Separatisme in Europa: Zuid-Tirol als historisch voorbeeld
Analyse Europese Zaken

Separatisme in Europa: Zuid-Tirol als historisch voorbeeld

18 Feb 2019 - 15:23
Photo: Pixabay/Marco Carly
Terug naar archief

De nu door de Brexit weer actueel geworden Ierse kwestie vormt een voorbeeld van het soort problemen dat nog op veel plekken in Europa onder de oppervlakte smeult. Alle EU-lidstaten kennen nationale en etnische minderheden, waarvan er vele niet gelukkig zijn met de staat waarbinnen zij zijn beland. Zuid-Tirol werd honderd jaar geleden tegen de zin van de bevolking van Oostenrijk naar Italië overgeheveld, maar geldt in volkenrechtskringen als exemplarisch voor de omgang met nationale minderheden. Helemaal onbedreigd is de rust ter plekke echter niet.

Grenzen: ook anno 2019 bezorgen die de Europese Unie regelmatig heel wat hoofdbrekens. Brussel heeft de huidige staatsgrenzen, nadat die in het verleden zo vaak op gewelddadige wijze gewijzigd waren, voor onaantastbaar verklaard. De scherpe reactie op Poetins annexatie van de Krim illustreert dit. Tegelijk poogt Brussel ze ook, binnen het  grondgebied van de Europese Unie, irrelevant te verklaren door ze in de praktijk - Schengen! - doorlaatbaar te maken.  Het idee hierachter is dat twisten over grenzen, vaak door nationalistische sentimenten gevoed, niet weer aanleiding zal geven tot onderlinge spanningen tussen lidstaten. Dat is één van de belangrijke lessen van de Eerste en Tweede Wereldoorlog, toen met etnische en historische argumenten de staatsgrenzen ter discussie werden gesteld, met miljoenen doden als gevolg.

Dat heeft niet alleen consequenties voor de verhoudingen tussen de lidstaten, maar ook binnen de lidstaten. Nationale minderheden die de pech hebben dat zij ten tijde van het ijkpunt 1945 niet over een eigen staat beschikten, worden geacht met die pech te leren leven. Niet alleen annexionisme, maar ook separatisme is taboe. Dat is de laatste jaren steevast de Brusselse boodschap aan de Schotten en Catalanen geweest, toen hun democratisch gekozen regeringen zich opmaakten voor stappen richting onafhankelijkheid: treedt u uit het Verenigd Koninkrijk respectievelijk Spanje, dan valt u ook automatisch uit de Europese Unie. In de oosthelft van het continent hadden de staten met ontevreden etnische minderheden dat al vóór hun EU-lidmaatschapsaanvraag geregeld: de Balten, de Tsjechen en Slowaken deden dit op vreedzame wijze. In de deelstaten van Joegoslavië, daarentegen, mondde dit uit in een zeer bloedige oorlog, waarmee Brussel voor voldongen staatkundige feiten werd gesteld.

Historische oorzaken van separatisme vandaag de dag
Grenzen: zij vormen niet toevallig het meest onoverkomelijke probleem in het Brexit-discours.Met het de facto uitwissen van de grenzen tussen Ierland en Noord-Ierland - alleen een lichte verkleuring van het asfalt (andere wegbeheerder!) maakt de oplettende automobilist er ter plekke opmerkzaam op dat hij het grondgebied van een andere staat binnenrijdt - was de angel uit het bloedige conflict tussen katholieke Iersgezinde nationalisten en protestantse Britsgezinde unionisten gehaald. Ook hier gaat het in feite om een separatisme-kwestie uit het verleden, om de uitkomst van een dergelijk conflict direct na de Eerste Wereldoorlog: eerst om het separatisme van de Ieren ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk, dan om het separatisme van de Noord-Ieren ten aanzien van de Republiek Ierland.

Ondergedompelde kerk in het Reschenmeer
Een ondergedompelde kerk in het Reschenmeer. ©Pixabay/Tommy Rau

De nu door de Brexit weer actueel geworden Ierse kwestie is een voorbeeld van het soort problemen dat nog op veel plekken in Europa onder de oppervlakte smeult. Alle lidstaten van de EU kennen nationale en etnische minderheden, waarvan er vele diep in hun hart niet onverdeeld gelukkig zijn met de staat waarbinnen zij als gevolg van dynastieke wispelturigheid of militaire operaties in een ver of nabij verleden zijn beland. De enige homogene uitzondering hierop vormt Portugal -niet geheel toevallig het land met de oudste grenzen -sinds de Reconquista acht eeuwen geleden zijn ze nagenoeg ongewijzigd. In deze acht eeuwen heeft de nationale overheid in Lissabon alle tijd gehad om ook van de bewoners van de laatste uithoek van het land keurige Portugezen te maken.

