De stand van Duitsland
Boeken & Films Europese Zaken

De stand van Duitsland

03 Dec 2018 - 12:39
Photo: De koepel van de Rijksdag © Jens Cramer / Flickr.
Terug naar archief
Author(s):

De Duitse politieke en economische rol in Europa is de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. De toekomst van Duitsland is onzeker, maar het is duidelijk dat onze oosterburen zich steeds verder ontwikkelen tot een economische en politieke grootmacht, niet alleen in Europa maar ook op wereldtoneel. Martijn Lak bespreekt vijf recente boeken over de ontwikkeling van de Duitse buitenlandse politiek van ‘soft power’ tot een assertievere grootmogendheid.  

De voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger verzuchtte naar verluid ooit meewarig over Duitsland: ‘Poor old Germany. Too big for Europe, too small for the world’. Voor een groot deel van de twintigste eeuw had hij daar een punt: twee keer heeft Duitsland gepoogd de wereldheerschappij te veroveren, evenzovele keren werd het vernietigend verslagen. Na de Tweede Wereldoorlog waren West- en Oost-Duitsland op politiek en buitenlands niveau lange tijd slechts beperkt zichtbaar: de Bondsrepubliek volgde grotendeels de lijn van de Verenigde Staten en de Bundeswehr mocht alleen ter verdediging worden ingezet; de DDR liep aan de leiband van Moskou, al waren de betrekkingen tussen de twee lang niet altijd hartelijk.

Inmidddels is (…) duidelijk dat Duitsland niet slechts het economische – maar zeker ook het politieke machtscentrum van Europa is

De val van de Muur op 9 november 1989, de Duitse hereniging een krap jaar later en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie veranderden de positie van Duitsland ingrijpend, al bleef de Duitse buitenlandse politiek aanvankelijk nog steeds terughoudend. Het Duitse buitenlandse beleid, ook wel omschreven als ‘chequebook diplomacy’ en ‘soft power’, was toch vooral gericht op Europese integratie en de NAVO. Pas vanaf 1998 werd de houding van Duitsland assertiever, zeker onder aanvoering van bondskanselier Gerhard Schröder en de flamboyante minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer. Inmiddels is, zeker sinds de economische crisis van 2008 en de migratiecrisis van 2015, duidelijk dat Duitsland niet slechts het economische- maar zeker ook het politieke machtscentrum van Europa is.

Een nieuwe verantwoordelijkheid voor verenigd Duitsland
Dat roept zeker niet alleen buiten Duitsland weerstand op. Ook in het land zelf werd en wordt de vernieuwde machtspositie en assertiviteit met enige argwaan bekeken. Het leidt tot boeken met treffende titels als Europe’s Reluctant Hegemon, The Paradox of German Power en Reluctant Meister. In de door Hanco Jürgens en Ton Nijhuis geredigeerde bundel De vleugels van de adelaar. Duitse kwesties in Europees perspectief, waarin een keur aan auteurs het moderne Duitsland en zijn rol in Europa uiteenzetten, wijst Jürgens terecht op de opmerkelijke paradox dat andere Europese landen meer leiderschap van Duitsland verwachten, maar tegelijkertijd bevreesd zijn voor een Duitse Alleingang: ‘Het leiderschap had het land niet zelf gezocht, maar was door anderen min of meer opgedrongen’.

Klimaatmars in Berlijn op 29 november 2015 © mw238 / Flickr.
Klimaatmars in Berlijn op 29 november 2015 © mw238 / Flickr.

