Nederlands wensdenken in de (geheime?) oorlog tegen IS
Series Conflict and Fragility

Nederlands wensdenken in de (geheime?) oorlog tegen IS

24 Nov 2020 - 17:15
Photo: Een Nederlandse F-16 vuurt lichtkogels af boven Leeuwarden in 2016. © Nicky Boogaard - Flickr
Back to archive
Author(s):

Tijdens de nacht van 2 op 3 juni 2015 voerde een Nederlandse F-16 een bombardement uit op de Iraakse stad Hawija. De aanval – waarbij burgerdoden vielen – ontketende een discussie over de Nederlandse bijdrage aan de internationale oorlog tegen Islamitische Staat (IS). In deze bijdrage analyse reageert militair-historicus Christ Klep op drie opiniebijdragen van de SP, de PVV en het CDA. 'Wie krampachtig vasthoudt aan ‘nul burgerslachtoffers’ als doelstelling, zal die pretentie onvermijdelijk in het eigen gezicht zien ontploffen.'

De drie voorgaande beschouwingen vormen een goede staalkaart van de (politieke) discussie rond het drama in Hawija. Voor Tweede Kamerlid Sadet Karabulut (SP) is de zaak helder: de Nederlandse F-16’s hadden überhaupt niet naar het Midden-Oosten moeten vertrekken. Tweede Kamerlid Martijn van Helvert (CDA) springt daarentegen als een koene ridder in de bres om zijn jonkvrouw minister van Defensie Ank Bijleveld te behoeden voor verder verlies van eer en goede naam. Tot slot richt Tweede Kamerlid Raymond de Roon (PVV) zijn pijlen vooral op een “klungelend kabinet” en op “utopisch denkend links”.

Grofweg weerspiegelen de bijdragen van Karabulut, Van Helvert en De Roon de twee hoofdelementen in het debat rond Hawija. Om te beginnen de ins and outs van het bombardement van juni 2015 zelf. Was die aanval legitiem? Ten tweede de politieke nasleep in Nederland. Hier speelt vooral de vraag of het kabinet een politieke doodzonde heeft begaan door het parlement te laat of zelfs onjuist te informeren. Deze beschouwing volgt qua opbouw die twee hoofdelementen.

Het bombardement
Was de aanval op de ‘bommenfabriek’ van IS in Hawija militair-operationeel en juridisch eigenlijk wel in de haak? Werden de regels van het oorlogsrecht naar behoren gevolgd? Van Helvert en De Roon menen van wel. Zij schuiven aan bij een meerderheid van politici en andere betrokkenen die vinden dat de coalitie en Nederland voldoende voorzorgsmaatregelen hebben getroffen bij het doelselectieproces en de aanval zelf.

Klep- Verwoeste huizen in de Iraakse stad Mosul in 2018. European Union-Peter Biro-Flickr
Verwoeste huizen in de Iraakse stad Mosul in 2018. © European Union / Peter Biro / Flickr

Het is de moeite waard om hier de visie van militair jurist professor Paul Ducheine toe te voegen. Ducheine maakt over deze problematiek een aantal behartenswaardige opmerkingen. Allereerst bevestigt Ducheine dat het bij de strijd tegen IS ging om een gewapend conflict waarin de (gewoonterechtelijke) regels voor het selecteren en aanvallen van doelen toepasselijk waren.

Het beginsel van proportionaliteit is dan een belangrijk handvat. De aanvaller weegt de verwachte nevenschade af tegen het verwachte militaire voordeel. Zo kan het legitiem zijn om een belangrijke terroristenleider uit te schakelen door zijn voertuig te bombarderen, daarbij het aanzienlijke risico incalculerend dat ook de overige inzittenden zullen omkomen. Of zoals de Amerikaanse politicoloog Neta Crawford opmerkte: “Most collateral damage is foreseeable, foreseen and judged to be worth the military advantage.”1

Ook staten die alsmaar benadrukken zo weinig mogelijk burgerslachtoffers te willen veroorzaken, maken die slachtoffers nog steeds in grote aantallen

Het oorlogsrecht accepteert al met al een zekere mate aan voorziene nevenschade. Het gaat om een – uiteraard op redelijke argumenten gebaseerde – inschatting vooraf. Dat er soms méér burgerslachtoffers vallen dan gedacht, is eerder een afgeleide van deze afweging en niet per definitie tegen het oorlogsrecht.

