Is het einde van de mensenrechten in zicht?
Analysis Diplomacy & Foreign Affairs

Is het einde van de mensenrechten in zicht?

04 Nov 2020 - 16:41
Photo: Mensenrechtenraad van de VN in Genève, 2011. © Flickr - UN Photo
Back to archive
Author(s):

Wat betekenen de huidige machtsverschuivingen op het wereldtoneel voor het liberale mensenrechtensysteem? Is het einde van de mensenrechten in zicht? Niet noodzakelijkerwijs. André Gerrits pleit voor een pragmatisch mensenrechtenbeleid. Met enerzijds stevige competitie, gefundeerd op het geloof in eigen opvattingen. Maar anderzijds ook compromissen, gebaseerd op een realistische inschatting van de internationale machtsverhoudingen.1

Het mondiale mensenrechtendiscours is sterk bepaald door een westerse liberale traditie. De verbreiding en institutionalisering van het individuele en politieke mensenrechtenbegrip na de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog zijn mogelijk gemaakt door de materiële en ideologische dominantie van het Westen, in het bijzonder van de Verenigde Staten (VS).

Ideeën volgen macht in de internationale politiek. Mensenrechten staan daarmee momenteel onder druk. Zowel de liberale interpretatie van mensenrechten als de mensenrechtenorde (het geheel van internationale normen, instituties en procedures inzake mensenrechten) verliezen aan gezag en effectiviteit.

De crisis van de mensenrechten is deel van een groter verhaal; van de teruggang van de liberale internationale orde en het multilateralisme dat die mensenrechten heeft vormgegeven. Ze staan onder druk van staten die hun groeiende macht en invloed koppelen aan een bijna dogmatische visie op nationale soevereiniteit (Rusland, China, India) en van politici elders (Europa, de VS) die de wenselijkheid van multilateralisme openlijk aan de orde stellen.

“Luminarium” Sculpture on Human Rights
Het kunstwerk “Luminarium” bij de Mensenrechtenraad van de VN in Genève in 2016. © UN Photo

De patstelling waarin veel internationale organisaties terecht zijn gekomen, wordt getypeerd als een erosie van ‘principieel’ multilateralisme.2 Dit suggereert een onderscheid tussen een ‘principieel’ en een ‘pragmatisch’ of ‘gekwalificeerd’ multilateralisme, hoewel multilateralisme uiteindelijk voor alle staten een strategische keuze is. “Internationale organisaties bestaan omdat staten ze hebben gecreëerd, en hun macht reikt over het algemeen niet veel verder dan staten toestaan.”3

Het Westen verliest geleidelijk zijn materiële overwicht en ideologische suprematie. Dit betekent niet dat de liberale wereldorde instort, dat de ‘wildernis’ ons zal overwoekeren,4 of dat de nieuwe orde onvermijdelijk ‘illiberaal’ zal zijn.5 Anders dan tijdens de Koude Oorlog zijn er nu geen grote mogendheden die de huidige mondiale orde principieel verwerpen. Hooguit wijzen ze onderdelen van die orde af, waaronder vaak het liberale mensenrechtenregime.

De vermeende legitimiteit van liberale mensenrechten is nooit uitsluitend gebaseerd geweest op de overtuigingskracht van het idee, maar vooral ook op de macht en autoriteit van de landen die zich erachter schaarden

Hoewel er sprake is van een diversiteit aan opvattingen over de toekomst van mensenrechten, is de teneur pessimistisch. Zelfs binnen de Verenigde Naties (VN) lijken de mensenrechten gemarginaliseerd, zo klaagde althans de voormalige Hoge Commissaris voor Mensenrechten Zeid Ra’ad al Hoessein, na zijn min of meer gedwongen vertrek in 2018.6

Gerrits-De voormalige Hoge Commissaris voor Mensenrechten Zeid Ra’ad al Hoessein tijdens een VN-vergadering in 2016. © Flickr - UN Geneva
De voormalige Hoge Commissaris voor Mensenrechten Zeid Ra’ad al Hoessein tijdens een VN-vergadering in 2016. © Flickr / UN Geneva

Vanaf het midden van de jaren 2000 opponeren autoritaire staten (en, zij het minder expliciet, ook politici in democratieën) steeds uitdrukkelijker tegen het interventionistische mensenrechtendiscours.7 De nadruk op individuele, politieke mensenrechten zou nationale ontwikkeling in de weg staan en internationale stabiliteit in gevaar brengen.