Elders in Europa bestaat er nog steeds een risico op eruptie van separatistische gevoelens. De twee belangrijkste middelen om die niet tot uitbarsting te laten komen, zijn open grenzen en vergaande bestuurlijke decentralisatie. Een sterk federatieve staatsvorm komt meestal voldoende aan de wensen van de grote meerderheid tegemoet. Dat is wat Madrid vandaag bijvoorbeeld van Rome zou kunnen leren. Het inzetten van deze middelen is ook de reden dat in Zuid-Tirol nu al weer enige decennia de rust is teruggekeerd. Honderd jaar geleden werd dit gebied, tegen de zin van de bevolking, bij de Vrede van Saint-Germain van het verliezende Oostenrijk naar het winnende Italië overgeheveld. De laatste sporen van onvrede met het oude Italiaanse centralisme zijn de bomaanslagen in de jaren zestig.

Een centralistisch Italië
Eens was Italië even centralistisch als de Spaanse nationalisten van de conservatieve Partido Popular (de geestelijk erfgenaam van de franquisten) dat nog steeds graag voor hun land zouden zien. Bij de Italiaanse eenwording in 1860 kozen de nieuwe machthebbers voor het Franse model van de eenheidsstaat. Anders dan in Duitsland, waar na de eenwording in 1871 de oude vorstendommen bleven voortbestaan en slechts door het nieuwe keizerrijk overkoepeld werden, zijn de Italiaanse vorstendommen toen van de kaart geveegd.  Er bleef slechts één monarch over, en de fictie van een mentaal uniform Italië was daarmee een feit. Maar zoals de grote Italiaanse staatsman Cavour toen verzuchtte: "Gelukkig hebben we eindelijk Italië. Alleen nu graag ook nog Italianen." Die ontbraken nog. Dit was voor Rome echter geen gegeven, maar iets dat niet mocht worden toegegeven.

Elk volk zijn eigen land; en wat een volk was, hadden de burgers zelf te bepalen, en uitdrukkelijk niet de conferentietijgers onder de grote mogendheden

Het nieuwe Italië was, anders dan het nog half-autoritaire nieuwe Duitsland, een volwaardige, pluriforme parlementaire democratie. Maar waar het Duitse keizerrijk veel minder dan het liberale Italië van politieke pluriformiteit gediend was - denk aan de Kulturkampf en de socialistenwetten van Bismarck - kon het door zijn federale structuur wél beter omgaan met regionale verschillen tussen Pruisen en Beieren. Voor Rome was iedere ingezetene van het land van Como tot Catania alleen maar Italiaan.

Dat ging vooral wringen toen Italië als uitkomst van de Eerste Wereldoorlog, ten koste van de geïmplodeerde Habsburgse Dubbelmonarchie, gebieden in handen kreeg waar de autochtone bevolking niet of amper Italiaans sprak: de ten zuiden van de Brennerpas gelegen helft van het kroonland Tirol en Istrië. Dit gebied was de (in de ogen van Italiaanse nationalisten nog tegenvallende) oorlogsbuit van 1919. Militair-strategische overwegingen over de best verdedigbare grens (namelijk over de Alpenhoofdkam), die vervolgens met gammele historische en deels gefingeerde etnische argumenten onderbouwd werden, moesten in het eerste geval de legitimatie voor de annexatie vormen.

Zelfbeschikkingsrecht: nog niet voor Zuid-Tirol
De door de Fransen en Engelsen in een geheim verdrag  gedane beloftes, die Italië er in 1915 toe hadden overgehaald om het bondgenootschap met de Centralen op te zeggen en aan de zijde van de Entente aan de oorlog deel te nemen, waren met de inzet van de Verenigde Staten in strijd. De Amerikaanse president Wilson had in 1917 zijn land de oorlog in gevoerd met de belofte dat dit de Oorlog was die aan alle Oorlogen een einde zou maken, en de wereld veilig zou maken voor democratie. Het tweede betekende een nadruk op zelfbeschikkingsrecht, het eerste een rechtvaardige vrede. In de opinie van Washington was het tot dan toe ontbreken van beide de reden dat er voortdurend nieuwe oorlogen in Europa uitbraken. Elk volk zijn eigen land; en wat een volk was, hadden de burgers zelf te bepalen, en uitdrukkelijk niet de conferentietijgers onder de grote mogendheden.

