Blijft werkelijke vrede in Syrië nog lang uit?
Analysis Conflict and Fragility

Blijft werkelijke vrede in Syrië nog lang uit?

09 Oct 2018 - 13:46
Photo: Palmyra, Syrië © Rguha / Flickr
Back to archive

Bij de beantwoording van de vraag ‘wanneer er vrede zal zijn in Syrië’, is het onvermijdelijk om enigszins speculatief in de toekomst te kijken. Afgaande op de ervaringen met het Syrische regime en zijn tegenstanders uit het verleden kan echter met redelijke zekerheid worden vastgesteld dat er nog lang geen sprake kan zijn van ‘werkelijke vrede’, in de zin dat de mensen vreedzaam in harmonie met elkaar kunnen en willen samenleven. Het kan zelfs generaties duren voordat het zover is. Als gevolg van de in 2011 losgebarsten revolutie en de daaropvolgende oorlog is de schade die is toegebracht aan het verfijnde weefsel van de Syrische samenleving immers uitermate ingrijpend: meer dan een half miljoen doden, miljoenen vluchtelingen en kolossale schade in materiële zin.

Op grond van de eerdere gedragingen (en misdragingen) van het Syrische Ba’thregime gedurende de afgelopen halve eeuw had kunnen worden voorzien dat de machthebbers er alles aan zouden doen om aan de macht te blijven, eventueel met de meest draconische maatregelen, die nog veel verder gingen dan de dagelijkse repressieve praktijken. Van pogingen om het regime ten val te brengen kon dan ook worden verwacht dat deze gepaard zouden gaan met bloedvergieten op enorme schaal. Vijftien jaar voorafgaand aan de Syrische Revolutie van 2011 heb ik dit scenario voorspeld – en het was niet zo moeilijk om dat te voorspellen.1 In de jaren na 2011 is dit duidelijk gebleken; en bij hernieuwde pogingen om het regime ten val te brengen zal dat niet anders zijn. Vele Syrische tegenstanders van het regime zullen zich wel meerdere malen bedenken alvorens een nieuwe opstand te beginnen, vanwege de grote ellende waarin zij nu binnen Syrië moeten trachten te overleven. Daarnaast heeft het regime ook veel aanhangers.

Buitenlandse militaire interventies leiden vrijwel altijd tot rampen (...) en Syrië is geen uitzondering

Buitenlandse politici die de oppositie met wapens, financiële en politieke steun te hulp schoten in de hoop het regime ten val te brengen, hebben zelden of nooit de indruk gewekt dat zij bij dit te voorspellen bloedbad hebben stilgestaan en dat hun hulp – die ontoereikend bleek om hun doel van ‘regime change’ te bereiken – eerder zou leiden tot een verlenging van de bloedige oorlog, dan dat hun interventie een politieke oplossing naderbij bracht. Bij wijze van uitzondering werd echter wel eens geconcludeerd dat Assad ‘te snel was afgeschreven.’

Buitenlandse militaire interventies leiden vrijwel altijd tot rampen, zoals dat bijvoorbeeld het geval is geweest in Afghanistan, Irak, Iran, Jemen, Koeweit en Libië; en Syrië is geen uitzondering. Dat zou voldoende bekend hebben moeten zijn, maar – afgaande op de gedragingen van diverse voorstanders van militaire interventies - is dat blijkaar nog lang niet altijd het geval.

Een Syrische vluchteling loopt in een verwoest Homs.  © Chaoyue Pan / Flickr
Een Syrische vluchteling loopt in een verwoest Homs.  © Chaoyue Pan / Flickr

De oorlogspraktijken van het Syrische regime – in het buitenland vaak gekarakteriseerd met de uitdrukking dat ‘Assad zijn eigen bevolking vermoordt’ – zijn zwaar ten koste gegaan van de Syrische bevolking. De buitenlandse steun aan de oppositiekrachten heeft echter een soortgelijk effect gehad, zij het dat deze steun gebaseerd heette te zijn op zogenaamd ‘goede bedoelingen’. Maar het resultaat was er niet minder desastreus door. Dit los van het feit dat het Syrische regime vele malen meer slachtoffers heeft veroorzaakt dan de oppositie. ‘Goede intenties’ zijn op zich niet voldoende. Wat werkelijk telt zijn de resultaten en gevolgen; en daar vallen de talloze Syrische slachtoffers ook onder.

Buitenlandse steun voor de oppositie
Landen als de Verenigde Staten, Turkije, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Qatar en Saoedi-Arabië, speelden een belangrijke rol aan de kant van de oppositie, maar hun pogingen om ‘regime change’ te helpen bewerkstelligen mislukten, mede door toedoen van Rusland, Iran en Hizballah, die erin slaagden hun Syrische strategische bondgenoot in Damascus te laten overleven.

