Crisis in de Golf: onmogelijke eisen aan Qatar schudt de GCC
Opinie Diplomatie & Buitenlandse Zaken

Crisis in de Golf: onmogelijke eisen aan Qatar schudt de GCC

10 Aug 2017 - 14:42
Photo: Flickr / Sam Agnew
Terug naar archief
Author(s):

Het kleine emiraat Qatar, dat het leiderschap van het grote Saoedi-Arabië in de soennitisch Arabische wereld uitdaagde, is de afgelopen maanden voorwerp geworden van boycot en uitstoting. Toch ziet het er niet naar uit dat Qatar zal zwichten voor de druk van de buren en het lijkt erop dat het Saoedische koningshuis met zijn nieuwe activistische buitenlandse politiek ook hier zijn hand overspeelt.

Begin juni 2017 verbraken Saoedi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), Bahrein en Egypte de betrekkingen met Qatar, riepen diplomaten terug en sloten de grenzen. Qatar zou de stabiliteit in de regio ondermijnen en terrorisme steunen. Aanleiding was een bericht op de nieuwssite van Qatar News Agency (QNA), waarin de emir Tamim bin Hamad al-Thani zich positief uitliet over relaties met Iran en Israël.

Het bericht werd door Qatar als hack gebrandmerkt en weer snel van de site gehaald, maar het kwaad was geschied. Amerikaanse bronnen stelden later dat de hack afkomstig zou zijn geweest uit de VAE. Daar en elders had de Qatarese politiek al tijden tot de nodige wrevel geleid. De Egyptische machthebber Abdelfatah al-Sisi zag Qatar als een belangrijke steunpilaar voor de Moslim Broederschap, die hij in Egypte buiten de wet had gesteld. Bahrein vreest opruiende activiteiten vanuit Qatar onder de sji’itische meerderheid, die invloed eist in dit door soennieten beheerste koninkrijk. Maar het initiatief van de strafexpeditie tegen Qatar lag bij Saoedi-Arabië.

Qatar was de Saoediërs al jarenlang een doorn in het oog. De vorige emir, Hamad bin Khalifa al-Thani, werd beschouwd als de motor achter een eigenzinnige onafhankelijke buitenlandse politiek, die openlijk afweek van de Saoedische koers en de lijn van de Gulf Cooperation Council (GCC). De emir wilde het kleine, maar schatrijke Qatar op de kaart zetten door internationaal een prominente rol te gaan spelen.

Daartoe organiseerde hij spraakmakende culturele en sportevenementen, internationale conferenties en speelde Qatar een actieve bemiddelaarsrol in tal van internationale conflicten. Doha bood daartoe o.a. onderdak aan vertegenwoordigers van elkaar vijandig gezinde partijen: de Verenigde Staten, de Afghaanse Taliban, Israël, de Palestijnse Hamasbeweging, etc. Hierdoor en door zijn netwerk van economische relaties en investeringen, probeerde Qatar zich te profileren als een onmisbare factor in de internationale betrekkingen, maar liep het tevens risico’s.[1]

Dynastieke en tribale conflicten hebben in de Golfregio altijd al een grote rol gespeeld, zo ook tussen de heersende families in de Golfstaten

In Saoedische ogen waren het vooral de openlijke kritiek op het koninkrijk via de Arabische televisiezender Al Jazeera vanuit Qatar, de relatie van Qatar met Iran en de Qatarese steun aan de Moslim Broederschap elders in de Arabische wereld stenen des aanstoots. Al Jazeera, in 1996 begonnen als een voor Arabische begrippen opvallend onafhankelijke nieuwszender, ontwikkelde zich in de loop der tijd toch meer tot een verlengstuk van de Qatarese buitenlandse politiek. De keuze van de zender voor de Moslim Broeders in de nasleep van de zogenaamde Arabische Lente van 2011, zette in veel Arabische hoofdsteden kwaad bloed.

Voor Qatar was Al Jazeera het visitekaartje bij uitstek en een doeltreffend middel om invloed elders in de Arabische wereld te verwerven. De goede relatie met Iran was vanuit Qatar ook bedoeld als tegenwicht tegen teveel Saoedische invloed. Maar zij werd ook ingegeven door de nauwe samenwerking bij de exploitatie van gemeenschappelijke olie- en gasvelden in de Perzische Golf.