Niettemin wijzen steeds meer politici, historici en andere deskundigen erop dat Duitsland verantwoordelijkheid moet nemen, wellicht speciaal op klimaatgebied. In het koffietafelboek Deutschlands neue Verantwortung. Die Zukunft der deutschen und europäischen Außen-, Entwicklungs- und Sicherheitspolitik passeren verschillende diplomaten, wetenschappers en gezagsdragers de revue, zoals wijlen Kofi Annan en minister van Defensie Ursula von der Leyen. Dat er net als in de buitenlandse politiek van andere landen geregeld een verschil is tussen ideaal en praktijk, blijkt uit het voorbeeld van de Duitse wapenexport: ‘Die deutsche Rüstungsexportpolitik ist friedenspolitisch eine Bankrotterklärung’. Deutschlands neue Verantwortung is geen makkelijk toegankelijk boek, maar wie de tijd neemt er rustig voor te gaan zitten, krijgt een mooi en afwisselend inkijkje in hoe er wordt aangekeken tegen Duitslands positie in de wereld.

Het Duitse leiderschap is in de eerste plaats gebaseerd op de kracht van de Duitse economie, al was de periode tussen 1991-1998 zoals Kees van Paridon in zijn doorwrochte bijdrage aan De vleugels van de adelaar terecht opmerkt ‘somber van toon’, Duitsland werd gezien als ‘de zieke man van Europa’. Van Paridon wijst er nadrukkelijk op dat het Duitse economische succes na 2004 meerdere oorzaken had, zoals de hervorming van de arbeidsmarkt (de zogenaamde Harz-maatregelen), loonmatiging en innovaties om op de stijgende buitenlandse vraag te reageren. Of deed Duitsland het minder slecht dan de rest? Of was het, zoals Van Paridon zich afvraagt, ‘gewoon geluk’.

Merkels Duitsland: wir schaffen das?
Wat de laatste jaren in Duitsland wellicht het meest in het oog springt, zeker op politiek gebied, is de opkomst van Pegida en later Alternative für Deutschland, waarmee in het geval van laatstgenoemde voor het eerst sinds 1945 ter rechterzijde van de CDU/CSU een partij zitting heeft genomen in de Bondsdag. In zijn bijdrage stelt René Cuperus dat ‘het een politieke tragedie is dat nu ook Duitsland, het land dat na de oorlog al zijn energie heeft gezet op Nie Wieder, een rechts-populistische partij is gebroken’. Voor die observatie valt veel te zeggen, en Cuperus maakt helder inzichtelijk hoe en of de AfD gezien kan worden als een bedreiging voor de Duitse stabiliteitscultuur. Tegelijkertijd stellen andere auteurs dat Duitsland eindelijk een ‘normaal’ land wordt, zeker ook gezien andere West-Europese landen waar populistische partijen al eerder hun intrede hebben gedaan.

Velen, niet alleen in Duitsland, werpen Merkel voor de voeten dat haar ‘wir schaffen das’ Europa in een migratiecrisis heeft gestort

De opmars van de AfD valt grotendeels te verklaren uit de migratiecrisis van 2015 en de grote toestroom van immigranten/asielzoekers naar Duitsland. De gevolgen daarvan en de vraag of Duitsland dat inderdaad ‘schafft’, is één van de grote splijtzwammen in het huidige politieke- en maatschappelijke debat. Dat wordt helder en vloeiend uiteengezet door Jürgens in zijn bijdrage aan de mede door hem geredigeerde, uitstekende en zeker voor een Nederlands publiek zeer welkome bundel. In de zomer van 2015 wees echter weinig daarop. Merkel was zo populair, dat de sociaaldemocratische minister-president van Sleeswijk-Holstein, Torsten Albig, voorstelde ‘dat zijn SPD bij de volgende verkiezingen maar beter geen kanselierskandidaat naar voren zou schuiven’. Merkels CDU stond in de peilingen op 42 procent.

Anti-pegida protest in Hannover 2015 © cephir / Flickr.
Anti-pegida protest in Hannover 2015 © cephir / Flickr.

