-Iraakse militia met Iraanse adviseurs tijdens het Hawija-offensief in 2017. © Wikimedia
Iraakse militia met Iraanse adviseurs tijdens het Hawija-offensief in 2017. © Wikimediacommons 

Een ander voorbeeld is Abu Mahdi al-Muhandis, die in de jaren tachtig langdurige banden had met de Iraanse Revolutionaire Garde en na 2003 parlementslid werd voor de Dawa-partij en plaatsvervangend voorzitter van de Hashd-commissie. Abu Mahdi al-Muhandis startte de Kata’ib Hezbollah, de Iraakse tegenhanger van de Libanese Hezbollah. Hij werd, samen met de Iraanse generaal-majoor Qasem Suleimani, op 3 januari 2020 door een Amerikaanse drone-aanval gedood.

Deze oude en nieuwe paramilitaire groepen leverden strijd tegen het Amerikaanse leger, ISIS en Syrische rebellengroepen, maar ze arresteerden en vermoordden ook burgers in woonwijken in Syrië en Irak en worden daarom gevreesd door soennitische gemeenschappen.

Na ISIS militair te hebben verslagen, keerden de meeste Hashd-strijders terug naar hun geboorteplaats in het zuiden en begonnen ze te opereren als een parallelle staat. De cirkel van paramilitarisme was nu compleet.13

In de schaduw van de staat
In de 21ste eeuw vielen zowel Syrië als Iraklanden met een redelijk parallelle geschiedenis en dynamiek van staatsvorming en -inrichting – uiteen in gewelddadige conflicten die aanzienlijk van elkaar verschilden. Irak werd vanuit het buitenland bezet; Syrië kende een opstand vanuit een deel van de eigen bevolking. Een centrale factor werd en bleef prominent in beide landen die door burgeroorlog als staat implodeerden: paramilitarisme.

Er zijn duidelijke verschillen tussen beide landen. Syrië is nog steeds een autoritaire veiligheidsstaat, waar de verschillende inlichtingendiensten oppermachtig zijn. Irak is daarentegen een zwakkere staat waar paramilitarisme een functie is van een politiek systeem dat sinds 2003 gewelddadiger is geworden.

Ugur-Militia in Irak tijdens het Hawija-offensief in 2017. Wikimedia
Militia in Irak tijdens het Hawija-offensief in 2017. © Wikimediacommons

Maar er zijn ook overeenkomsten, zoals de sterke Iraanse invloed, empowerment van paramilitairen vanwege de aanhoudende conflicten, en sektarisering door hun nietsontziende optreden tegen de burgerbevolking.

Tot slot draagt het Iraakse en Syrische paramilitarisme een sterke afdruk en transnationale invloed van het Iraanse paramilitarisme, belichaamd door Qasem Suleimani. Sinds 1998 was hij commandant van de Quds-strijdmacht, de buitenlandse tak van de Iraanse Revolutionaire Garde.

Suleimanis doelstellingen waren een complexe mix tussen Iraans nationalisme, anti-Amerikaanse geopolitieke overwegingen, revanchisme voor de oorlog tussen Iran en Irak en onmiskenbaar sektarische overwegingen. Onder zijn leiding zijn de Garde en haar zusterorganisatie, de Basij, in 2009 gebruikt om de toenmalige opstand neer te slaan, en is het plausibel dat dit model is geëxporteerd naar Syrië en Irak.14

De omwentelingen en onlusten van de Arabische Lente hebben zowel Irak als Syrië sterk beïnvloed. In Irak is de staat verzwakt door zowel de opstand als de inzet van paramilitairen; in Syrië is het regime door het paramilitarisme juist versterkt.

De gevolgen van paramilitarisme voor Syrië en Irak zijn ernstig, en de diepe invloed blijft voelbaar in het uitgestrekte gebied tussen Beiroet en Teheran. Het recente verleden van beide landen getuigt van het belang van paramilitarisme; het is een politieke kracht die niet snel zal verdwijnen.

  • 1William Harris, Quicksilver War: Syria, Iraq and the Spiral of Conflict, Oxford: Oxford University Press, 2018.
  • 2Ariel Ahram, Break all the Borders: Separatism and the Reshaping of the Middle East, Oxford: Oxford University Press, 2019, blz. 43-68.
  • 3Uğur Ümit Üngör, Paramilitarism: Mass Violence in the Shadow of the State, Oxford: Oxford University Press, 2020.
  • 4Sabine Carey, Neil Mitchell & Will Lowe, States, the Security Sector, and the Monopoly of Violence: A New Database on Pro-Government Militias’, Journal of Peace Research, jrg.50, nr.2 (2013), blz. 249-58.
  • 5Paul Rexton Kan, The Global Challenge of Militias and Paramilitary Violence, Cham: Palgrave, 2019.
  • 6Reinoud Leenders & Antonio Giustozzi, Outsourcing state violence: The National Defence Force, stateness and regime resilience in the Syrian war, Mediterranean Politics, jg. 24, nr.2 (2019), blz. 157-180.
  • 7Aron Lund, ‘Chasing Ghosts: The Shabiha Phenomenon’, in: Michael Kerr & Craig Larkin (red.), The Alawis of Syria: War, Faith and Politics in the Levant, Oxford: Oxford University Press, 2015, blz. 207-24.
  • 8Uğur Ümit Üngör, Shabbiha: Paramilitary groups, mass violence and social polarization in Homs’, in: Violence, jg. 1, nr. 1 (2020).
  • 9Yassin al-Haj Saleh, ‘The Syrian Shabiha and Their State’, Heinrich-Böll-Stiftung, 3 maart 2014.
  • 10Amir Taha, Turning ex-combatants into Sadris: explaining the emergence of the Mahdi Army, Middle Eastern Studies, jg. 55, nr. 3 (2019), blz. 357-373.
  • 11Voor de tekst van de fatwa zie: https://www.sistani.org/arabic/archive/24918/
  • 12Fanar Haddad, Understanding Iraq’s Hashd Al-Sha’bi: State and Power in Post-2014 Iraq, The Century Foundation (5 maart 2018).
  • 13Renad Mansour & Faleh Jabar, The Popular Mobilization Forces and Iraq’s Future, Washington, DC: Carnegie Endowment, 2017.
  • 14Dexter Filkins, The Shadow Commander, The New Yorker (23 september 2013).
Auteurs
Uğur Ümit Üngör
Hoogleraar geschiedenis aan de UvA en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies