Internationale Spectator 3 – 2015 (jrg. 69) – Item 11 van 17

ARTIKEL

Einde van ebola – Begin van een nieuw mondiaal gezondheidsbeleid?

Lies Steurs

De internationale gemeenschap heeft gefaald bij de bestrijding van de ebola-epidemie. Nu het tij eindelijk begint de keren, is het van het grootste belang dat er lessen getrokken worden uit deze crisis. De epidemie wees namelijk op verscheidene gebreken van het mondiale gezondheidsbeleid.

Ten eerste hebben internationale donoren zich de afgelopen jaren te veel gericht op de bestrijding van specifieke gezondheidsproblemen, zoals hiv/aids, waardoor minder aandacht ging naar de versterking van gezondheidssystemen. Ten tweede toonde de ebola-epidemie duidelijk aan dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dringend hervormd moet worden om een leidende rol in internationale gezondheid te kunnen opnemen.

Structurele veranderingen inzake mondiale gezondheid zijn nu noodzakelijk om toekomstige crises beter de baas te kunnen, of zelfs te kunnen voorkomen. Deze veranderingen zullen echter alleen mogelijk zijn als het mondiaal gezondheidsbeleid niet alleen beïnvloed wordt door onderliggende paradigma’s van veiligheid en liefdadigheid, maar ook door rechtvaardigheid.

Mondiale gezondheidsrevolutie

De afgelopen twee decennia kenden een heuse ‘mondiale gezondheidsrevolutie’.[1] Getriggerd door de wereldwijde hiv/aids-epidemie is de hoeveelheid ontwikkelingsgeld bestemd voor gezondheid tussen 2000 en 2011 bijna verdrievoudigd. Daarnaast waren maar liefst drie van de acht millen­niumdoelstellingen gericht op gezondheid en zagen tal van nieuwe initiatieven het levenslicht, waaronder UNAIDS; The Global Fund to fight aids, Tuberculosis and Malaria; The Global Alliance for Vaccines & Immunization (GAVI); en The Bill and Melinda Gates Foundation.

Nieuwe spelers in mondiale gezondheid

UNAIDS is het gemeenschappelijk programma van de Verenigde Naties voor de strijd tegen hiv/aids. De organisatie werd opgericht in 1995 om de hiv/aids-initiatieven van diverse VN-instanties te coördineren.

GAVI is een publiek-privaat partnerschap, opgericht in 2000 met als doel de toegang tot vaccins in de armste landen te vergroten. Het initiatief is een samenwerking tussen regeringen van Noord en Zuid, VN-organisaties, het bedrijfsleven, de civil society en filantropische organisaties.

The Global Fund to fight AIDS, Tuberculosis and Malaria werd opgericht in 2002 om de strijd tegen deze ziekten te versnellen. Het is een partnerschap tussen overheden, de civiele maatschappij en de private sector. Dit fonds is de belangrijkste financiële donor in de gezondheidssector.

Deze internationale aandacht voor gezondheid kon echter niet voorkomen dat in december 2013 een ebola-epidemie van ongeziene omvang uitbrak, die nu al aan meer dan 9800 mensen, voornamelijk in Sierra Leone, Liberia en Guinee, het leven heeft gekost.[2] Ondanks de trage en ongecoördineerde reactie van de internationale gemeenschap werd tijdens de eerste maanden van 2015 voorzichtig een einde voorspeld aan deze West-Afrikaanse epidemie.

Maar het werk stopt niet na het indijken van deze epidemie. De ebola-epidemie wijst ons namelijk op de trieste tekortkomingen van het huidige mondiale gezondheidsbeleid. In dit artikel worden twee van deze gebreken onder de loep genomen. Ten eerste de verticale silo-benadering, waarbij investeringen voor specifieke gezondheidsproblemen, zoals hiv/aids, prioriteit krijgen boven verbetering van de basisgezondheidszorg in Afrikaanse landen. Ten tweede illustreerde de late, inadequate reactie van de Wereldgezondheidsorganisatie en haar lidstaten het gebrek aan leider­schap op mondiaal-gezondheidsterrein. Vervolgens wordt in dit artikel gesteld dat deze twee gebreken nauw samenhangen met de veiligheids- en liefdadigheidsparadigma’s die momenteel domineren. Het rechtsvaardigheidsparadigma zou tot meer structurele oplossingen kunnen leiden.