Dat is inmiddels grondig veranderd. De AfD heeft zoals gezegd zijn intrede gedaan in de Bondsdag, en de CDU en haar zusterpartij CSU hebben een reeks nederlagen geleden bij deelstaatverkiezingen, zelfs in het traditioneel door de CSU gedomineerde Beieren. Velen, niet alleen in Duitsland, werpen Merkel voor de voeten dat haar ‘wir schaffen das’ Europa in een migratiecrisis heeft gestort. Inmiddels heeft ze aangekondigd terug te treden als partijleider en op termijn ook als Bondskanselier. Welke erfenis laat Merkel achter?

Wie een uitstekend overzicht zoekt dat haar jaren als leider van Duitsland alsmede de recente geschiedenis van het belangrijkste Europese land beschrijft, neme zijn toevlucht tot Frits Botermans zeer leesbare Het land van Merkel. Duitsland 2005-2017. In een als altijd heldere en toegankelijke stijl wijst ook Boterman erop dat Duitsland na de val van de Muur zijn buitenlandse politiek moest herijken, en bovenal zelfbewuster ging optreden. De beladen geschiedenis blijft daarbij een rol spelen: ‘Ondanks alle euforie over de val van de Berlijnse Muur, het einde van de DDR-dictatuur en de Europese eenwording was de terugkeer van de geschiedenis onvermijdelijk’.

Tactiek en morele overtuiging zijn bij haar vaak moeilijk te scheiden. Ze is een pragmaticus en van huis uit ethisch bevlogen. Dat is Merkels kern

Boterman omschrijft Merkel als een politica die telkens ‘weer overleeft’. Ze wordt gezien als rationeel, aarzelend (er bestaat zelfs een werkwoord ‘merkeln’), maar tegelijkertijd treedt ze daadkrachtig en goed geïnformeerd op, en kan ze soms juist heel snel tot een besluit komen, zoals het versneld sluiten van de Duitse kerncentrales en ‘wir schaffen das’. In de woorden van Boterman: ‘Tactiek en morele overtuiging zijn bij haar vaak moeilijk te scheiden. Ze is een pragmaticus en van huis uit ethisch bevlogen. Dat is Merkels kern’.

Onder Merkel begon Duitsland ook een assertievere rol op te eisen in de internationale betrekkingen. Hoewel de Duitse buitenlandse politiek na 1990 nog lang gedreven werd afzijdigheid en Duitsland vooral optrad als ‘Zivilmacht’, kon dat na 2008 en met in ieder geval in de perceptie toegenomen Russische dreiging (annexatie van de Krim, Oekraïne) niet langer. Toch is onder Merkel, zo stelt Boterman nuchter vast,  ‘de Duitse buitenlandse politiek sterk economisch gedreven (‘Standort Deutschland’) en blijft in militair opzicht zwak’.

Commentatoren, politici en historici zijn het bepaald niet eens over de vraag waarom Merkel er in september 2015 toe over ging de grenzen te openen. Sommigen hebben gewezen op haar christelijke opvoeding als domineesdochter, anderen op het willen redden van het Europese project en het Schengen Verdrag. Wat nu precies de doorslag heeft gegeven, is ook voor Boterman onduidelijk, al suggereert hij dat het waarschijnlijk een combinatie is geweest van meerdere factoren. Hoe het ook zij, het is duidelijk dat Merkels besluit grote en verstrekkende gevolgen heeft gehad voor Duitsland, Europa en de Europese Unie, die als gevolg van de migratiecrisis op springen stond. Wel wijst Boterman er terecht op dat Merkel – zoals veel van haar criticasters beweren – de vluchtelingenstroom niet op gang heeft gebracht. Die was al langer gaande, vooral als gevolg van de burgeroorlog in Syrië. De Europese Unie had en heeft moeite in deze crises een helder standpunt in te nemen.

Europese integratie en defensie: Duitsland in de voorhoede
Net als Jürgens wijst ook Boterman erop dat Duitsland door de Eurocrisis en de vluchtelingencrisis ‘tegen zijn zin in [wordt] gedwongen zich op het wereldtoneel te manifesteren, wellicht ook militair’. Met Donald Trump in het Witte Huis en de onzekere toekomst van de NAVO – de organisatie die West-Europa sinds 1949 de veiligheidsparaplu heeft geboden – gaan er meer en meer stemmen op voor een steviger Europees veiligheids- en defensiebeleid. Er is zelfs, vooral onder aanvoering van Macron en Merkel, opnieuw sprake van een Europees leger.

