De dilemma's na 17 jaar War on Terror 7 - 2018 (72) - Item 2 from 5
17 jaar war on terror: terroristen en diplomatie?
Serie Conflict en Fragiele Staten

17 jaar war on terror: terroristen en diplomatie?

03 Sep 2018 - 14:27
Photo : US-Soldaten in Afghanistan. Bron: US Army Europe / Flickr

Na de terroristische aanslagen op 11 september 2001 in de VS begon een grootschalige strijd tegen het terrorisme die na zeventien jaar nog altijd niet gestreden is. SP-Tweede Kamerlid Sadet Karabulut pleitte eind juni in de Clingendael Spectator voor de beëindiging van deze oorlog. In een vierluik gaan twee collega-buitenlandwoordvoerders en een terrorisme-deskundige het debat aan. 50PLUS-fractievoorzitter Henk Krol betwijfelt in deze bijdrage samen met 50PLUS-buitenlandwoordvoerder Martin van Rooijen of internationale diplomatie het juiste wapen is tegen internationaal terrorisme. 'IS, Al Qaida en de Taliban hebben hun positie niet versterkt via de onderhandelingstafel, maar met vaak grof militair geweld.  We moeten niet de illusie hebben wat we met resoluties van de Veiligheidsraad – ook niet in een andere samenstelling – betere resultaten hadden kunnen bereiken.'

In een bijdrage aan de Clingendael Spectator van afgelopen juni pleit het Tweede Kamerlid voor de SP, Sadet Karabulut, voor het beëindigen van de oorlog tegen het internationaal terrorisme. Een opmerkelijke, maar geen verrassende oproep. De kern van het betoog is dat de strijd tegen het terrorisme in Afghanistan, Irak en Syrië alleen maar heeft geleid tot meer geweld en – in de woorden van de auteur – faliekant is mislukt. Een redenering die mevrouw Karabulut in de Tweede Kamer met grote hardnekkigheid blijft herhalen.

Graag geven wij, naar aanleiding van de bijdrage van collega Karabulut, onze visie te geven op de vraag of het internationaal terrorisme kan en moet worden bestreden met militaire middelen of – zoals mevrouw Karabulut bepleit – alleen met diplomatieke middelen. Dat laatste wekt overigens enige verbazing aangezien de SP zich graag presenteert als de partij die de voorkeur geeft aan actie in plaats van onderhandelen. Maar aangezien dit niet de plaats is voor partijpolitieke polemiek, beperken wij ons tot de vraag of meer inzet op internationale diplomatie het juiste wapen is tegen internationaal terrorisme.

Het ontstaan van de huidige situatie
Laten we daarvoor eens kijken naar de stand van zaken en wat daaraan vooraf ging. Mevrouw Karabulut plaatst de strijd tegen het terrorisme voortdurend in een periode van 17 jaar. Voor haar ligt het beginpunt blijkbaar bij de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001. Die leidden tot de verklaring van de War on terror door president George W. Bush in september 2001 en de Amerikaanse inval in Afghanistan in de daarop volgende maand.

Maar er was al veel langer sprake van toenemende georganiseerde terreur na de oprichting van Al-Qaida in 1988. Na een aantal kleinere acties volgden in augustus 1998 aanslagen op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania, waarbij 223 mensen omkwamen. In een reactie daarop vielen de Amerikanen bases van Al-Qaida in Afghanistan en Sudan aan.

Onder bescherming van het Talibanregime kon Al-Qaida zich in Afghanistan ongestoord verder ontwikkelen. Met de inval van Amerikaanse en andere troepen in oktober 2001 kwam een einde aan de Islamitische staat Afghanistan waar de mannen een baard moesten hebben, vrouwen en meisjes geen kansen hadden en de Sharia de maatschappelijke orde bepaalde.

Het klinkt hard, maar bij militaire acties zijn burgerslachtoffers meestal onvermijdelijk, ook al bieden nieuwe precisiewapens meer mogelijkheden om dat uit te sluiten

Ja, die invasie in Afghanistan in oktober 2001 was een gewelddadige actie, maar het Talibanregime was niet bepaald gevoelig voor resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Die inval bracht vervolgens geen rust in het land, want geweld roept meestal geweld op, daar heeft mevrouw Karabulut volkomen gelijk in. De Talibanaanhangers trokken zich terug in onherbergzame streken en in het westen van Pakistan om van daaruit hun strijd voort te zetten.

Intussen kwam de focus steeds meer op Irak te liggen. Dat land zuchtte onder het schrikbewind van Saddam Hoessein. Al vanaf het begin van de jaren 90 werd hij verdacht van steun aan terroristen, maar de Amerikanen hielden hem aanvankelijk te vriend vanwege zijn strijd tegen Iran. Door de inzet van chemische wapens tegen zowel Iran als tegen Koerden in zijn eigen land kwam hij echter steeds meer onder vuur te liggen; in oktober 2003 letterlijk toen de Amerikanen met bondgenoten Irak binnenvielen. Belangrijke aanleiding hiervoor was de beschuldiging dat Sadam Hoessein een flinke voorraad massavernietigingswapens onder zijn beheer had, wat later niet bleek te kloppen.