Geen eenheid binnen de GCC
De GCC (Gulf Cooperation Council), opgericht ten tijde van de Iraans-Iraakse oorlog (1980-1988), was primair een militair bondgenootschap van Arabische Golfstaten (Saoedi-Arabië, Koeweit, Qatar, Bahrein en de VAE), dat onder Amerikaanse protectie stond. In de gevaarlijke regio van de Perzische Golf gaf het de kleine, vaak schatrijke, vorstendommen rugdekking tegen machtsbeluste buren. Van meet af aan was het koninkrijk Saoedi-Arabië de dominante macht binnen de GCC. En daar lag tegelijk een van de splijtzwammen binnen de organisatie. Een deel van de lidstaten vreesde immers Saoedische overheersing. Dat gold voor het liberale Koeweit, het zich moderniserende sultanaat Oman en vooral voor Qatar.[2]

Dynastieke en tribale conflicten hebben in de Golfregio altijd al een grote rol gespeeld, zo ook tussen de heersende families in de Golfstaten. Bestaande grensgeschillen werden des te belangrijker door de aanwezigheid van rijke olie- en gasvoorraden. Bovendien was er de natuurlijke concurrentie tussen een aantal van de schatrijke Golfstaatjes, die soortgelijke internationale ambities hadden.

Al-Jazeera, opgericht in 1966 als een opvallend onafhankelijke nieuwszender, ontwikkelde zich als een verlengstuk van de Qatarese buitenlandse politiek. Bron: Flickr / Osama Saeed Bhutta
Al-Jazeera, opgericht in 1966 als een opvallend onafhankelijke nieuwszender, ontwikkelde zich als een verlengstuk van de Qatarese buitenlandse politiek. Bron: Flickr / Osama Saeed Bhutta

Troonswisselingen
Toen emir Hamad van Qatar in juni 2013 onverwacht terugtrad als regerend vorst ten gunste van zijn toen nog maar 33-jarige zoon Tamim bin Hamad al Thani, koesterde Saoedi-Arabië de verwachting dat Qatar wellicht een stapje terug zou doen in zijn zelfstandige koers. De Qatarese interventies in de nasleep van de Arabische opstanden waren immers niet overal succesvol verlopen. Dat Qatar zijn koers toch niet wijzigde, weten sommige waarnemers aan het feit dat de oude emir op de achtergrond nog veel touwtjes in handen had gehouden. [3]

Door de dood van de Saoedische koning Abdullah in januari 2015 kwam daar ook de generatiewisseling in de omvangrijke koninklijke familie aan de orde. De opvolger, de bejaarde koning Salman bin Abdulaziz, benoemde al snel zijn jonge ambitieuze zoon Mohammed bin Salman tot minister van Defensie en tweede troonopvolger.

Al snel bleek Mohammed de drijvende kracht achter een veel activistischer buitenlandse politiek. Hij maakte plannen voor modernisering en ontwikkeling van het koninkrijk (‘Vision 2030’), maar bovenal wilde hij regionale machtsaspiraties verwezenlijken: Saoedi-Arabië moest de leidende mogendheid worden in de soennitische Arabische wereld. De onrust door de Arabische Lente van 2011 en de daaropvolgende burgeroorlogen in de Arabische wereld openden de mogelijkheid voor Saoedische machtsontplooiing, des te noodzakelijker geacht in het licht van de toenemende Iraanse invloed in de regio. Iran had geprofiteerd van de burgeroorlogen in Irak en Syrië en Saoedi-Arabië was ook bijzonder verontrust over de Amerikaans-Iraanse toenadering die onder president Obama voorzichtig gestalte had gekregen (het nucleaire akkoord, het Joint Comprehensive Plan of Action, 14 juli 2015).

Trump kiest voor Saoedi-Arabië
Met het aantreden van de nieuwe Amerikaanse president Donald Trump (die zich tegen het nucleaire akkoord met Iran had verklaard) hervatte Washington deels zijn retoriek tegen Teheran. De spectaculaire reis van Trump naar het Midden-Oosten (mei 2017) voerde hem in eerste instantie naar Riyadh. Beelden van de Amerikaanse president, die samen met Saoedische prinsen de traditionele zwaarddans (ardah) opvoerde, gingen de wereld over. De Saoedische heersers moeten zich door de uitlatingen en tweets van Trump gesterkt hebben gevoeld in hun anti-Iraanse houding.[4] Saoedi-Arabië wierp zich op als beschermheer van de soennitische orthodoxie tegen de revolutionaire agitatie vanuit het sji’itische Iran.

De dertien door de boycottende landen gestelde eisen aan Qatar, zijn voor het emiraat volstrekt onaanvaardbaar

Kort daarop, juni 2017, promoveerde koning Salman zijn zoon Mohammed nu ook tot eerste kroonprins en feitelijke machthebber achter de troon. De Saoediërs hadden zich inmiddels met stilzwijgende Amerikaanse steun gemengd in de burgeroorlog in Jemen, waar zij de Houthi-rebellen bestempelden als verlengstukken van het Iraanse expansionisme.