De oppositiekrachten hebben vaak betoogd dat het regime van Bashar Assad al lang ten val zou zijn gebracht wanneer het niet de enorme militaire steun zou hebben gehad van Rusland en Iran. Die stelling is waarschijnlijk juist. Anderzijds zouden diezelfde militaire oppositiekrachten geen schijn van kans hebben gehad om het Assad-regime te doen wankelen wanneer zij geen omvangrijke militaire, financiële en andere vormen van steun zouden hebben gehad vanuit het buitenland.

... wie een leeuw - in dit geval Assad - wil verslaan of doden, dient tevoren zeker te stellen dat hij sterker is en beter bewapend, teneinde te voorkomen zelf te worden verslagen of te worden gedood

De Syrische oppositiegroeperingen meenden – achteraf geheel ten onrechte – dat zij op voldoende buitenlandse steun konden rekenen om, net zoals in Tunesië, Egypte en Libië, het regime in Damascus ten val te brengen. Zij werden in hun overtuiging gesterkt doordat vele Westerse en Arabische politici hun gevoelens voor rechtvaardigheid en kritiek op het Syrische regime openlijk deelden en moreel steunden. Maar Syrië en het Syrische regime zijn onvergelijkbaar met Libië, Egypte en Tunesië. Bovendien was er in het Westen en de Arabische wereld onvoldoende animo om het Syrische regime rechtstreeks aan te vallen. Er was vooral sprake van grootscheepse steun aan de talrijke oppositiegroepen in de vorm van financiën en wapenleveranties.

Dit alles was echter onvoldoende om het regime ten val te brengen en het kwam er in de praktijk op neer dat een groot deel van de militaire oppositie met onvoldoende wapens de dood tegemoet trad, net zoals de Syrische bevolking er met honderdduizenden doden het slachtoffer van werd.

Het ontbreken van verantwoordelijkheidsgevoel
Er zijn bij mijn weten tot dusverre geen Westerse of Arabische politici geweest die de gedachte hebben geuit dat zij ondanks hun ‘goede bedoelingen’ op zijn minst medeverantwoordelijkheid dragen voor het - te voorspellen - rampzalige resultaat waartoe hun optreden (samen met dat van het regime, Rusland en Iran) heeft geleid. Niet dat de buitensporige repressie van het regime ook maar enigszins viel te rechtvaardigen in morele of ethische termen, maar wie een leeuw - in dit geval Assad2 - wil verslaan of doden, dient tevoren zeker te stellen dat hij sterker is en beter bewapend, teneinde te voorkomen zelf te worden verslagen of te worden gedood.

Bij een overwinning van de Syrische oppositie had men nog kunnen betogen dat het ‘de moeite waard’ was geweest, althans als de overwinning had geleid tot een aanmerkelijke verbetering van de situatie overeenkomstig de doelstellingen die door de voornaamste oppositiepartijen waren overeengekomen in Riyad (2015-2016), te weten dat zij ‘zich zouden inzetten voor democratie via een pluralistisch system, waarin alle Syrische groepen, zowel mannen als vrouwen, zouden zijn vertegenwoordigd, zonder enigerlei discriminatie op grond van religie en etniciteit; en dit alles gebaseerd op de principes van de mensenrechten, transparantie, het afleggen van verantwoording en de rechtsstaat die op iedereen van toepassing is.’

Het is echter zeer de vraag of de betrokken partijen deze principes ook daadwerkelijk zouden respecteren wanneer ze eenmaal aan de macht zouden zijn gekomen. Het Riyad-communiqué was weliswaar een belangrijke ontwikkeling, maar niet meer dan een compromis.  Militaire organisaties als Jaysh al-Islam (‘Het Leger van de Islam’) en Ahrar al-Sham (‘De Vrije Lieden van Syrië’) waren bijvoorbeeld sterk Islamistisch georiënteerd, evenals de in Riyad vertegenwoordigde Syrische Moslim Broederschap; en deze partijen waren helemaal niet geporteerd voor een pluralistisch democratisch stelsel waarin geen onderscheid zou worden gemaakt op basis van religie. Zij wilden juist dat Soennieten de boventoon gingen voeren, zo niet het machtsmonopolie zouden krijgen.