Het aantrekken van beschermingspakken tegen het Ebola-virus in Sierra Leone

Het aantrekken van beschermingspakken tegen het Ebola-virus in Sierra Leone. Foto: Flickr.com, European Commission DG ECHO.

“It’s the health system, stupid!”

Ebola is geen nieuwe ziekte. Sinds de ontdekking van het virus in 1976 zijn er al meer dan twintig uitbraken geweest. Maar anders dan voorgaande uitbraken, slaagde het ebola-virus er dit keer in zich een weg te banen naar stedelijk gebied, wat het risico op verspreiding sterk verhoogde.[3] Ook de verspreiding van het virus naar de westerse wereld via het internationaal vliegverkeer, was voordien ongezien.

Toch zou in een stad als Londen of Parijs het ebola-virus waarschijnlijk nooit tot een epidemie kun­nen leiden. Het virus is enkel besmettelijk via directe aanraking met lichaamsvocht van besmette of overleden patiënten (dus niet via de lucht of het water), waardoor een quarantaine van de personen in kwestie de verspreiding kan tegengaan. Het grootste probleem is dus niet zozeer het gebrek aan een vaccin of behandeling voor ebola, maar veeleer het gebrek aan een functionerend gezondheidssysteem in de landen waar het virus zich verspreidt.[4]

Eén van de voornaamste problemen is het tekort aan zorgpersoneel in de getroffen landen. Wereldwijd is er een tekort aan 7,2 miljoen gezondheidswerkers; en Sierra Leone, Liberia en Guinee staan bovenaan de lijst van landen waar dit tekort het meest alarmerend is.[5] De ebola-crisis bracht het aantal gezondheidswerkers nog meer naar beneden, aangezien veel van hen zelf besmet raakten en overleden.

Andere gebreken van de gezondheidssystemen in de drie West-Afrikaanse landen zijn het ont­breken van efficiënte communicatie- en informatiesystemen; een tekort aan laboratoria; slecht uitgeruste gezondheidsinstellingen die geen patiënten kunnen isoleren; een gebrek aan elementaire gezondheidszorgmiddelen, elektriciteit en water in tal van gezondheidsinstellingen; en een gebrek aan educatie omtrent de epidemie.[6]

Eén van de voornaamste problemen is het tekort aan zorgpersoneel in de getroffen landen

Niet alleen de West-Afrikaanse overheden dragen de verantwoordelijkheid voor de gebrekkige gezondheidssystemen. Sierra Leone, Liberia en Guinee zijn immers voor een groot deel af­hankelijk van internationale hulp, waardoor hun gezondheidsbeleid ook afhankelijk was van de prioriteiten en keuzes van donoren. Beseften die donoren dan niet dat ze moesten investeren in gezondheidssystemen?

De Alma Ata Verklaring

Toch wel. Het belang om de gezondheidssystemen te versterken werd al decennia geleden erkend. In 1978 kwamen gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties, betrokken bij gezondheids- en ontwikkelingsbeleid, samen in Alma Ata (Kazachstan) voor een internationale conferentie over basisgezondheidszorg. De ‘Alma Ata Verklaring’ die op deze conferentie werd aangenomen, betekende een belangrijke mijlpaal in mondiale gezondheid. De verklaring had tot doel ‘health for all’ te bereiken tegen 2000 en stelde dat er hiervoor veel meer aandacht moest gaan naar uitbreiding van de basisgezondheidszorg.[7] Een horizontale benadering moest een antwoord bieden op de tekortkomingen van verticale programma’s, die zich enkel toespitsen op specifieke ziekten of gezondheidsproblemen.

De Alma Ata Verklaring kwam echter snel in het vergeetboek, toen de opkomst van onder andere de hiv/aids-epidemie de pendel weer naar verticale programma’s deed slingeren. De mondiale gezondheidsinitiatieven die sinds de millenniumwisseling het levenslicht zagen, zijn sterk gericht op specifieke ziekten. Ook de Millennium-doelstellingen focussen slechts op drie specifieke gezond­heidsproblemen, t.w. kindersterfte, moedersterfte en besmettelijke ziekten, waaronder hiv/aids, TB en malaria. Internationale donoren verkiezen deze verticale nadruk onder meer omdat ze gericht is op snelle resultaten en hierdoor gemakkelijker communiceerbaar is naar de bevolking.

