Uruzgan: Politiek en strategie na de Nederlandse missie
Boeken & Films Conflict en Fragiele Staten

Uruzgan: Politiek en strategie na de Nederlandse missie

14 Mar 2018 - 16:07
Photo: US Embassy Kabul Afghanistan / Flickr
Terug naar archief

Voor de meeste militairen, diplomaten en ontwikkelingswerkers die er zijn geweest blijft Uruzgan een levendige herinnering – veelal een met hoogte- en dieptepunten. Het boek van Daniel Green over zijn periode in Uruzgan, waar Nederlandse troepen van 2006 tot en met 2010 opereerden, biedt de ingevoerde lezer gelegenheid om bekende plekken te bezoeken door de ogen van deze Amerikaanse reserveofficier. Maar ook voor de niet-ingevoerde lezer heeft Green enkele boeiende verhalen en leerzame lessen te bieden. Interessant gegeven daarbij is dat Greens boek een periode beslaat (2012) kort na het vertrek van de Nederlandse troepen én dat hij de situatie en de ontwikkelingen kan vergelijken met zijn eerdere missie in Uruzgan (2005/2006).

In the warlords shadowCentraal in het boek staat het idee van ‘Village Stability Operations’. Dit is een programma waarbij Amerikaanse Special Operations Forces en specialisten (op het gebied van onder andere civil affairs, information operations, inlichtingen), gezamenlijk leven, werken en opereren met de Afghaanse bevolking en de lokale politie (Afghan Local Police – ALP) in afgelegen plattelandsgebieden.

Met de geïntegreerde, bottom up-aanpak, gericht op zowel het bestrijden van de Taliban als het bevorderen van goed bestuur, het voorzien in economische impulsen en het vergroten van de lokale veiligheid, zou de bevolking met succes moeten worden ‘losgeweekt’ van de insurgency. Eigenlijk een aanpak die niet veel afweek van het 3D-concept (Defence, Diplomacy & Development) dat Nederland gedurende de missie met vallen en opstaan ontwikkelde, met dit verschil dat de Amerikanen niet vanuit grote kampementen opereerden, maar permanent verbleven in de kleine leefgemeenschappen.

Greens ideeën zijn ook niet zozeer vernieuwend en passen binnen de heersende principes over counterinsurgency die al waren verspreid met de introductie van het Amerikaanse Field Manual over Counterinsurgency (FM 3-24) in 2006 (met lessen die overigens ook al in Vietnam waren onderkend).1 Het is meer de daadwerkelijke uitvoering die het verschil maakt en Green weet dat goed te beschrijven.

Succes is pas echt daar, wanneer de lokale bevolking ownership toont over haar eigen toekomst

Hiermee komen we op een sterk punt van het boek. Green weet namelijk zijn levendige verhalen en reizen naar de diverse districten te combineren met een beschrijving van de belangrijkste praktische leerpunten. Een belangrijke les die Green nog eens opbrengt, is dat succes uiteindelijk niet draait om wat de eigen troepen bereiken op het gebied van veiligheid, bestuur en ontwikkeling, maar om wat de Afghanen daar zelf aan doen. Met andere woorden, succes is pas echt daar, wanneer de lokale bevolking eigenaarschap toont over haar eigen toekomst. Dit inzicht voert al terug naar de Britse officier en auteur T.E. Lawrence, die daarover in 1917 al zei: “Better [they] do it tolerably than you do it perfectly. It is their war, and you are to help them, not to win it for them.”2 Niettemin geldt ook hier dat het niet gaat om de theorie, maar om de wijze waarop daar door de Amerikanen middels ‘Village Stability Operations’ invulling aan is gegeven.

Het belang van lokaal leiderschap
Een van de kritieke randvoorwaarden voor succes, aldus Green, is de aanwezigheid, betrokkenheid en het commitment van lokale leiders. Tijdens een reflectie over de succesvolle en stabiele noordelijke regio Gizab concludeert Green dat de vooruitgang vooral te danken is aan het leiderschap van de lokale districtsgouverneur. Dit sluit aan bij de conclusies van het recent verschenen proefschrift van Martijn Kitzen, die aantoont hoe belangrijk de samenwerking met tribale en politieke leiders is bij het welslagen van counterinsurgency.3 Dit is echter tegelijk ook een heel kwetsbaar punt, want als die zo belangrijke lokale leider, waarmee zo zorgvuldig een relatie is opgebouwd, plotseling wegvalt, komt ook direct de voortgang van het counterinsurgency-programma in gevaar.