Dat roept bepaald niet alleen maar positieve reacties op. Dat is overigens niets nieuws. Met het tot stand komen van de Bondsrepubliek in mei 1949 volgde al spoedig de vraag naar een mogelijke herbewapening van West-Duitsland. Dat lag zo kort na de Tweede Wereldoorlog vanzelfsprekend uiterst gevoelig. Bovendien wilden de Fransen de Amerikanen zoveel mogelijk buiten de deur houden, en stelden zij een Europese Defensie Gemeenschap (EDG) voor, waarin inderdaad West-Duitse eenheden zouden opereren, maar niet in grootschalig verband en zonder eigen bevelhebbers. Veel enthousiasme riep de EDG bijvoorbeeld in Nederland niet op, al werd er wel een verdrag ondertekend. Dat verdrag werd door de Franse Assemblee in 1954 echter weer afgeschoten. De kwestie van een Europees leger bleef, en blijft niettemin op de agenda staan.

In zijn werkelijk prachtig geschreven (deze recensent had soms tranen in zijn ogen) en met veel mooie feiten gelardeerde De geboorte van Europa. Een geschiedenis zonder einde, zet de Belgische historicus Rolf Falter helder uiteen wat een gecompliceerd project de Europese integratie feitelijk is, en hoe deze ook van toevalligheden aan elkaar hangt. De lezer krijgt vaak de indruk dat er maar wat werd (en wordt?) aangemodderd, maar dat desondanks toch veel bereikt werd. Tussen de regels door is Falter soms wat erg positief over de Britten (‘De Britten hadden dat natuurlijk allemaal al vroeg door’), maar dat stoort bepaald niet.

Merkel en Macron op een bijeenkomst van de Europese Raad © La Moncloa - Gobierno de España / Flickr.
Merkel en Macron op een bijeenkomst van de Europese Raad © La Moncloa - Gobierno de España / Flickr.

Over de complexe totstandkoming van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS), die volgens Falter vooral op politiek vlak grote verdienste had, schrijft de auteur treffend: ‘Meteen doorbraken ze een aantal impasses in de naoorlogse vredesbesprekingen: de Franse vrees voor de heropleving van de Duitse macht, het streven van Parijs naar controle of zelfs annexatie van Ruhr en Saar. De Amerikanen hadden daartoe de weg gewezen, de vondst was Frans – uit eigenbelang – en Adenauer zag de opportuniteit, terwijl de Britten de trein lieten vertrekken’. Adenauer zag in de EGKS inderdaad een mogelijkheid voor het herstel van de West-Duitse soevereiniteit. In de buitenlandse- en economische Duitse politiek is de Europese integratie van groot belang; dat veranderde niet na de val van de Muur en ook een nieuwe toekomstige coalitie zal, ondanks de opmars van de AfD, zijn steun aan de Europese Unie niet intrekken.

Een onzekere toekomst
Hoe zo’n coalitie er na de verkiezingen in 2021 uit zal zien, is onduidelijk. Wel is duidelijk dat het vormen van een coalitie lastiger zal worden, vooral omdat de CDU/CSU en SPD stemmen verliezen en het politieke landschap, zeker voor Duitse begrippen, versplinterd. Voordat de huidige coalitie van CDU en SPD tot stand kwam, werd even gezocht naar een ‘Jamaica-Koalition’, dat wil zeggen een combinatie van CDU/CSU, de liberalen en Bündnis90/Die Grünen. Die onderhandelingen mislukten echter, maar tekenend is de voor Duitse begrippen langdurige formatiebesprekingen.