Toch is de geest van Alma Ata niet helemaal verdwenen. De tekortkomingen van de verticale programma’s worden door tal van academici en beleidsmakers aangeklaagd. Al vóór de epidemie wezen onder meer de Europese Unie en enkele van haar lidstaten in hun beleidsdocumenten op het belang van het versterken van gezondheidssystemen.[8] Hoewel de resultaten van het Global Fund en GAVI (zie box) worden erkend, wil de EU deze initiatieven aansporen zich meer toe te spitsen op de versterking van de algemene gezondheidssystemen.

Toch maakt de ebola-epidemie duidelijk dat deze retoriek zich nog niet voldoende vertaald heeft in de praktijk. Een rapport van het International Development Committee van het Brits parlement erkende in oktober 2014 dat een gebrekkige aandacht voor gezondheidssystemen door Groot-Brittannië en andere internationale donoren mede aan de basis van de huidige ebola-uitbraak ligt.[9]

“Don’t shoot the pianist”

Een tweede gebrek van het internationale gezondheidssysteem dat door de ebola-epidemie werd blootgelegd, is het gebrek aan leiderschap inzake mondiale gezondheid.[10] De afgelopen tijd is er zeer veel kritiek geuit op de WHO, aangezien zij te laat en niet adequaat op de ebola-uitbraak heeft gereageerd.

Hoewel deze kritiek ongetwijfeld terecht is, dient die wel in een bredere context te worden geplaatst. Ten eerste kampt de WHO met grote financiële problemen. De vaste bijdragen van de lidstaten zijn sinds 1980 bevroren, waardoor de Wereldgezondheidsorganisatie steeds meer afhankelijk is geworden van vrijwillige bijdragen van lidstaten en niet-statelijke actoren. De donoren zijn bovendien hun vrijwillige bijdragen steeds meer gaan oormerken voor specifieke zaken die ze zelf belangrijk achten. De besparingen en geoormerkte financiering hebben negatieve gevolgen gehad voor de efficiëntie en effectiviteit van de WHO, zoals nu met de ebola-epidemie is gebleken.[11]

Bill en Melinda Gates

Bill en Melinda Gates (Oslo, 2009). Foto: Wikimedia Commons, Kjetil Ree.

Een groeiend web van internationale instellingen

Ten tweede is de rol van de WHO het afgelopen decennium uitgehold door de opkomst van nieuwe initiatieven, zoals het Global Fund en GAVI.[12] Deze initiatieven hebben het mandaat van de Wereldgezondheidsorganisatie ondermijnd en konden veel meer fondsen aantrekken dan de WHO. Naast deze nieuwe initiatieven zijn er ook diverse oudere instellingen, zoals Unicef en de Wereldbank, die zich inzetten voor internationale gezondheid, samen met talloze NGO’s en stichtingen, zoals de Bill and Melinda Gates Foundation. Bij afwezigheid van een sterke Wereldgezondheidsorganisatie is er geen enkele organisatie die een coördinerende functie op zich neemt in dit web van internationale instellingen.

De directeur-generaal van de WHO, Margaret Chan, heeft al in 2010 een hervormingsproces op gang gebracht om zowel de financiering, het bestuur als het management van de WHO te hervormen. Ook de EU spoorde haar lidstaten in 2010 aan om de geoormerkte subsidies geleidelijk aan te vervangen door meer steun voor het algemene budget van de WHO.[13] De ebola-crisis zou een aanleiding moeten zijn om deze hervormingen in de juiste richting te duwen.

Het Westen kwam pas in actie toen duidelijk werd dat er ook westerse slachtoffers zouden kunnen vallen

De resolutie die in januari 2015 werd goedgekeurd tijdens de 136ste vergadering van de Executive Board van de WHO is in ieder geval hoopgevend.[14] In tegenstelling tot eerdere signalen om nieuwe kanalen op te richten buiten de Wereldgezondheidsorganisatie om, roept de resolutie op de capaciteit van de WHO te versterken. Desondanks ging de oproep tot een sterkere WHO niet gepaard met duidelijke financiële beloftes van de lidstaten, wat nochtans cruciaal is.