De Volksrepubliek China is de meest uitgesproken criticaster van het liberale mensenrechtenidee. Rusland volgt op gepaste afstand. China presenteert nationale ontwikkeling en goed bestuur als primaire mensenrechten; Rusland werpt zich op als de hoeder van traditionele, conservatieve waarden. Beide staten hanteren een streng non-interventiebeginsel en wijzen tactvol op de groeiende kloof tussen de normatieve aspiraties en materiële macht van het Westen.

De Amerikaanse hoogleraar Samuel Moyn spreekt van een ‘zelfopgelegde crisis’ van de liberale mensenrechten.8 Mondiale mensenrechten zijn een utopie; de mensenrechtendiplomatie heeft de vorm van een kruistocht aangenomen.9

Moyn heeft tot op zekere hoogte gelijk. De vermeende legitimiteit van liberale mensenrechten is nooit uitsluitend gebaseerd geweest op de overtuigingskracht van het idee, maar vooral ook op de macht en autoriteit van de landen die zich erachter schaarden. En die macht erodeert snel.

Het mensenrechtenregime is nooit uitsluitend afhankelijk geweest van westerse mogendheden en evenmin is het exclusief liberaal

Veel staten hebben de afgelopen decennia afspraken gemaakt over mensenrechten die ze feitelijk ongewenst achten en waar ze zich niet aan wensen te houden. Kleine staten kunnen zich minder permitteren dan grote staten, behalve wanneer ze machtige vrienden of bondgenoten hebben.

De omvang van de mensenrechtenorde zegt dus lang niet alles over de mate waarin die rechten worden nagekomen. Afspraken over mensenrechten werken vooral goed in staten waar de mensenrechten worden gerespecteerd.

VN-Hoofdkwartier in New York in 2006. UN Photo
VN-Hoofdkwartier in New York op "Human Rights Day" in 2004. © UN Photo

Toch is lang niet iedereen pessimistisch over de toekomst van de rechten van de mens. Bewustwording van het belang van mensenrechten en de omvang die het mensenrechtensysteem heeft aangenomen zouden robuust genoeg zijn om de huidige politieke terugslag te doorstaan.10 Het mensenrechtenregime is nooit uitsluitend afhankelijk geweest van westerse mogendheden en evenmin is het exclusief liberaal, stellen de optimisten.11

Weinig staten distantiëren zich openlijk van het internationale mensenrechtensysteem en nog minder staten trekken zich eruit terug.12 Waar pessimisten menen dat de expansie van het mensenrechtenregime de legitimiteit van deze rechten heeft ondermijnd, menen de optimisten juist dat de omvang van de mensenrechtenorde een blijk is van haar kracht.

Optimisme over de toekomst van de mensenrechten lijkt op het vertrouwen in de continuïteit van de internationaal liberale orde. Het is de overtuiging dat normen en instituties zo diep zijn verankerd in recht en politiek dat zelfs ingrijpende mondiale machtsverschuivingen hier weinig effect op hebben.13

Kathryn Sikkink, een Amerikaanse mensenrechtenwetenschapper, verwijst naar de stickiness van internationale organisaties: “Mensenrechteninstituties verschaffen een continuïteit aan mensenrechtennormen en politiek die verder reikt dan de invloed van degenen die ze hebben geïntroduceerd.”14 In deze optiek moeten internationale organisaties in staat worden geacht culturele en politieke verschillen te overbruggen en hun desintegrerende effect te beperken.15

In de optiek van de Chinese machthebbers is goed bestuur een voorwaarde voor de mensenrechten, zo niet een mensenrecht op zich

Dit is een aantrekkelijke gedachte, maar in de context van de mensenrechtendiscussie niet overtuigend. Zoals Sikkink zelf schrijft, zijn mensenrechteninstituties vooral een “strijdperk”.16 Instituties worden gekaapt door mogendheden, die ze gebruiken om hun repressieve beleid te rechtvaardigen en de internationale inspanning te frustreren. De politieke kosten van het niet eerbiedigen van internationale afspraken worden hierdoor steeds lager.