het Nederlandse Provincial Reconstruction Team met governeur Monib in Deh Rawood in 2006. Bron: Provincial Reconstruction Team
Het Nederlandse Provincial Reconstruction Team met governeur Monib in Deh Rawood in 2006. Bron: Provincial Reconstruction Team

Dat past ook binnen de Afghaanse cultuur, waar loyaliteit van stammen gemakkelijk verschuift als het leiderschap verandert, als het machtsevenwicht wordt verstoord of als dat tijdelijk en plaatselijk simpelweg beter uitkomt. De Taliban beseft dat als geen ander en heeft inmiddels al met succes vele leiders uit Uruzgan weten uit te schakelen – met bermbommen en aanslagen. Zo zijn illustere namen uit de tijd van de Nederlandse presentie als Jan Mohammed Khan (voormalig provinciegouverneur), Mattiullah Khan (politiecommandant) en Mohammed Daoud (districtsgouverneur van Chora) inmiddels om het leven gebracht. Kortom, leiderschap is een doorslaggevende factor voor succes, maar ook een hele kwetsbare.

Lokaal succes versus blijvende impact
Hoewel Green overtuigend is over het positieve effect van ‘Village Stability Operations’ (hierna: VSO) en hij tussen zijn missies in 2005/2006 en 2012 een aantal treffende vergelijkingen maakt over de vooruitgang, rijst gedurende het lezen van zijn boek de vraag wat deze lessen nu eigenlijk voor betekenis hebben. Want hoe goed VSO op het tactische, lokale niveau ook zouden kunnen werken, daadwerkelijk succes hangt uiteindelijk af van een aantal kritische strategische randvoorwaarden.

Het succes van een VSO-programma is het kleinschalige, tailor made karakter ervan, maar om provincie-overstijgend effect te sorteren dient een dergelijk programma te zijn opgenomen in een overkoepelende strategie voor de gehele missie. Hierbij is het van belang dat de VSO-aanpak of gelijkwaardige programma’s worden ingevoerd in het hele probleemgebied, anders is de kans groot dat problemen niet worden opgelost, maar slechts tijdelijk verplaatsen.

In de tweede plaats is de keuze van de partner waarmee wordt samengewerkt van belang. In Afghanistan werkten de Special Forces van het VSO-programma samen met de Afghan Local Police (ALP), een militie die vooral bedoeld was voor lokale beveiliging en bescherming tegen de insurgency. Hoewel dergelijke lokale milities vaak geschikt zijn voor het oplossen van acute problemen, is het nadeel dat op de langere termijn de loyaliteit, integriteit en inpasbaarheid in de nationale veiligheidsstructuur beperkt blijkt.

Het succes van een VSO-programma is het kleinschalige, tailor made karakter, maar om provincie-overstijgend effect te sorteren moet het zijn opgenomen in een overkoepelende strategie voor de gehele missie

De moeizame integratie van de ALP in de Afghan National Security Forces is daar een voorbeeld van. Maar de Verenigde Staten ondervonden begin 2018 gelijksoortige problemen nadat ISIS (conventioneel) was verslagen en het land de Syrisch-Koerdische strijders naar een meer legitieme troepenmacht wilden transformeren. Dit leidde tot een politieke twist tussen de VS en NAVO-bondgenoot Turkije en droeg bij aan het Turkse besluit tot een militaire interventie in het noorden van Syrië.

Politieke en strategische randvoorwaarden voor succes
Voorts is de regionale context van een lokaal stabiliseringsprogramma ook een cruciale factor voor succes. De betrokkenheid van omringende landen, zoals Iran en Rusland, is van grote invloed voor de interne stabiliteit in Afghanistan. En vooral de safe havens in het aangrenzende Pakistan, waar terroristen en opstandelingen relatief ongemoeid kunnen plannen, voorbereiden en recupereren, bedreigen de fragiele voortgang van westerse troepen en hun Afghaanse partners. Evenzo van strategisch belang is dat een VSO alleen beklijft als het met voldoende dichtheid van troepen en voor langere duur wordt toegepast totdat de lokale overheid en veiligheidsinstanties zelf in staat zijn om de taken over te nemen.

De conflicten in Afghanistan en Irak hebben echter aangetoond dat veel westerse landen slechts met moeite de publieke steun en de politieke wil kunnen vinden om voldoende troepen gedurende langere tijd voor dit soort counterinsurgency-missies in te zetten. Voor veel landen wegen de kosten (qua geld en slachtoffers) op langere termijn niet op tegen de baten, zelfs in de VS, waar in 2013 plots het VSO-programma werd stopgezet.

