Internationale Spectator 3 – 2015 (jrg. 69) – Item 5 van 17

OPINIE

Een Cubaanse Lente?

Analyse van de onderhandelingen tussen de Verenigde Staten en Cuba

Pamela Kalkman

Vier maanden geleden, 17 december 2014, was de historische dag waarop Barack Obama en Raúl Castro, na een halve eeuw vijandschap tussen hun landen, het begin van een nieuwe relatie aankondigden. Sindsdien is menigeen verrast door de snelheid waarmee sommige hervormingen al zijn doorgevoerd. Reisbeperkingen voor Amerikanen naar het eiland zijn deels opgeheven, voor Cubanen zal het mogelijk worden pinpassen en creditcards te bezitten, en bedrijven zoals Airbnb en Netflix hebben zich al op Cuba gevestigd.

Ook zijn onlangs 59 Cubaanse bedrijven en individuen verwijderd van de sanctielijst van de Verenigde Staten wegens het sponseren van terrorisme, alvast een hint dat de Verenigde Staten in ieder geval de intentie hebben de Cubaanse staat helemaal van de lijst te schrappen – een harde onderhandelingseis van Castro. Ten slotte heeft ook de dialoog met de Europese Unie een nieuwe impuls gekregen door het bezoek van Hoge Vertegenwoordiger Federica Mogherini eind maart, waar zij liet blijken vóór het einde van 2015 een akkoord te willen sluiten. Al deze ontwikkelingen leiden soms tot overenthousiaste reacties van de buitenlandse pers over het succes van de nieuwe relaties. Maar is dit optimisme wel gerechtvaardigd?

Wederzijds wantrouwen

Allereerst vormt het wederzijdse wantrouwen tussen de Verenigde Staten en Cuba een groot struikelblok voor het succes van de onderhandelingen. Een vijandschap van 50 jaar is nu eenmaal niet binnen een paar maanden ‘goedgepraat’, en het is maar de vraag of dit ooit helemaal gaat gebeuren. Enkele gebeurtenissen in de afgelopen maanden laten zien dat de situatie nog altijd gespannen is.

Dit bleek bijvoorbeeld eind maart, toen de twee landen voor het eerst gingen praten over mensen­rechten. Hoewel de Amerikanen zich koest hielden, maakte de Cubaanse delegatie voorafgaand een statement publiekelijk waarin zij, verwijzend naar discriminatie door de politie en het lot van Guantánamo-gevangenen, de Verenigde Staten bekritiseerden vanwege hun slechte mensen­rechtensituatie.

En nadat een maand geleden president Obama Venezuela een “bedreiging voor de nationale veiligheid” noemde – een overdreven uitspraak, die door het hele Latijns-Amerikaanse continent sterk werd afgekeurd – maakten de gebroeders Castro haast met hun steunbetuigingen aan president Maduro door hard uit te halen naar de “agressieve en onrechtmatige bemoeienis van de VS” (aldus Raúl) en Maduro te prijzen om zijn “briljante en heldhaftige betoog tegen Amerikaanse agressie” (aldus Fidel). Ook al probeerde de Amerikaanse onderhandelingsdelegatie, geleid door Roberta Jacobson, vervolgens de gemoederen te sussen, duidelijk is dat deze slechte zet de toch al gespannen relatie verder onder druk heeft gezet.

Ook aan Amerikaanse kant zijn er genoeg tegenstanders van de dialoog. Vooral Republikeinse senatoren, zoals Marco Rubio, hebben geen goed woord over voor de normalisering van de betrekkingen. Rubio en zijn medestanders in het Congres zeggen onder andere dat Obama het Cubaanse volk heeft verraden door te onderhandelen met een dictatuur, en dat de gebroeders Castro met de toenadering voor hun repressie worden “beloond”. Het vooruitzicht dat voor het definitief beëindigen van het embargo een meerderheid van het Congres nodig is en dat een hardliner als Rubio na de verkiezingen in 2016 wel eens aan de macht kan komen, is dan ook niet heel geruststellend.