De verspreiding van de mensenrechten kent een lange geschiedenis van “buildups, erupties, backlashes en backsliding”, waarvan het moeilijk te voorspellen is in welke richting ze zich precies zal ontwikkelen.17 Het huidige mensenrechtenregime is een onderdeel van de internationale liberale orde.18

Gerrits-oorspronkelijke versies (Engels, Russisch, Chinees, Frans en Spaans) van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. © Flickr - UN Photo
Oorspronkelijke versies (Engels, Russisch, Chinees, Frans en Spaans) van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. © Flickr / UN Photo

Deze liberale orde is echter voor een korte periode een wereldorde geweest, na de Koude Oorlog. En dat was een uitzonderlijke periode, een unieke samenloop van omstandigheden: de materiële en ideologische hegemonie van de VS (‘het unipolaire moment’19 ), de zwakte van hun potentiële concurrenten (Rusland na de ineenstorting van de Sovjet-Unie en China tijdens de eerste decennia van de hervormingen), en het gebrek aan materiële en ideologische alternatieven voor de ‘westerse’ liberale democratische en markteconomie.

Dit ‘moment’ is voorbij. Revisionistische staten als China en Rusland krijgen meer invloed op de agenda en op de besluitvorming van internationale instituties, inclusief mensenrechtenorganisaties. In de VN-Mensenrechtenraad – waartoe recentelijk Rusland, Pakistan en Cuba zijn toegetreden – lobbyt China uitdrukkelijk voor zijn eigen, op soevereiniteit en ontwikkeling gerichte interpretatie van mensenrechten.

In de optiek van de Chinese machthebbers is goed bestuur een voorwaarde voor de mensenrechten, zo niet een mensenrecht op zich. In de liberale interpretatie wordt de relatie omgedraaid: democratie is een voorwaarde voor goed bestuur. Het verschil is cruciaal en niet gemakkelijk te overbruggen, maar het kan wel het uitgangspunt zijn van een zinvolle dialoog.

Voor veel staten is China’s interpretatie van mensenrechten aantrekkelijker dan de liberale versie

China voert een offensieve mensenrechtenstrategie,20 die het ambivalente karakter van mensenrechten voor de communistische leiders weerspiegelt – mensenrechten kunnen het regime verzwakken maar ook versterken.21 Waar mensenrechten de politieke orde ondermijnen (het vermeende imperialistisch liberale, individuele concept van mensenrechten), worden ze genegeerd of onderdrukt; waar ze de politieke orde legitimeren (mensenrechten als recht op ontwikkeling en goed bestuur), worden ze bevorderd.

Gerrits-Amerikaanse Oeigoeren demonstreren voor mensenrechten in hun thuisland China. © Flickr - Malcolm Brown
Amerikaanse Oeigoeren demonstreren voor mensenrechten in hun thuisland China. © Flickr / Malcolm Brown 

Deze combinatie van repressie en promotie wordt zowel voorgehouden aan de eigen onderdanen alsook uitgedragen op het internationale toneel – en niet zonder succes. Naar het schijnt, beschikt het communistische regime in China over het vertrouwen van een opmerkelijk groot deel van de bevolking, en voor veel staten is China’s interpretatie van mensenrechten aantrekkelijker dan de liberale versie.22 Ze past in de wereldorde die deze staten voorstaan; minder normatief, minder liberaal, minder universalistisch en minder interventionistisch.

Een pragmatisch mensenrechtenbeleid?
Wat moeten pleitbezorgers van individuele, liberale mensenrechten aan met de ontwikkelingen die hierboven zijn geschetst? De belangrijkste uitdaging is om het mensenrechtenregime niet te ver uit de pas te laten lopen met de veranderende politieke werkelijkheid.

Andrew Hurrell, hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Universiteit van Oxford, heeft het mooi geformuleerd: “De internationale gemeenschap heeft een legitieme rol om ervoor te zorgen dat de macht van de overheid niet wordt misbruikt, om mensenrechtennormen vast te stellen en om de naleving van die normen te controleren. Maar als betrokkenheid wordt uitgebreid tot de gedetailleerde wijze waarop het beleid wordt bepaald en uitgevoerd, dan worden de belangrijke liberale beginselen van vertegenwoordiging, van verantwoordingsplicht, van pluralisme en van respect voor diversiteit ondermijnd.”23

Het antwoord is een combinatie van competitie en compromis. Dit komt in de buurt van wat een pragmatische mensenrechtenstrategie zou kunnen worden genoemd. Hoe ziet een dergelijke strategie eruit? Wat betekent ze voor de pleitbezorgers – waartoe ik mijzelf reken – van liberale mensenrechten?

1: We accepteren dat een steeds uitgebreider systeem van mondiale afspraken en instituties niet het antwoord is op de crisis van de mensenrechten.