Vrij spel in Irak
In Irak ontstond vervolgens een situatie waarbij door de dictatuur onderdrukte Soennitische groepen nu meer vrij spel kregen, met name diegenen die van het land een Islamitische staat wilden maken. Daarmee werd de basis gelegd voor wat we later eerst ISIS en daarna IS zijn gaan noemen. Keiharde religieus gemotiveerde strijders die bereid waren geen middel onbeproefd te laten en zichzelf op te offeren om hun doel te bereiken. Ook dit waren niet bepaald groeperingen die gevoelig waren voor VN-resoluties of probeerden hun doel via diplomatieke onderhandelingstafels te bereiken. Toen in Syrië door de aanvallen op het regime van president Assad een uiterst instabiele situatie ontstond, zag IS in 2011 zijn kans schoon om ook daar vaste voet aan de grond te krijgen.

Intussen leek de situatie in Afghanistan zich te verbeteren. In mei 2013 verklaarde de Amerikaanse president Obama dat wat hem betreft de Global War on Terror wegens succes kon worden beëindigd. Twee jaar eerder was Al-Qaida’s leider Osama bin Laden gedood en dat betekende een zware klap voor die organisatie. In 2014 bracht Obama de rol van de Amerikaanse troepen terug van vechten tot adviseren en opleiden onder de vlag van de huidige NAVO-missie Resolute Support, waaraan ook Nederland bijdraagt.

Intussen breidde de invloed van IS in Iran en Syrië zich snel uit. Dat ging gepaard met gruweldaden als publieke executies en onthoofdingen, die via sociale media over de hele wereld te zien waren. Mede vanwege de door IS geïnspireerde terroristische aanslagen in een aantal landen buiten het Midden-Oosten kwam er een stevige militaire actie op gang met als doel om de positie van IS ernstig te verzwakken. Een alternatief was er niet, want ook IS had en heeft geen enkele interesse in diplomatieke oplossingen.

Is die actie faliekant mislukt, zoals mevrouw Karabulut beweert? Het onderstaande kaartje bewijst het tegendeel.

Het verlies van IS-grondgebied tussen januari 2015 en januari 2018.

Van het gebied dat oorspronkelijk onder controle van IS stond en waar naar schatting zo’n tien miljoen mensen woonden, is bitter weinig overgebleven. De droom van het kalifaat is letterlijk en figuurlijk in rook opgegaan. Dat was mogelijk door de militaire inzet van een groot aantal landen, met in Irak ook een belangrijke rol voor het regeringsleger.

Taliban als machtsfactor
Dan Afghanistan. De situatie daar is niet te vergelijken met die in Syrië omdat de Taliban al aan de macht is geweest. Daar was al daadwerkelijk een Islamitische staat gevormd. Wat heeft de strijd tegen de Taliban inmiddels opgeleverd?

Afghanistan is bepaald geen veilig land, maar een uitgebreid veldonderzoek van de BBC dat begin dit jaar is gepubliceerd, laat zien dat de Taliban slechts in 4% van het grondgebied nog een duidelijke machtspositie heeft. Zorgwekkend is wel dat de beweging daarnaast in 66% procent van het grondgebied openlijk actief is. Maar als het gaat om de positie van vrouwen en meisjes, onderwijs, gezondheidszorg, energievoorziening en infrastructuur is er in het land veel verbeterd.

Maar tenzij we Afghanistan en haar 34 miljoen inwoners weer willen teruggeven aan de Taliban, is er nog veel inzet nodig. Volgens het BBC-onderzoek is de openlijke aanwezigheid toegenomen nadat in 2014 de NAVO-bondgenoten zijn gestopt met hun militaire inzet. Uit recente aanslagen blijkt dat de dreigende arm van de Taliban zich ook uitstrekt tot in de hoofdstad Kaboel. Die toenemende dreiging was ook reden voor president Trump om 3.000 Amerikaanse militairen extra te sturen en af te zien van een tijdschema voor uiteindelijke terugtrekking. Uitgangspunt blijft wel training en advisering om het Afghaanse regeringsleger in een positie te brengen uiteindelijk zelf de strijd met de Taliban aan te gaan.

IS, Al-Qaida en de Taliban hebben hun positie niet versterkt via de onderhandelingstafel, maar met vaak grof militair geweld

In haar artikel stelt mevrouw Karabulut ook dat de militaire aanpak van terrorisme een belangrijke verklaring is voor – wat zij noemt – de averechtse resultaten. Militaire acties motiveren volgens haar jongeren om de wapens tegen het Westen op te nemen. Daarvoor levert zij echter geen spoor van bewijs. Zoals we al eerder vaststelden is het een feit dat geweld veelal tegengeweld oproept. Maar de motivatie voor jongeren om zich aan te sluiten bij IS is vaak een andere dan woede over militair geweld. In november 2017 publiceerde de Clingendael Spectator daarover een zeer interessant en lezenswaardig artikel van Rik Coolsaet van het Egmont Instituut.1

Ook als we kijken uit welke landen de mannen en vrouwen komen die zich hebben aangesloten bij IS, zien we dat er onvoldoende basis is voor de redenering dat vooral mensen uit landen die actief deelnemen aan de strijd tegen het terrorisme, zich bij organisaties als IS aansluiten. Uit onderstaande tabel blijkt dat Rusland, Saoedi-Arabië, Jordanië en Tunesië de lijst aanvoeren.