Of zoals Ducheine het treffend verwoordde in een column: “’Nevenschade’ die achteraf groter blijkt dan vooraf ingeschat is GEEN oorlogsrechtelijk beoordelingspunt. Het gaat er om wat VOORAF op grond van de info van toen werd ingeschat. Ik erken: dat is cru en technocratisch. Maar dit is het recht (alle leed ten spijt).”2

Dat is helder. Maar met het nuchtere punt dat Ducheine maakt (en met hem andere militair juristen), is de discussie niet afgelopen. Er is nog een diepere laag, te weten dat ook in hedendaagse conflicten de nevenschade onverminderd groot blijft, ondanks het gebruik van smart weapons. Ook staten die alsmaar benadrukken zo weinig mogelijk burgerslachtoffers te willen veroorzaken, maken die slachtoffers nog steeds in grote aantallen.

Klep-Een NAVO-verkenningsvliegtuig boven Irak in 2018 ten ondersteuning van de Global Coalition to Defeat ISIS. NATO
Een NAVO-verkenningsvliegtuig boven Irak in 2018 ten ondersteuning van de zogenoemde Global Coalition to Defeat ISIS. © NATO 

De cijfers van enerzijds de coalitie en anderzijds monitoringsorganisaties als Airwars lopen gigantisch uiteen. Maar dat het om duizenden Irakese burgerslachtoffers gaat, is wel zeker. Als algemene vuistregel is gedurende de afgelopen decennia gaan gelden dat bij circa vijf procent van alle luchtaanvallen burgerslachtoffers vallen. Dan leert een eenvoudige rekensom dat – bij ruim tweeduizend keer Nederlandse wapeninzet – het officiële aantal van vier incidenten met burgerslachtoffers wel erg laag lijkt.

Zien we deze werkelijkheid niet onder ogen, dan ontkennen we in wezen het karakter van de oorlogvoering als zodanig. In de moderne Western way of war verschuift de aanvaller steeds meer het risico naar de burgers op de grond. Al was het maar omdat de technologie daartoe beschikbaar is.

De Britse socioloog Martin Shaw hanteert daarvoor het begrip risk-transfer war. Zet daar de essentie van de westerse oorlogvoering naast – namelijk zo efficiënt en effectief mogelijk de vijand verslaan – en het centrale dilemma is geboren. Volgens heel wat militair deskundigen waart hier het virus van intellectuele en morele luiheid rond. Het zelfgecreëerde beeld van een ‘schone oorlog’ en de focus op burgerslachtoffers verbergen de harde waarheid over oorlogvoering.

Zonder twijfel zou een all out luchtoffensief van één week waarschijnlijk minder burgerslachtoffers hebben gekost dan de jarenlange luchtcampagne

Neem bijvoorbeeld de Amerikaanse onderzoeker Robert Goldich: “By concentrating so much on civilian casualties, and assuming that the civilian costs of war are the most important aspects of war, we actually diminish our understanding of the phenomenon of war. We strip it of its most important aspects: why it is being fought, how it is being fought, why one side is winning and the other is losing, or why there is a stalemate.”3

Mogelijk onbedoeld onderstreept De Roon juist dit punt. Zonder al die voorzichtigheid, aldus De Roon, zou de infrastructuur van IS misschien binnen één of enkele weken zijn vernietigd. Dat is een interessant, maar helaas onbewijsbaar punt. Zonder twijfel zou een all out luchtoffensief van één week waarschijnlijk minder burgerslachtoffers hebben gekost dan de jarenlange luchtcampagne.

Kortom, zo stellen Van Helvert en De Roon, het luchtoffensief was succesvol ondanks het feit dat de coalitie zich zo netjes gedroeg en met één arm achter de rug vocht. Niet alleen dat, het bombardement schakelde wél een belangrijke bommenfabriek van IS uit en dus werden veel levens gered. Dat laatste klinkt logisch, maar is wederom onmogelijk met zekerheid vast te stellen.