Het succes van VSO ten spijt, in de politiek-strategische tijdgeest anno 2018 pasten vooral missies met weinig risico’s voor troepen, niet teveel directe betrokkenheid en een lage footprint, getuige de westerse activiteiten in Libië, Syrië en Irak. Die activiteiten zijn vooral gericht op ondersteuning vanuit de lucht, het trainen van lokale strijdgroepen en levering van materieel.

Daar staat overigens tegenover dat in sommige gevallen strategisch ongeduld en onvoldoende betrokkenheid duur wordt betaald. De Amerikaanse president Donald Trump kondigde in de zomer van 2017 aan dat de VS zich gedwongen zien de troepenaanwezigheid in Afghanistan weer uit te breiden gezien de toenemende terreurdreiging vanuit dat land.

Daniel Green toont zich terdege bewust van de strategische context en het besef dat Village Stability Operations weliswaar tactisch succes kunnen brengen, maar dat er meer nodig is voordat het Westen zich volledig kan terugtrekken uit Afghanistan. Hij stelt zich de vraag hoe het toch komt dat de VS zo’n moeite hebben om small wars te winnen. Over dit onderwerp zijn inmiddels boekenkasten volgeschreven,4 en hoewel Green daar geen nieuwe inzichten aan toevoegt, weet hij de kernpunten van dit politieke en strategische debat te benoemen.

Het Nederlandse Provincial Reconstruction Team in gesprek met de lokale bevolking in omgeving van Tarin Kowt in 2006.
Het Nederlandse Provincial Reconstruction Team in gesprek met de lokale bevolking in omgeving van Tarin Kowt in 2006. Bron: Provincial Reconstruction Team

Een van Greens punten van kritiek is dat het politiek-militaire systeem in de VS is ingericht op grootschalige, conventionele oorlogvoering en daarom niet goed is in counterinsurgency. Een interessante vergelijking met Nederland is daarbij op haar plaats: Nederland, waar sinds de val van de Berlijnse Muur op het politieke en strategische niveau juist wel het kleinschalige missie-denken domineert. Geen reden voor zelfgenoegzaamheid overigens, want in de hedendaagse literatuur wordt inmiddels betwijfeld of het wel zo’n goed idee is dat westerse legers verder doorontwikkelen in counterinsurgency.5 En met de Russische manifestatie van militaire macht in de Krim en Oekraïne is het grootschalige conflict-denken weer helemaal actueel.

Overigens is het ook maar de vraag of in hedendaagse (hybride) conflicten er zo’n strikt onderscheid kan worden gemaakt tussen de twee conflictsoorten. Actueel en relevant voer voor strategen, ook voor Nederland. Immers, een heldere strategische koers, een visie op de elementaire taakstelling en een zienswijze op de aard van toekomstig conflict geeft een leger richting bij het ontwikkelen van operationele plannen, de wijze waarop moet worden getraind en het materieel dat moet worden aangeschaft.

De Nederlandse missie in Uruzgan blijft actueel (getuige onder andere de recente discussie over een post-missiebeoordeling) en een missie die impact heeft gehad op de Nederlandse Krijgsmacht. Het blijft een missie waar veel is geleerd en waar Nederland nog steeds van kan leren. Daniel Green heeft daar een waardevol document aan toegevoegd.

______________________________________________________________________________________________

In the warlords shadowDaniel R. Green: In the Warlords’ Shadow: Special Operations Forces, The Afghans, and their Fight Against the Taliban

Annapolis: Naval Institute Press, 2017.

 

 
  • 1Bijv.: Bing West, The Village, New York: Pocket Books, 2003 [1973].
  • 2T.E. Lawrence, 27 Articles, New York: Simon and Schuster 2017 [1917].
  • 3Martijn Kitzen, The Course of Co-option: Co-option of local power-holders as a tool for obtaining control over the population in counterinsurgency campaigns in weblike societies (doctoral dissertation), Universiteit Amsterdam: 2016; zie ook de bewerkte handelseditie: Martijn Kitzen, Oorlog onder de Mensen, Amsterdam: AmboAnthos, 2016.
  • 4Bijv.: Daniel Bolger, Why We Lost: A General’s Inside Account of the Iraq and Afghanistan Wars, New York: Houghton Mifflin Harcourt Publishing, 2014; Harlan Ullman, Anatomy of Failure: Why America Loses Every War It Starts, Annapolis: Naval Institute Press, 2017.
  • 5Gian Gentile, Wrong Turn: America's Deadly Embrace of Counterinsurgency, New York: The New Press, 2013.

Auteurs

George Dimitriu
Defensiedeskundige bij Instituut Clingendael
Nico Tak
Directeur van de Directie Training & Operaties, Commando Landstrijdkrachten