Propaganda poster met Bashar al-Assad  © Michael Goodine / Flickr
Propaganda poster met Bashar al-Assad  © Michael Goodine / Flickr

Wanneer president Bashar al-Assad de oorlog in militair opzicht wint – en het ziet er al langere tijd naar uit dat het deze richting opgaat – dan is er nog helemaal geen sprake van werkelijke vrede. Daarom is het van groot belang dat er een verzoening tot stand wordt gebracht en dat er een nieuwe mentaliteit ontstaat waarin de leden van de verschillende bevolkingsgroepen, partijen of geloofsgemeenschappen elkaar respecteren en niet discrimineren of minachten, laat staan haten. Wederzijds respect tussen leden van de Alawitische minderheid en de Soennitische meerderheid is bijvoorbeeld van groot belang.

Maar met het voortduren van de bestaande repressieve dictatuur is het praktisch onmogelijk om een verzoening tot stand te brengen. Niet alleen zullen de wraakgevoelens en haat van de onderdrukten een belemmerende rol spelen, maar ook de wraakgevoelens van het regime, dat de mening is toegedaan dat het juist de oppositiegroeperingen zijn geweest (en niet het regime) die – met de hulp van allerlei buitenlandse krachten – het land in deze desastreuze toestand hebben gebracht. Dat laatste is waar in de zin van dat wanneer er helemaal geen revolutie met hulp van buitenaf zou zijn geweest, er ook niet zo veel dodelijke slachtoffers zouden zijn gevallen. Maar de opstanden waren nu juist een reactie op de dictatuur en de moeilijke levensomstandigen en waren geïnspireerd door de hoop op een (veel) beter leven, aangemoedigd door de – naar later bleek desastreuze - ‘Arabische Lente’, die vanuit het Westen zo werd toegejuicht in de naïeve hoop dat Syrië een democratie zou krijgen.3

Slechter af eerst
Het regime wordt nu geconfronteerd met veel grotere problemen dan die welke in 2011 mede-aanleiding vormden voor de Syrische Revolutie. Het land moet voor gigantische kapitalen worden wederopgebouwd (en die kapitalen worden niet zomaar ter beschikking gesteld, als ze al voorhanden zouden zijn). En zelfs al waren die kapitalen er wel, dan zal het op zijn minst tien jaar (zo niet veel langer) duren voordat werkelijk sprake kan zijn van volledige wederopbouw en herstel, want de beschikbare mankracht en de technische mogelijkheden daartoe zijn beperkt. De Syriërs wier materiële schade al die tijd niet kan worden verholpen zullen verre van tevreden zijn. Hun levensomstandigheden zijn niet bepaald een gunstig recept voor het scheppen van stabiliteit en vreedzaamheid. Verder moet de grootschalige corruptie worden aangepakt, evenals allerlei vormen van afpersing, intimidatie en roof die uit de oorlog zijn voortgekomen. Drastische uitroeiing van corruptiepraktijken is echter riskant voor het regime zelf, aangezien het afhankelijk is van allerlei daarmee samenhangende loyaliteiten. Bovendien zijn vele Syriërs in allerlei lagen van de bevolking ervan afhankelijk geworden om te kunnen overleven – ten koste van andere Syriërs. Daarom is de kans op werkelijk succesvolle corruptiebestrijding gering, zeker op kortere termijn.

Ten gevolge van de oorlog zijn ook grote aantallen Alawitische dienstplichtigen en pro-regime beroeps-militairen en anderen in de strijd gesneuveld. En aangezien de ruggengraat van het Syrische regime in belangrijke mate is gebaseerd op Alawitische loyaliteit – al dan niet afgedwongen – is daarmee een uiterst gevoelige plek van het regime geraakt. Gevaren voor het regime komen immers niet alleen van de kant van tegenstanders van buitenaf, maar ook van binnenuit. En het gevaar van binnenuit is potentieel minstens zo groot, zo niet groter, omdat tegenstanders binnen het regime gemakkelijker toegang hebben tot militair-strategisch gevoelige eenheden, al helemaal wanneer zij tot de Alawitische ‘inner circle’ behoren. Maar Alawieten die van binnenuit tegen het regime in opstand zouden durven te komen, lopen een dusdanig gevaar, dat dit in de buurt van zelfmoord komt. Bij de minste geringste verdenking zullen zij immers worden geliquideerd. En met wie zouden zij buiten het regime een bondgenootschap durven aan te gaan, zonder vervolgens zelf gevaar te lopen? De kans op een interne coup door toedoen van Alawieten is er dus wel, wanneer de druk groot genoeg is, maar het is nog maar de vraag of alternatieve Alawitische officieren Syrië wél naar een betere toekomst zouden kunnen leiden.

Een Syrische equivalent van Nelson Mandela die het land zou kunnen leiden in de richting van een algehele verzoening tussen de Syriërs onderling, is er bij mijn weten niet.