Karabulut-female YPG-fighters in Raqqa in 2017. © Flickr - Kurdishstruggle
Koerdische YPG-strijders in Syrië in 2017. © Kurdishstruggle / Flickr

Daarvoor is de fog of war te dik. Zijn ook de bommenmakers om het leven gekomen? Zo niet, dan zullen IS-strijders hun vaardigheden hoogstwaarschijnlijk op zeer korte termijn elders hebben ingezet. Hoe dan ook – als een terzijde – was het luchtoffensief van de coalitie een krachtig wapen, maar het kon uiteindelijk niet de doorslag geven. Dat konden alleen de Irakese, Koerdische en Syrische grondtroepen.

De nasleep en de ‘doofpot’
In Nederland werd de toch al precaire discussie over de legitimiteit van het bombardement in de praktijk overschaduwd door een andere discussie. Eentje van welhaast oer-Hollandse proporties: die over de informatievoorziening binnen het ministerie van Defensie en tussen Defensie en de Tweede Kamer – hoe herkenbaar.

Er is nauwelijks nog maatschappelijke of politieke tolerantie voor burgerslachtoffers

Om te beginnen een vaststelling. Er gaapt een opvallende kloof tussen de enorme berg data die de coalitie zelf genereerde en wat daarvan vervolgens naar buiten kwam. Dagelijks produceerde de coalitie stromen aan openbare informatie over doelen, wapens, munitie en resultaten. Natuurlijk vielen veel gegevens onder de operationele geheimhouding, maar aan informatie zelf was geen gebrek.

Conflictwetenschappers Lauren Gould en Nora Stel gaan nog een stapje verder. Naar hun mening is de ‘onwetendheid’ bij Defensie gerichte strategie: een methode om door zogenaamd gebrekkige kennis over slachtoffers democratische controle te ontlopen. Oftewel, een vorm van gecultiveerde onwetendheid om politieke verantwoordelijkheid te vermijden.4

Met een toevoeging mijnerzijds: dat het Openbaar Ministerie wél door deze muur zou kunnen breken, lijkt me hoogst onwaarschijnlijk. Het punt is dit: in de praktijk gaat het zelden om de negentig procent aan informatie die wel beschikbaar en toegankelijk is. Het gaat om die mysterieuze resterende tien procent.

 

Klep-Iraakse soldaten in Baghdad tijdens een bezoek van de Amerikaanse minister van Defensie in 2019. U.S. Secretary of Defense
Iraakse soldaten in Baghdad tijdens een bezoek van de Amerikaanse minister van Defensie in 2019. © U.S. Secretary of Defense 

Van Helvert benadrukt dat de regering vanaf het begin wel degelijk aangaf dat de kans op onschuldige slachtoffers bestond. Maar dat is erg algemeen geformuleerd en eigenlijk ook niet het kernpunt. De discussie valt namelijk in een valkuil die nog dieper blijkt. De valkuil – en dit sluit aan bij het eerste deel van dit betoog – is opnieuw dat zelfgecreëerde beeld van een chirurgische oorlog met (haast) nul burgerslachtoffers.

In dit beeld passen ‘zorgvuldige doelontwikkelprocessen’ en ‘moderne precisiewapens’. Er is nauwelijks nog maatschappelijke of politieke tolerantie voor burgerslachtoffers. Die slachtoffers zijn niet meer een bijproduct van geweld, maar een politiek doel op zich. “Nee, dat doen wij niet”, sprak bijvoorbeeld minister Bijleveld. “Wij willen opereren zonder dat er burgerslachtoffers vallen. Amerikanen doen dat anders.”5  

We moeten aannemen dat de casus Hawija vanaf ‘uur nul’ tot in detail bekend was en uitgebreid besproken is

Voormalig minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert (2012-2017; VVD) was begin 2017 gastdocent in het televisieprogramma Dreamschool. Op een scherm aan de wand toonde Hennis-Plasschaert een videofragment vanuit de cockpit van een Nederlandse F-16. Boven het missiegebied voerde de vlieger een ‘cold shift’ uit: op het laatste moment besloot hij een afgeworpen geleide bom – een bom die na het afvuren nog bijstuurt – naar een veilige locatie te sturen. In dit geval een weiland, om nevenschade te beperken en plotseling opgedoken burgers te sparen.