Havana heeft de dialoog harder nodig dan Washington.

Eerder in de geschiedenis heeft een soortgelijk kat-en-muisspel tussen Democraten en Repu­blikeinen geleid tot inconsequent Cuba-beleid, bijvoorbeeld toen Carter reisrestricties ophief, die door Reagan weer werden ingesteld – een proces dat zich bij Clinton en Bush herhaalde. Anders gezegd heeft Obama dus haast: de onderhandelingsbeloftes moeten echt onomkeerbaar zijn voor hij in 2016 het Witte Huis verlaat.

Realiteit is echter dat Havana de dialoog harder nodig heeft dan Washington. Vooruitgang hangt dan ook af van de Cubaanse wil mee te werken aan het openen van de economie, het versoepelen van reisrestricties, het verbeteren van communicatie (inclusief internet) en het verlichten van beperkingen op de vrijheid van dissidenten – een harde eis van de Amerikanen. Tot nu toe lijkt het erop dat Cuba op de eerste twee punten – reizen en opening van de economie – bereid is ruime concessies te doen. Feit is dat Cuba het geld van toerisme en buitenlandse investeringen goed kan gebruiken. Maar wat de laatste twee punten – communicatie en civiele vrijheden – betreft, is er – en dat is niet onverwacht – nog een lange weg te gaan.

Echte hervormingen?

Zeker, het regime van Raúl Castro kan goed doen alsof zij ook voor dit soort hervormingen open­staat. Zo zag onlangs een staatsgeleid internetplatform, Reflejos, het levenslicht, waar Cubanen na een profiel aan te maken met elkaar kunnen praten over de situatie in het land – een revolutionaire stap, zou je denken. Een blik op de richtlijnen maakte echter al snel duidelijk dat alleen diegenen worden getolereerd die in lijn met het “socialistische gedachtegoed van de staat” schrijven. En inderdaad, toen onlangs de bekende activiste Yoani Sánchez een blog lanceerde, werd zij direct door de directeur van het portal Cubasí uitgemaakt voor “contrarevolutionair” en “huurling in dienst van de VS”.

Ook gaf Cuba aan, een delegatie civil society-vertegenwoordigers te sturen naar de Top van de Amerika’s in Panama (10-11 april). Dit blijken echter allemaal leiders van staatsgeleide organi­saties te zijn, zoals van de beruchte Comités de Defensa de la Revolución (buurtcomités van de communistische staatspartij, die burgers bespioneren om te kijken of zij zich wel als ‘ware revolutionairen’ gedragen).

“Vrijheid bestaat alleen als niemand het bezit”

Voor Cubanen blijft de grote vraag dus: wil de regering écht hervormen of zijn de hervormingen die voortkomen uit de hernieuwde dialoog slechts maquillage (make-up)? Naar aanleiding van de dialoog bracht de bekende Cubaanse zanger Carlos Varela opnieuw zijn lied ‘Muren en deuren’ uit, met als belangrijkste songtekst: “vrijheid bestaat alleen als niemand het bezit”. Deze tekst is illustratief voor het overheersende cynisme, vooral onder jongeren die toch al niet geloofden in de starre ideologie van het regime. Voor hen gaan de hervormingen te traag; ze betekenen bovendien weinig voor de gemiddelde Cubaan. Ze willen concrete resultaten zien die hen individuele vrijheden bieden. Hoewel opgegroeid met onderwijs en gezondheidszorg, vragen zij zich af waarom dit niet samen kan gaan met vrije toegang tot internet? Met vrije pers? Ook al zitten ze zeker niet te wachten op een instroom van Starbucks- en Macdonalds-filialen en een terugkeer naar Amerikaans kolonialisme, zij geloven al lang niet meer dat Amerika “de vijand” is en dat een democratisch systeem per definitie een einde aan solidariteit betekent.