Een kabelbaan in de Dolomieten in Zuid-Tirol
Een kabelbaan in de Dolomieten in Zuid-Tirol. ©Wikimedia/Wolfgang Morader

Er ontstond zo na 1918 een hele reeks van nieuwe staten op de plek waar zich twee decennia eerder nog vier autoritaire multinationale rijken hadden uitgestrekt: het Duitse, Oostenrijkse, Russische en Ottomaanse. Plebiscieten moesten veelal helpen om de nieuwe grenzen op een zo eerlijk mogelijke wijze te bepalen; dat was bijvoorbeeld bij de nieuwe Duits-Deense grens in Sleeswijk en de nieuwe Duits-Poolse grens in Silezië het geval. Aan de Zuid-Tirolers werd het ook door hen opgeëiste recht om eveneens een plebisciet te mogen houden, ontzegd - de uitkomst ervan was immers voorspelbaar en onacceptabel: een massale afwijzing van Italië. Evenmin werd in het vredesverdrag in hun geval iets vastgelegd over culturele minderheidsrechten, zoals dat wel voor landen als Roemenië of Joegoslavië gold. Dat wilden de overige overwinnaars niet aan hun Italiaanse bondgenoot opleggen: dat zou vernederend en beledigend zijn geweest - Italië was immers een beschaafd land, en geen barbaarse Balkanstaat.

Onder het fascisme werd Zuid-Tirol twee decennia lang geconfronteerd met een politiek van gedwongen italianisering

Tot eer van Italië moet gezegd worden dat een groot aantal parlementariërs zich tegen deze annexatie als zodanig keerde, omdat hiermee het zelfbeschikkingsrecht van de Zuid-Tirolers geschonden werd. En tevens dat Italië ná de annexatie aanvankelijk inderdaad van goede wil was: de nieuwe Italiaanse autoriteiten in de Zuid-Tiroolse provinciehoofdstad Bozen/Bolzano verzekerden dat zij de culturele en taalkundige rechten van de autochtone bevolking zouden respecteren. Er werden zelfs stappen genomen in de richting van autonomie. Alleen had dat, omdat de bureaucratische en politieke molens in Italië langzaam maalden, nog niet tot enige concrete wetgeving geleid toen Mussolini in oktober 1922 de macht greep.

Pogingen tot italianisering
De aanpak van Mussolini was een fundamenteel andere. Onder het fascisme werd Zuid-Tirol twee decennia lang geconfronteerd met een politiek van gedwongen italianisering. De eerste fase in de jaren twintig behelsde een poging tot complete assimilatie van de Zuid-Tirolers, door een verbod op de Duitse taal, dat zich zelfs tot familienamen en grafopschriften uitstrekte. Toen dat niet snel genoeg tot 'loyale' onderdanen leidde, volgde in de jaren dertig de tweede fase: middels met industrialisatie gepaard gaande massale immigratie vanuit de rest van Italië proberen de etnische balans te veranderen, en zo langs demografische weg de gewenste pro-Italiaanse meerderheid te bereiken. Dat moest het autonomiestreven voor eens en voor altijd de kop indrukken.

Toen ook daarmee niet snel genoeg het gewenste resultaat werd bereikt, kwam het in fase drie tot de ultieme oplossing: de zogeheten Option. In 1939 kwam Mussolini met Hitler overeen dat de Zuid-Tirolers voor de keuze zouden worden gesteld: ofwel blijven in Italië, maar dan ook alle culturele eigenheid opgeven, of die culturele eigenheid behouden, maar dan naar het Derde Rijk verkassen. Het was een onmogelijke keuze tussen Heimat en identiteit, die elke Zuid-Tiroler persoonlijk maken moest. Als gevolg van massale Nazi-propaganda koos zeker twee derde voor verhuizen. Hiervan is vervolgens een derde ook daadwerkelijk vertrokken, tot de ontwikkelingen in de Tweede Wereldoorlog een verdere uittocht in de praktijk verhinderden.