Regionalisering van het mensenrechtenregime is wellicht effectiever. Dit sluit aan op een bredere tendens naar regionale samenwerking, waaronder de Aziatische Investeringsbank, de Shanghai Samenwerkingsorganisatie en de Euraziatische Economische Unie. Regionale initiatieven staan dichter bij lokale culturele en politieke tradities en bieden meer kansen voor lokale mensenrechtenorganisaties.

Trump is oprecht niet in mensenrechten geïnteresseerd en dat geldt voor meer democratisch gekozen leiders

De infrastructuur van mensenrechten in Europa, met haar talloze overeenkomsten, (niet-)gouvernementele organisaties en rechtsprekende instanties, is een goed voorbeeld van effectieve regionalisering. Helaas is dit ook een zeldzaam voorbeeld. Want ook hier geldt: in de praktijk werkt regionalisering van mensenrechten vooral goed in regio’s (landen) waar de mensenrechten al worden gerespecteerd.

The European Parliament building in Strasbourg. European Union
Het Europees Parlement in Strasbourg. © European Union 2019 

We zijn terug bij de nationale staat. De staat is de cruciale factor in de toekomst van de mensenrechten. Staten (regeringen) bepalen of de rechten van de mens geëerbiedigd worden of niet. Minder soevereiniteit en meer internationale of mondiale verantwoordelijkheid werkt soms, lang niet altijd. Een pragmatische mensenrechtendiplomatie richt zich op een minder omvangrijk geheel van rechten en op een minder opdringerige, interventionistische en legalistische wijze van bevordering.

2: We zullen harder moeten werken.

Mensenrechten zijn omstreden, veel meer dan wij geneigd zijn te denken in Nederland. Mensenrechtendiplomatie wordt daardoor steeds controversiëler, zowel op internationaal niveau (zoals hiervoor uiteengezet), als in democratische landen.

De invloed van staten die zich traditioneel achter het idee van democratie en individuele mensenrechten plaatsen, is tanende. Het concept van liberale mensenrechten en mensenrechtendiplomatie raakt steeds meer omstreden, en de discussie wordt allang niet meer uitsluitend tussen democratische en autoritaire leiders gevoerd.

Trump is oprecht niet in mensenrechten geïnteresseerd en dat geldt voor meer democratisch gekozen leiders. Populistische politici bekritiseren mensenrechtendiplomatie als elitair, bemoeizuchtig en in strijd met de belangen van de eigen bevolking.

Het mensenrechtendiscours is geen tijdloze en universele taal, maar een product van tijd en plaats

In toenemende mate worden burgerrechten ook in democratieën zelf beperkt, waaronder in Europa (denk aan Hongarije en Polen). ‘Europa’ – dat zichzelf graag ziet als een ethische, een normatieve macht – zou toch tenminste het eigen huis op orde moeten hebben.

3: Ons past bescheidenheid en terughoudendheid.

Er is geen reden om niet achter het liberale mensenrechtenprincipe te blijven staan. Simpelweg blijven volhouden dat dit liberale idee ook een universele norm is, of zou moeten zijn, is echter niet genoeg.

Het mensenrechtendiscours is geen tijdloze en universele taal, maar een product van tijd en plaats. Het is de afgelopen decennia enorm uitgedijd, naar opvattingen die vooral in westerse landen leven. Maar wat bij ons werkt, of werkte, werkt niet altijd of overal.

In 1997 schreef academicus en voormalig politicus Michael Ignatieff jubelend: “We zijn ons nauwelijks bewust van de mate waarin onze morele verbeelding sinds 1945 is getransformeerd door de groei van de taal en praktijk van het moreel universalisme, dat vooral tot uitdrukking komt in een gedeelde mensenrechtencultuur.”24 Twee decennia later, op een missie om “de ethiek (van de mensenrechten) in de praktijk te observeren”, klinken zijn conclusies aanzienlijk genuanceerder.

A general view of the meeting on Human Rights, Democracy, and the Rule of Law.     UN Phot
Bijeenkomst van de Mensenrechtenraad van de VN in Genève in 2016. © UN Photo

De oorsprong van ons gedeelde morele bewustzijn en gezag is niet abstract en universeel, merkt Ignatieff op. Deze oorsprong is vooral lokaal: “Waar we ook kwamen, werden we getroffen door het primaat van de gemeenschap. Overal liggen nationale soevereiniteit en het morele universalisme van de mensenrechten op ramkoers.”25

Politieke strijd binnen internationale organisaties is te prefereren boven strijd tussen organisaties, vanuit concurrerende quasi-mondiale regimes

Bescheidenheid en terughoudendheid zijn begrippen die in de discussie over mensenrechten weinig worden gehoord.