Maar principes, zogenaamde ethische standpunten en ‘wishful thinking’ hadden prioriteit boven Realpolitik

Verwacht kan worden dat miljoenen Syrische vluchtelingen, mede dankzij hun grotere vrijheid van meningsuiting in het buitenland, de dynamiek van de Syrische Revolutie nog langere tijd levend zullen houden. Binnen Syrië zelf zou het regime hen de mond kunnen snoeren, maar in het buitenland niet, tenzij er nog familieleden in Syrië zijn waarop druk kan worden uitgeoefend. Voorlopig zullen miljoenen vluchtelingen in het buitenland willen blijven, mede vanwege de grote veiligheidsrisico’s bij terugkeer en het gebrek aan enigerlei perspectief op een redelijk tot goed bestaan in Syrië.

Westerse en Arabische landen die de oppositie steunden, hebben hun interesse om het Assad-regime ten val te brengen geleidelijk aan verloren naarmate het steeds duidelijker werd dat het regime in Damascus niet ten val kon worden gebracht zoals zij aanvankelijk hadden gedacht of gewenst. Wanneer zij de realiteit van het voortduren van het Assad-regime veel eerder hadden ingezien en geaccepteerd, had dit honderdduizenden doden kunnen voorkomen. Maar principes, zogenaamde ethische standpunten en ‘wishful thinking’ hadden prioriteit boven Realpolitik. En het achteraf erkennen dat sprake is geweest van ernstige miscalculaties is voor vele politici moeilijk.

Zicht op Aleppo  © Watchsmart / Flickr
Zicht op de Syrische Aleppo in 2007. © Watchsmart / Flickr

Dit neemt niet weg dat verwacht kan worden dat de diplomatieke betrekkingen of contacten met Damascus, die beter niet hadden kunnen worden verbroken omdat ze de kansen op een politieke oplossing hebben verminderd en dialoog blokkeerden, op termijn weer zullen worden hersteld. Eveneens kan worden verwacht dat de sancties tegen het Syrische regime zullen worden afgezwakt of opgeheven. Ze hebben, zoals ik zeven jaar geleden heb voorspeld (en ook dat was niet moeilijk te voorspellen), het gewenste doel niet bereikt en het is vooral de Syrische bevolking geweest die er de dupe van is geworden.4

Een somber toekomstperspectief
Mocht het Ba’thregime van president Bashar al-Assad ooit ten val worden gebracht, dan moet niet worden verwacht dat er een soort democratie ontstaat, zoals talrijke Syriërs en velen in het Westen dat zouden wensen. Dat Syrië sinds mensenheugenis geen democratische traditie heeft gehad omdat het vrijwel alleen dictaturen heeft gekend, is op zich geen argument. Alles kan immers veranderen. Ik baseer mij echter op het gegeven dat de Syrische oppositiegroepen die verklaarden voor democratie te zullen strijden, zelfs na meer dan zeven jaar revolutie geen hechte eenheid hebben kunnen vormen. Dat geldt voor de civiele oppositie in het buitenland en nog veel meer voor de vele militaire oppositiegroepen binnen Syrië.

Mocht het Ba’thregime van president Bashar al-Assad ooit ten val worden gebracht, dan moet niet worden verwacht dat er een soort democratie ontstaat

Syriërs met dodelijke slachtoffers en zwaar gedupeerden in hun familie – en hun aantal is uitermate groot – zullen niet neutraal, laat staan positief gaan staan tegenover het regime wanneer zij dat verantwoordelijk achten voor alle dood en verderf die er is gezaaid, ook niet wanneer zij nieuwe huizen en andere zaken cadeau zouden krijgen. Dit neemt niet weg dat zij zich wellicht voor langere tijd zwijgzaam zullen neerleggen bij de nieuwe dictatoriale situatie. Inmiddels is de situatie voor velen binnen Syrië dusdanig moeilijk geworden dat hun primaire aandacht gericht is op overleven en lijfsbehoud.

Werkelijke vrede hangt verder niet alleen af van de Syriërs zelf, maar ook van de diverse landen die ‘by proxy’ bij de oorlog betrokken zijn en de vraag of deze bereid zijn om prioriteit te geven aan een beëindiging van het conflict in Syrië boven hun rivaliserende regionale ambities.

Verwacht kan worden dat er in de toekomst hernieuwd verzet tegen het regime zal opkomen, ook wanneer het regime van president Bashar al-Assad allerlei hervormingen zou doorvoeren. In hoeverre toekomstig verzet enige kans van slagen heeft, zal – net zoals bij de revolutie die in 2011 begon - in belangrijke mate afhangen van wie het leger en de veiligheidsdiensten onder controle heeft en kan houden. De toekomst van Syrië ziet er allesbehalve vreedzaam uit.

Authors

Nikolaos van Dam
Oud-ambassadeur en oud-speciaal gezant voor Syrië