Dit zelfgeschapen beeld van chirurgische precisie (om nogmaals Hennis-Plasschaert te citeren, ditmaal in de Tweede Kamer: “Je kunt ook een gedeelte van een gebouw bombarderen. Het is zo precies. Die kans op nevenschade moet eigenlijk uitkomen op nul.”6 ) maakt burgerslachtoffers tot het resultaat van een tragisch noodlot, waarop niemand greep heeft.

En daarbij hoort een discours van zorg, medeleven en spijt, alsmede de verzekering dat de betrokken militairen geen schuld dragen. Zo wordt Hawija een tragische gebeurtenis, maar ook eentje die met de beste wil ter wereld niet te vermijden was. Stomme pech. War is hell.

Klep-Een Noorse F16 boven Griekenland op de terugweg van Libië in 2011. NATO
Een Noorse F16 boven Griekenland op de terugweg van Libië in 2011. © NATO  

In het algemeen hebben de coalitie, de Verenigde Staten of Nederland er naar eigen gevoel geen enkel belang bij hun overdaad aan informatie te delen. Al was het maar om het zelfgeschapen beeld van chirurgische precisie niet aan gruzelementen te gooien: de enorme nevenschade van het bombardement op Hawija was onvoorspelbaar, toeval.

Maar dat is te kort door de bocht. Bekijken we nog eens die enorme berg aan informatie die de coalitie zélf zegt te genereren in het doelproces en onderlinge overleg. Wat dit betreft heeft met name Karabulut wel degelijk een punt: we moeten aannemen dat de casus Hawija vanaf ‘uur nul’ tot in detail bekend was en uitgebreid besproken is.

De ervaring leert dan dat er honderden, zo niet duizenden sporen in de informatiestroom terug te vinden zijn: rapporten, mailberichten, beelden, analyses en wat dies meer zij. Zoiets zet ook Van Helverts verzekering dat Bijleveld vanaf nu transparanter zal zijn in breder perspectief. Een dergelijke gedachte lijkt me eerder wishful thinking.

In die categorie valt mijns inziens ook Van Helverts opmerking dat geheime oorlogen tot het verleden behoren: Bovendien kan men – as we speak – alles wat er gebeurt evenals de meningen van iedereen op sociale media en televisie volgen. Een norm zal geheime oorlogvoering dus nooit worden.” If only.

Wat is dan de crux van deze beschouwing? IS was een extreem wrede tegenstander. Van haar kant benadrukte de coalitie dat ze niet tot hetzelfde niveau zou afdalen. Waar mogelijk zou nevenschade voorkomen worden. Dit was een strijd tussen de krachten van barbaarsheid en beschaving (niet voor niets benoemt Van Helvert tot tweemaal toe het gruwelijke karakter van IS).

Een ingrijpen met chirurgische instrumenten, schoon en rechtvaardig. Maar wie eenmaal dergelijke piketpaaltjes heeft geslagen, kan ethisch gezien weinig kanten meer op. Nevenschade is dan een storend element, dat liever wordt weggestopt. Ziehier de essentie van de nasleep van Hawija.

Oorlog speelt het spel zelden eerlijk

Hoe moeten we de drie bijdragen dan duiden? Karabulut is kwetsbaar voor de tegenwerping dat ze kritiek vanaf de zijlijn levert. De SP was immers tegen het sturen van F-16’s. Van Helvert kiest een politiek verstandige weg: vooruitkijken en wijzen op de lessen die Hawija ons leert.

De Roon vuurt – zoals de Angelsaksen dat noemen – een onvervalste broadside af, een politiek salvo. Op alles en iedereen, behalve op het luchtoffensief zelf. De Roons bewering dat organisaties als Airwars en Amnesty International de Nederlandse luchtcampagne besmeuren, is natuurlijk naast het doel. Inderdaad, het zijn horzels in de pels, maar ook zowat het enige onafhankelijke instrument van controle en onderzoek.

Laat ik een voorspelling doen. Zolang de bovengeschetste kaders onveranderd blijven, zullen we keer op keer deze discussie herhalen. Noem het Groundhog Day op Hollandse wijze. Wie krampachtig vasthoudt aan ‘nul burgerslachtoffers’ als doelstelling, zal die pretentie onvermijdelijk in het eigen gezicht zien ontploffen. Oorlog speelt het spel namelijk zelden eerlijk.

Authors

Christ Klep
Militair historicus