4: We zoeken normatieve en institutionele compromissen.

Met het veelgehoorde politieke adagium ‘over waarden onderhandel je niet’ schieten we niet veel op. Mensenrechten zijn niet alleen een aspect van onze politieke identiteit; ze zijn ook een deel van ons strategisch verhaal.

Met mensenrechten is het niet per se anders gesteld dan met andere aspecten van ons buitenlands beleid; het is een combinatie van wat we willen (onze materiële en normatieve belangen) en wat we kunnen (onze invloed en macht). En ook op het terrein van de mensenrechten zien we de kloof tussen ambities en mogelijkheden toenemen.

Buitenlandse politiek wordt vormgegeven in een strategie van competitie, confrontatie en compromissen. Dat geldt voor zowel onze bilaterale als onze multilaterale betrekkingen. Nederland zet doorgaans in op multilateralisme – op global governance – als antwoord op internationale uitdagingen.

 

Gerrits-China's president Xi Jinping houdt een toespraak tijdens de G20-top in 2016. © Flickr - Government ZA
China's president Xi Jinping houdt een toespraak tijdens de G20-top in 2016. © Flickr / Government ZA

Multilateralisme en global governance zullen echter ingewikkelder worden, omdat vorm en inhoud van internationale samenwerking steeds meer door niet-gelijkgezinde staten worden bepaald. Een mogelijk antwoord hierop is afstand nemen, zoals de VS die de VN-Mensenrechtenraad de rug hebben toegekeerd.

Multilaterale organisaties verlaten of internationale afspraken opzeggen kan een verstandige keuze zijn (hoewel staten ze niet vaak maken), maar in dit geval niet. Politieke strijd binnen internationale organisaties is te prefereren boven strijd tussen organisaties, vanuit concurrerende quasi-mondiale regimes (zoals tijdens de Koude Oorlog).

De mensenrechtenagenda zou kunnen worden beperkt

Andere antwoorden zijn ook mogelijk, gedreven door een combinatie van competitie en compromissen. Competitie en compromissen zijn geen tegenstrijdige, maar aanvullende aspecten van eenzelfde mensenrechtenstrategie. Competitie vereist macht, en macht vereist overeenstemming tussen gelijkgezinde staten.

Zowel de eensgezindheid van democratische staten als de effectiviteit van een internationaal mensenrechtenregime zijn gebaat bij een voortgaande discussie over de aard van mensenrechten en de vorm van mensenrechtendiplomatie.

De mensenrechtenagenda zou kunnen worden beperkt: minder cultureel bepaald, terug naar de politieke of normatieve essentie. Mensenrechtenbeleid kan worden gecontextualiseerd: minder universeel, meer specifiek. Mensenrechtendiplomatie kan worden verfijnd: minder publiek, meer vertrouwelijk.

In ieder geval zullen we normen, instituties en procedures moeten ontwikkelen die zowel diversiteit organiseren als gezag tonen. Dat is ingewikkeld en vanuit ons perspectief op mensenrechten wellicht onaangenaam, maar op termijn is het de enige manier om een internationale mensenrechtenorde overeind te houden.