De herkomst van buitenlandse IS-strijders

Het is de vraag of de opkomst en de groei van terroristische organisaties kan worden verklaard door woede over het optreden van voor een groot deel Westerse militairen in landen als Afghanistan, Irak en Syrië. Er is ook sprake van een autonome wens bij bepaalde groepen om in een aantal landen en gebieden een op Islamitische uitgangspunten gebaseerd regime te vestigen. Vanuit Westers perspectief niet altijd een goed te begrijpen standpunt, maar er is voldoende literatuur en ander informatiemateriaal voorhanden om te bevestigen dat het hier een autonoom proces betreft.

De aanhangers van de vorming van een Islamitische staat kregen onder dictatoriale regimes als die van Sadam Hoessein in Irak en Moammar Gaddafi in Libië weinig ruimte, maar de zogenoemde ‘Arabische lente’ bood hen nieuwe perspectieven. Met de instorting van het kalifaat van IS is die droom niet voorbij. Volgens het US National Counterterrorism Center was IS in april 2016 nog actief in 18 landen, verspreid over Afrika en Azië. Er zijn aanslagen geclaimd in Egypte, Turkije, Indonesië, Frankrijk, België, Duitsland, Engeland, de Verenigde Staten, Finland en Bangladesh. Daarbij blijft het overigens de vraag of hier sprake is van georganiseerde aanslagen of acties van eenlingen waarvoor IS alsnog graag de verantwoordelijkheid claimt omdat dit bijdraagt aan het door haar gewenste dreigingsbeeld. Van verschillende kanten wordt daarnaast gewaarschuwd voor een herleving van Al-Qaida waarvan in tal van landen nog steeds aanhangers actief zijn.

Respect voor internationaal recht
Er is dus alle aanleiding om vast te stellen dat de dreiging van religieus geïnspireerd terrorisme nog niet verdwenen is. Maar als het aan mevrouw Karabulut ligt gaan we dat vanaf nu anders aanpakken. Volgens haar moet het respect voor internationaal recht worden hersteld om in het Midden-Oosten de geloofwaardigheid van het Westen te kunnen herwinnen. Los van de vraag wat zij in dit verband precies bedoeld met geloofwaardigheid, kan niemand bestrijden dat de principes van het internationaal recht leidend moeten zijn bij militaire acties. Probleem is echter wel dat diegenen tegen wie die acties zich richten, geen boodschap hebben aan dat internationaal recht.

‘Het is tijd voor vrede’, zo besluit mevrouw Karabulut haar bijdrage. Ook 50PLUS zou graag een wereld zien waar de rede en het gezond verstand voldoende zouden zijn om een einde te maken aan terrorisme of welke andere vorm van geweld dan ook. Maar IS, Al-Qaida en de Taliban hebben hun positie niet versterkt via de onderhandelingstafel, maar met vaak grof militair geweld. We moeten niet de illusie hebben dat we met resoluties van de Veiligheidsraad – ook niet in een andere samenstelling – betere resultaten hadden kunnen bereiken dan die hierboven zijn beschreven.

Het feit dat er burgerslachtoffers kunnen vallen, mag geen reden zijn om ten allen tijde af te zien van militaire acties

In haar bijdrage wijst mevrouw Karabulut ook nog op de burgerslachtoffers die zijn gevallen in de strijd tegen het terrorisme. Volgens de VN zijn bij gevechten in Irak sinds in 2016 en 2017 ruim 10.000 burgerslachtoffers gevallen, maar deskundigen gaan ervan uit dat dit aantal veel hoger ligt omdat de registratie sterk te wensen overlaat. Hoeveel mensen slachtoffer zijn geworden van de gruweldaden van IS is nog veel moeilijker te achterhalen. Datzelfde geldt voor Syrië als geheel.

Het klinkt hard, maar bij militaire acties zijn burgerslachtoffers meestal onvermijdelijk, ook al bieden nieuwe precisiewapens meer mogelijkheden om dat uit te sluiten. Maar het feit dat er burgerslachtoffers kunnen vallen, mag geen reden zijn om ten allen tijde af te zien van militaire acties als andere middelen niet meer toereikend zijn om een einde te maken aan terreur of een schrikbewind dat ook veel burgerslachtoffers maakt. Om in de vorige eeuw een einde te maken aan het schrikbewind van de Nazi’s was tot dan toe ongehoord massaal militair geweld nodig met onbeschrijflijk veel burgerslachtoffers. Is er iemand die zich af durft te vragen of dat eigenlijk allemaal wel nodig was?

Auteurs
Henk Krol
Voorzitter Tweede Kamerfractie 50PLUS
Martin van Rooijen
Buitenlandwoordvoerder 50PLUS