Cine Chaplin

Voorkant van de Cine Chaplin tijdens de inauguratie van de 14e editie van de Muestra Joven. Foto: Luz Escobar/14ymedio

China als voorbeeld

Velen zijn bang dat Cuba slechts investeringen wil toelaten, zonder veelzeggende politieke her­vormingen door te voeren. Sinds Raúl Castro enkele jaren geleden begon met het openen van de economie, en de internationale pers al begon te schrijven dat dit wel moest betekenen dat het tot meer vrijheid zou leiden, merken veel critici op dat Cuba China, en niet Amerika of Europa, als zijn grote voorbeeld ziet. Omdat Cuba geld nodig heeft, laat het land langzaamaan economische, maar zeker geen politieke vrijheden toe. Veel kunstenaars in Havana vertelden mij dat juist sinds Raúl Castro aan de macht is, de repressie op activisten en mensen die hun mening vrij uiten is opgevoerd, vooral als westerse ogen op Cuba gericht zijn. Havana is bang dat de gecreëerde illusie van meer openheid verpest wordt door “contrarevolutionairen” die de internationale pers vertellen hoe het werkelijke leven op Cuba is. Tekenend hiervoor was de golf van repressie bij het bezoek van paus Benedictus in 2012.

De angst heerst dat dit patroon zich nu zal gaan herhalen. De eerste tekenen hiervoor werden al vlak na 17 december gezet met de arrestatie van de bekend graffiti-artiest El Sexto, die vorig jaar nog in Den Haag verbleef als deelnemer aan het Shelter City-programma voor mensen­rechten­activisten. El Sexto zit nog steeds in voorarrest vanwege het “zwaar beledigen van het staatshoofd” in één van zijn geplande performances. Ook de beroemde artiest Tania Bruguera werd voor haar geplande vrijheidsperformance op het Plein van de Revolutie in december opgepakt en wacht, zonder paspoort, haar proces af.

Volgens de Cubaanse Commissie voor Mensenrechten en Nationale Verzoening liet maart jl., met 600 gevallen, het hoogste aantal politieke aanhoudingen in zeven maanden zien. Onlangs werden twee medewerkers van de staatstelevisie, die in hun vrije tijd bloggen over de Cubaanse realiteit, ontslagen. Volgens hun collega Yaima “wil Cuba een Chinees systeem… maar dan nog erger, omdat Cubanen niet zo slim zijn als de Chinezen in het omzeilen van censuur”. Tekenend voor het cynisme onder de Cubanen is dat, terwijl het toerisme toeneemt, de migratie van Cubanen naar de Verenigde Staten sinds 2013, en al helemaal sinds december 2014, sterk gestegen is.

Schizofrene Cubaanse regering

Wat we nu zien is een schizofrene Cubaanse regering die enerzijds vasthoudt aan een anti-imperialistische doctrine en, vooral in de nationale pers, volhoudt dat “buitenlandse krachten” (lees: de Verenigde Staten) het regime willen ondermijnen, maar anderzijds alles in het werk stelt om juist aan de eisen van die “buitenlandse krachten” tegemoet te komen door middel van democratisch gezinde hervormingen.

Illustratief is de situatie van oppositieleden Hildebrando Chaviano Montes en Yuniel Lopez O’Farrill. Tegen alle verwachtingen in werden zij door het kiescomité geaccepteerd als kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 19 april. Kandidaten moeten ofwel lid zijn van de enige geaccepteerde staatspartij, de PCC, of zijn aangesloten bij een massaorganisatie van de staat, en ze mogen geen campagne voeren. Op basis van een korte persoonsomschrijving, gemaakt door de autoriteiten, mogen burgers kiezen. Hoewel deze mannen mee mochten doen, werd hun ingezonden biografie door het kiescomité bewerkt, waarna erop te lezen stond dat zij “contrarevolutionairen” waren die werden gefinancierd door buitenlandse subversieve organisaties. De onderliggende boodschap: stem niet op deze verraders.