  • 1De auteur dankt Lars van Troost voor diens op- en aanmerkingen bij een eerdere versie van dit stuk.
  • 2Jürgen Rüland, ‘”Principled Multilateralism” versus “Diminished Multilateralism”: Some General Reflections’, in: Christian Echle et al. (eds.), Multilateralism in a Changing World Order, Singapore: Konrad Adenauer Stiftung, 2018, blz. 9.
  • 3Ian Hurd 2011, International Organizations. Politics, Law, Practice, Cambridge: Cambridge University Press, 2011.
  • 4Robert Kagan, The Jungle Grows Back: America and Our Imperiled World, New York: Alfred A. Knopf, 2018, blz. 163.
  • 5Michael Boyle, ‘The Coming Illiberal Order’, Survival, vol. 58, no. 2, 2016, blz. 35-66.
  • 6Ian Seiderman, ‘The UN High Commissioner for Human Rights in the Age of Global Backlash’, Netherlands Quarterly of Human Rights, vol. 37, no.1, 2019, blz. 7.
  • 7Voorbeelden van concrete stappen door China en Rusland tegen vermeend westers interventionisme op het gebied van de mensenrechten in twee recente publicaties van Amnesty International Nederland: Doutje Lettinga & Lars van Troost (red.), Shifiting power and human rights diplomacy: Russia, Amnesty International, 2017 en David Ismangil, Karen van der Schaaf & Stijn Deklerck (red.), Shifting power and human rights diplomacy: China, Amnesty International, 2020.
  • 8Samuel Moyn, Not Enough. Human Rights in an Unequal World, Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 2018. Zie ook Samuel Moyn, The Last Utopia: Human Rights in History, Cambridge, Mass: Harvard University Press, 2010 en Stephen Hopgood, The Endtimes of Human Rights, Ithaca: Cornell University Press, 2013.
  • 9Mensenrechten zijn ‘utopisch’ voor Samuel Moyn vanwege hun vermeend universele karakter, dat zowel in culturele of religieuze termen kan worden gevat (Christelijk geïnterpreteerde natuurrechten), als in politieke begrippen (economisch geïnspireerd neoliberalisme). Beide ideologische onderstromen worden dunner; het universele argument dus onvermijdelijk ook.
  • 10Geoff Dancy & Kathryn Sikkink, ‘Human Rights Data, Processes, and Outcomes: How Recent Research Points to a Better Future’, in Stephen Hopgood, Jack Snyder & Leslie Vinjamuri (eds.), Human Rights Futures, New York: Cambridge University Press, 2017, blz. 24-59 en David Petrasek, ‘Not Dead Yet: Human Rights in an Illiberal World Order’, International Journal, vol. 74, no.1, 2019, blz. 103-118.
  • 11Zie David Petrasek, ‘Not Dead Yet: Human Rights in an Illiberal World Order’, International Journal, vol. 74, no. 1, 2019, blz. 103-118.
  • 12Zie David Petrasek, ‘Not Dead Yet: Human Rights in an Illiberal World Order’, International Journal, vol. 74, no. 1, 2019, blz. 103-118.
  • 13G. John Ikenberry is een invloedrijke representant van deze gedachte, zie ‘The end of liberal international order?’, International Affairs, vol. 94, no. 1, 2018, blz. 7–23.
  • 14Kathryn Sikkink, Evidence for Hope. Making Human Rights Work for the 21st Century, New Jersey: Princeton University Press, 2017, blz. 134.
  • 15Christian Reus-Smit, ‘Cultural Diversity and International Order’, in International Organization, vol. 71, no. 4, 2017, blz. 851-885.
  • 16Kathryn Sikkink, Evidence for Hope. Making Human Rights Work for the 21st Century, New Jersey: Princeton University Press, 2017, blz. 233.
  • 17Kathryn Sikkink, Evidence for Hope. Making Human Rights Work for the 21st Century, New Jersey: Princeton University Press, 2017, blz. 135.
  • 18Wat niet hetzelfde is als stellen dat mensenrechten louter een instrument van neoliberaal imperialisme zijn, irrelevant is voor de werkelijke stand van de mensenrechten, zie Stephen Hopgood, The Endtimes of Human Rights, Ithaca: Cornell University Press, 2013.
  • 19Charles Krauthammer, ‘The unipolar moment’, Foreign Affairs, vol. 70, no.1, 1990/91, blz. 23-33.
  • 20The State Council Information Office of  the People’s Republic of China, ‘Seeking Happiness for People: 70 Years of Progress on Human Rights in China’, 2019.
  • 21Titus C. Chen, ‘A Flamboyant Mandarin in a Declining Liberal Order: China’s Revisionist Agenda in Global Human Rights Institutions’, Social Science Research Network, 2019.
  • 22In weinig landen is het vertrouwen in de overheid sterker dan in China, aldus de ‘20th Annual Edelman Trust Barometer’ .
  • 23Andrew Hurrel, ‘Power, Principles and Prudence: Protecting Human Rights in a Deeply Divided World’, in Tim Dunne & Nicholas J. Wheeler (eds.), Human Rights in Global Politics, New York: Cambridge University Press, 1997, blz. 281.
  • 24Michael Ignatieff, The Warrior’s Honor: Ethnic War and the Modern Conscience, New York: Metropolitan, 1997, p. 8.
  • 25Michael Ignatieff, The Ordinary Virtues: Moral Order in a Divided World, Cambridge, Mass.: Harvard University Press, 2017, blz. 200.

Authors

André Gerrits
Professor of International Studies and Global Politics at Leiden University