De Verenigde Staten zouden de Saoediërs hebben laten weten er geen bezwaar tegen te hebben dat in het kader van de confrontatie met Iran ook Qatar enigszins tot de orde zou worden geroepen. Maar de hardheid van de Saoedische eisen aan Qatar, alsmede de eraan verbonden strafmaatregelen, zouden in ieder geval een aantal Amerikaanse beleidsmakers (minister van Buitenlandse Zaken Tillerson en minister van Defensie generaal Mattis) toch te ver gaan.

De openlijke ruzie binnen het GCC-bondgenootschap kwam de VS immers slecht uit. Het doorkruiste het Amerikaanse streven naar een gezamenlijk soennitisch Arabisch front tegen Iran. De VS wil Qatar dan ook zeker niet zomaar laten vallen. De belangrijkste Amerikaanse basis in de Golf – en de grootste in het Midden-Oosten – Al Udeid Air Base, bevindt zich in Qatar. En ook in Qatar weet men welke waarde de VS hecht aan die basis en dat die een soort levensverzekering vormt voor het emiraat, niet alleen tegen Iran maar ook indien nodig tegen Saoedi-Arabië. De Amerikaanse minister van Buitenlandse zaken Rex Tillerson heeft dan ook naast Duitsland, Koeweit en Oman, de nodige bemiddelingspogingen gedaan om de breuk met Qatar te helen, maar die leverden tot nu toe weinig op.

De VS ziet graag een eensgezind GCC-bondgenootschap en wil Qatar daarom ook niet te hard aanpakken. Bron: Official White House Photo by Shealah Craighead.
President Donald Trump samen met de Emir van Qatar in de Saoedische hoofdstad Riyadh op 21 mei 2017. De VS ziet graag een eensgezind GCC-bondgenootschap en wil Qatar daarom ook niet te hard aanpakken. Bron: Official White House Photo by Shealah Craighead

Onmogelijk eisenpakket
Dat komt onder andere omdat de boycottende landen (Saoedi-Arabië en Egypte voorop) inmiddels dertien onvoorwaardelijke en harde eisen hebben geformuleerd, die voor Qatar volstrekt onaanvaardbaar zijn, wil het niet zijn soevereiniteit verliezen en totaal gezichtsverlies lijden. Zo dient Qatar de betrekkingen met Iran te herzien, en diplomaten en leden van de Revolutionaire Garde naar huis te sturen. Gezien de nauwe economische, olie en gas- en politieke samenwerking met Teheran is dit voor Qatar een onmogelijke eis.

Qatar dient voorts de Turkse basis op zijn grondgebied te sluiten (met een honderdtal militairen). Turkije geldt in de Saoedische visie als een mogelijke concurrent in het leiderschap van de soennitische wereld. Qatar moet onmiddellijk alle steun aan de Moslim Broederschap (inclusief Hamas) staken en haar leiders het land uitzetten. Ook de eis om de nieuwszender Al Jazeera te sluiten tast in wezen de kern van de Qatarese soevereiniteit aan en is voor Qatar volstrekt onaanvaardbaar.

Voorts moest Qatar ballingen uit andere GCC-landen uitwijzen en een vergoeding betalen aan GCC-lidstaten voor geleden schade. Aan het eisenpakket werd een soort ultimatum verbonden. Maar het was van de aanvang af duidelijk dat Qatar aan deze eisen absoluut geen gevolg kon geven.

Qatar is schatrijk en beschikt vooralsnog over voldoende financiële reserves om aan sancties het hoofd te bieden. Bovendien zorgen Iran, Turkije en andere landen graag voor het aanvullen van de door de sancties ontstane tekorten aan levensmiddelen, etc. Zo zou de positie van Iran en Turkije in Qatar wel eens sterker kunnen worden, precies het omgekeerde van wat de sancties van Saoedi-Arabië en de anderen beoogden.

Compromissen lijken niet voor de hand liggen, waar nationaal prestige aan beide kanten een grote rol speelt. De betrokken partijen zullen niet gauw toegeven en kunnen (met buitenlandse hulp) de confrontatie nog lang volhouden. Te verwachten is dan ook een langdurige crisis binnen de GCC, met alle gevolgen van dien voor het toch al wankele samenwerkingsverband.

 

Ruud Hoff is Midden-Oosten specialist.


[1] Zie Ruud Hoff, ‘Qatar zet zich op de kaart: de onafhankelijke koers van een klein maar schatrijk emiraat’, Internationale Spectator, september 2013, pp. 6-13.

[2] Koeweit en Oman deden ook niet mee aan de boycot van Qatar.

[3] Donna Abu Nasr, ‘Price for going against Saudis’, Stratfor, 2017.

[4] Aaron Miller & Richard Sokolsky, ‘Don’t mind the Gulf’, Foreign Affairs, 24 juli 2017.

Auteurs

Ruud Hoff
Midden-Oosten-specialist