Dat is opmerkelijk, omdat sinds 1949 coalities in (West-)Duitsland snel tot stand komen, veel sneller dan bijvoorbeeld in Nederland. In zijn doorwrochte en diepgravende Coalitievorming. Een vergelijking tussen Nederland en Duitsland, zet Peter Bootsma op indrukwekkende en zeer gedetailleerde wijze uiteen hoe coalities in beide landen tot stand komen en waarom er zo’n groot verschil is tussen beide landen.

Dat lijkt vooral te maken te hebben met het feit dat het ‘kennelijk tot de Nederlandse politieke cultuur behoort dat partijen geen coalitievoorkeur uitspreken, en in Duitsland wel. Daardoor hebben wij gemiddeld twee vergeefse onderhandelingsrondes nodig, en de Duitsers nul’. In Duitsland zien politieke partijen zich veel meer gedwongen een voorkeur uit te spreken, ook al bestaat daartoe geen grondwettelijke verplichting. Het behoort tot ‘de politieke cultuur en dient ook de stabiliteit die daar zo belangrijk wordt gevonden’.

In de Nederlandse context helpt het ook al niet voor het vertrouwen dat mogelijke coalitiepartners elkaar nogal stevig tegemoet kunnen treden. Zo fulmineerde de voorzitter van de Eerste Kamer, de CHU’er Willem baron de Vos van Steenwijk, in 1946 dat de pas opgerichte PvdA niets anders was ‘dan een spoor van het verfoeilijke nationaalsocialisme, Hitleriaans’. Bootsma’s boek staat vol met dit soort rake observaties en citaten, en dat maakt het boek ondanks de soms hoge informatiedichtheid prettig leesbaar. Wellicht is het ook weer tekenend voor het Nederlandse bestel dat ondanks de soms felle menings- en politieke verschillen partijen er toch in slagen een coalitie te vormen, al is dat dan soms tegen wil en dank. Dat het vormen van een coalitie in te toekomst met de grote versplintering van het politieke landschap nog complexer zal worden, staat vast.

De Nederlandse politieke historiografie is met het werk van Bootsma een standaardwerk rijker. Wat opvalt aan de hier besproken boeken over Duitsland, is de nadruk die de verschillende auteurs leggen op de sterke en ingrijpende veranderingen die zowel de Duitse politiek als samenleving in de laatste pakweg vijftien jaar hebben ondergaan. Allen voorspellen in zekere zin een onzekere toekomst voor het belangrijkste land van Europa en de Europese Unie. Tegelijkertijd wijzen zij erop dat Duitsland ook op het wereldtoneel een grotere rol zou moeten spelen. Hoe dat dan precies moet, is moeilijk concreet te maken, ook in het licht van de aanstaande leiderschapswissel in de CDU/CSU en het vertrek van Merkel als bondskanselier in op zijn laatst 2021. Het zijn als altijd interessante tijden bij onze oosterburen.

 

De volgende boeken zijn besproken in de bovenstaande recensie:

  • Peter Bootsma, Coalitievorming. Een vergelijking tussen Duitsland en Nederland (Amsterdam, Boom: 2017)
  • Frits Boterman, Het land van Merkel. Duitsland 2005-2017 (Amsterdam/Antwerpen, De Arbeiderspers: 2017)
  • Rolf Falter, De geboorte van Europa. Een geschiedenis zonder einde (Kalmthout, Polis: 2017)
  • Wolfgang Ischinger en Dirk Messner (red.), Deutschlands neue Verantwortung. Die Zukunft der deutschen und europäischen Außen-, Entwicklungs- und Sicherheitspolitik (Berlijn, Econ/Ullstein Buchverlage GmbH: 2017)
  • Hanco Jürgens en Ton Nijhuis (red.), De vleugels van de adelaar. Duitse kwesties in Europees perspectief (Amsterdam, Boom: 2017)

 

 

 

Auteurs

Martijn Lak
The Hague University of Applied Sciences en Erasmus Universiteit Rotterdam