Voorzichtig optimisme

We moeten dus voorzichtig zijn met het bewieroken van de nieuwe dialogen met de Verenigde Staten en de EU als oplossing voor al Cuba’s problemen. Diplomaten moeten niet naïef zijn in hun denken over de hervormingsgezindheid van Raúl Castro, al helemaal niet wat betreft mensen­rechten. Verder moeten we niet vergeten dat de banden met Rusland en China net zo goed worden aangehaald, getuige ook het recente bezoek van de Russische minister van Buitenlandse Zaken Lavrov aan Raúl Castro, die hem nadrukkelijk bedankte voor zijn steun in de strijd tegen het “imperialistische embargo” van de Verenigde Staten.

Aan de andere kant zullen er zeker ook positieve effecten zijn. Zo denkt Obama dat de her­vormingen Cuba zullen dwingen mee te gaan in een moderne economie, hetgeen uiteindelijk zal leiden tot meer ruimte en vrijheid voor Cubanen. Het feit dat Cuba met zowel de EU als de Verenigde Staten een dialoog over mensenrechten voert, zal het op den duur moeilijker maken om door te gaan met al te hardhandige repressie. Aan de Top van de Amerika’s nemen ook enkele civil society-activisten deel die niet door de Cubaanse leiders omarmd zijn.

Internet ruimer toegankelijk

En ten slotte ziet het ernaar uit dat internet op Cuba wel degelijk ruimer toegankelijk zal worden voor alle Cubanen. De vraag is nu nog of, naast de staatsgeleide WIFI-centra – waar vele sites vermoedelijk geblokkeerd zullen zijn en de prijzen hoog – internet ook betaalbaar en privé beschikbaar wordt. Hopelijk heeft Obama gelijk en zijn de eerste voorzichtige hervormingen een voorbode voor wat nog komen moet.

Wat de dialoog, ondanks alles, tot nu toe wél heeft gebracht, is een toename van hoop voor de toekomst. Natuurlijk zijn veel Cubanen cynisch. Tegelijkertijd zijn zij benieuwd of ze binnenkort internet zullen krijgen, en daarmee meer contact met de rest van de wereld. Of ze op den duur geld zullen kunnen verdienen met hun eigen producten en ondernemingen? Of ze wellicht onafhankelijk zullen zijn van voedselbonnen, lege schappen en een gemiddeld maandsalaris van $20? En, wie weet, misschien zelfs een keer de mogelijkheid zullen hebben om op vakantie te gaan?

Geen weg terug!

Geloof in de vrijheid heeft een nieuwe impuls gekregen en het is duidelijk dat er geen weg terug is. Ongeacht wie de verkiezingen in de Verenigde Staten zal winnen, en of het Castro-regime de repressie wel of niet opvoert: de jonge generatie Cubanen is niet meer bang en zal blijven strijden voor meer democratische vrijheden, zoals zij al jaren doet.

Vooral in de culturele sector zijn initiatieven die de grenzen opzoeken aan de orde van de dag: geregeld worden er kleinschalige debatten georganiseerd, concerten van kritische muzikanten zijn populair, en blogs en digitale tijdschriften springen, ondanks de censuur, de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond. Begin april vond in Havana de 14de editie van de Muestra de Cine Joven plaats, een kleinschalig filmfestival, waar jonge filmmakers – onder het toeziend oog van het staatsgeleide filminstituut – eens per jaar hun, vaak kritische, werk mogen vertonen. Hier zetten kunststudenten alvast de toon: terwijl zij in de hoofdzaal actie voerden voor een nieuwe (democratische) filmwet, stonden hun collega’s verkleed als Cubaanse artsen in de foyer, waar ze bezoekers inentten tegen “angst”, “middelmatigheid” en “tegen de oudjes die de jongeren niet hun ding laten doen”.

Wat Cubanen nu moeten doen, is de hervormingen nauwgezet volgen en hun leiders dwingen zich te houden aan gemaakte afspraken. Amerika en Europa kunnen hen slechts een duwtje in de rug geven. Gelukkig begrijpen zij dit zelf ook. Onlangs tweette de Amerikaanse gezant Roberta Jacobsen terecht: “it will be the people of #Cuba who drive reforms, which is why U.S. has taken steps to increase flow of resources, information to Cubans.”