Adolf Hitler en Benito Mussolini in München, 1940.
Adolf Hitler en Benito Mussolini in München, 1940. ©Wikimedia

Een vergeefse roep om zelfbeschikking
In 1945 deden de Zuid-Tirolers een nieuwe poging om, met een beroep op het zelfbeschikkingsrecht, en onder verwijzing naar hun langdurige onderdrukking door het fascistische Italië, weer bij Oostenrijk te komen. Rome kwam hiertegen in het geweer, door tamelijk brutaal te stellen dat Oostenrijk in beide wereldoorlogen aan de foute, verliezende zijde had gestaan, en Italië aan de goede, winnende - het had immers zelf na de Amerikaanse landing op Sicilië Mussolini ten val gebracht en vervolgens snel van partij gewisseld. Rome kreeg haar zin, enerzijds omdat het grote Italië in de Koude Oorlog als westerse bondgenoot veel belangrijker was dan het kleine Oostenrijk, en men bovendien vreesde dat een vernederende vrede voor Rome de Italiaanse communisten aan de macht zou helpen brengen. Anderzijds kreeg Rome haar zin omdat Wenen door de Russen was bezet en men ermee rekening hield dat heel Oostenrijk sowieso al in de sovjetsfeer zou belanden. Tegen de tijd dat de eerste Oostenrijkse verkiezingen uitwezen dat de Oostenrijkse kiezer niet minder democratisch gezind was dan de Italiaanse, was de beslissing ten gunste van Rome al gevallen.

Wel hadden de Geallieerden in die zin hun les geleerd dat in het vredesverdrag met Italië, anders dan in 1919, uitdrukkelijk werd bepaald dat Zuid-Tirol autonomie zou krijgen. Alleen vulde Rome dat vervolgens op een zodanig slinkse manier in dat dit in de praktijk weinig voorstelde. Protesten van Wenen, dat zich als woordvoerder van de Zuid-Tirolers opwierp, baatten eerst weinig, omdat Italië inmiddels een soevereine NAVO-bondgenoot was geworden. Oostenrijk was tot 1955 in vier bezettingszones verdeeld, en werd vervolgens op grond van het Staatsverdrag van dat jaar verplicht neutraal. De onvrede met de door Rome voortgezette immigratiepolitiek - het Italiaanse bevolkingsaandeel bereikte een kwart, in Bozen/Bolzano zelfs meer dan twee derde - leidde uiteindelijk tot de beruchte bomaanslagen in het begin van de jaren zestig.

De route naar onafhankelijkheid
Met een intussen assertiever Oostenrijk dat de kwestie-Zuid-Tirol in de VN te berde had gebracht, en door het aantreden van een nieuwe generatie minder centralistisch denkende politici in Italië leidden de uitingen van onvrede tot een overeenkomst.  Dit kreeg in 1972 de vorm van een Tweede Autonomiestatuut, dat het eerste statuut uit 1948 verving. De vergaande decentralisatie - alleen het leger bleef nog zo'n beetje onder Rome ressorteren - zorgde vervolgens voor een pacificatie van de interne verhoudingen. Niet alleen de meeste Duitstalige bewoners, maar ook de meeste Italiaanstaligen kunnen inmiddels wel met de autonome provincie Zuid-Tirol leven. Alleen een kleine minderheid aan beide zijden staat een radicalere oplossing voor: terugkeer naar de Italiaanse eenheidsstaat, respectievelijk de vorming van een soevereine vrijstaat Tirol, samen met de in 1918 overgebleven noordhelft van het oude kroonland.

Zuid-Tirol geldt daarmee in volkenrechtskringen als exemplarisch voor de omgang met nationale minderheden. Helemaal onbedreigd is de rust ter plekke echter niet. Ditmaal komt de bedreiging evenwel niet van binnenuit, door onvrede van de betrokkenen, maar van buitenaf. Door om electorale redenen serieus te overwegen in Zuid-Tirol Oostenrijkse paspoorten uit te gaan delen, stookt de nieuwe conservatieve regering in Wenen het gedoofde vuurtje weer op.  En de reactie van de rechtse populisten die nu in Rome aan de macht zijn gooit zowaar nog meer olie op het vuur. Nationalisten aller landen delen meestal sterk hetzelfde wereldbeeld, maar tot een internationale vereniging leidt dat niet,  omdat de praktische invulling van het wereldbeeld van de één letterlijk op de grenzen van dat van de ander botst. Dat is wat nu op tal van plaatsen in Europa de vrede weer potentieel bedreigt, en daarom Zuid-Tirol tot een lichtend voorbeeld maakt.

 

Boekcover van Vrede en Oorlog - Een wereldgeschiedenis (door Jonathan Holslag) Thomas von der Dunk
 Zuid-Tirol is niet Italië!
 Nijmegen, Vantilt (2018); 382 pagina's;
€ 29,50 
 ISBN: 9789460043710

 

Auteurs

Thomas von der Dunk
Cultuurhistoricus en publicist