Liefdadigheid en veiligheid in tijden van ebola

De nadruk op verticale programma’s en de stijging van geoormerkte financiering voor de WHO vallen deels te verklaren door de heersende paradigma’s binnen de mondiale gezondheid, namelijk het veiligheids- en liefdadigheidsparadigma.[15] Volgens het eerste, dominante perspectief investeren hoge-inkomenslanden in mondiale gezondheid om hun eigen burgers te beschermen. Dit was zeer duidelijk bij de opkomst van de hiv/aids-epidemie. Die trof de hele wereld en heeft zo een grote push gegeven voor een stijgende financiering.

Ook in het geval van de huidige ebola-epidemie is het Westen pas in actie gekomen toen duidelijk werd dat er eventueel westerse slachtoffers zouden kunnen vallen. De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hebben daarop besloten militairen in te zetten in respectievelijk Sierra Leone, Liberia en Guinee.

Bij investeringen voor de bestrijding van kindersterfte en moedersterfte is het eigenbelang minder duidelijk. Deze kunnen gekaderd worden in het liefdadigheids-paradigma, waarbij landen vrijwillig gaan investeren in die thema’s die zij belangrijk vinden.

Zowel het veiligheids- als het liefdadigheidsperspectief is echter problematisch. Het eerste in die zin dat het alleen gericht is op die zaken die in het belang zijn van de veiligheid van de eigen burgers. Het tweede heeft dan weer het nadeel dat het onvoorspelbaar en weinig structureel is. Geen van beide visies benadrukt dus de versterking van gezondheidssystemen.

Morele verplichting voortvloeiend uit rechtvaardigheidsdenken

Naast liefdadigheid en veiligheid, wordt door diverse gezondheidswetenschappers een derde paradigma bepleit.[16] Dit rechtvaardigheidsparadigma vertrekt vanuit een kosmopolitisch denken en het recht op gezondheid. Men gaat ervan uit dat mensen de morele verplichting dragen andere mensen te helpen, waardoor rijke landen dus ook medeverantwoordelijk zijn voor de verwezenlijking van het recht op gezondheid voor de burgers van armere landen. Ideeën als een internationaal fonds voor gezondheidssystemen,[17] of zelfs een mondiaal gezondheidsfonds,[18] kaderen in dit gedachtegoed. De morele verplichtingen die voortvloeien uit het rechtvaardigheidsdenken zijn echter moeilijk af te dwingen en de politieke wenselijkheid van de voorgestelde initiatieven valt te betwijfelen.

Conclusie

Nu de ebola-epidemie een falend mondiaal gezondheidsbeleid heeft blootgelegd, buigen academici en beleidsmakers zich volop over de vraag welke lessen hieruit getrokken moeten worden voor de toekomst. Dit artikel vatte alvast twee zeer belangrijke lessen samen. Ten eerste is er behoefte aan meer horizontale financieringsmechanismen die de versterking van gezondheidssystemen tot doel stellen. Ten tweede dient ebola een aanleiding te zijn voor de noodzakelijke hervorming van de WHO en bijhorende financiële beloften van haar lidstaten. Om deze veranderingen teweeg te brengen is echter dringend een nieuw paradigma nodig, dat niet alleen geleid wordt door veiligheid en liefdadigheid, maar ook door rechtvaardigheid.

Noten

David Fidler, ‘After the revolution: global health politics in a time of economic crisis and threatening future trends’, Global Health Governance, jrg. 2, nr. 2, 2009, pp. 1-21.
Dit sterftecijfer dateert van half maart2015, toen dit artikel werd afgerond.
Lawrence Gostin, ‘Ebola: Towards an international health systems fund’, The Lancet, 4 september 2014.
Lawrence Gostin, ‘Ebola: Towards an international health systems fund’, The Lancet, 4 september 2014; Andrew Boozary, Paul Farmer & Ashish Jha, ‘The Ebola outbreak, fragile health systems, and quality as a cure.’, JAMA, jrg. 312, nr. 18, 2014, pp. 1859-1860.
Global Health Workforce Alliance, A universal truth: no health without a workforce, Genève: Wereldgezondheidsorganisatie, 2013.
Lawrence Gostin, ‘Ebola: Towards an international health systems fund’, The Lancet, 4 september 2014; Andrew Boozary, Paul Farmer & Ashish Jha, ‘The Ebola outbreak, fragile health systems, and quality as a cure.’, JAMA, jrg. 312, nr. 18, 2014, pp. 1859-1860.
Wereldgezondheidsorganisatie, Declaration of Alma Ata, 1978.
Raad van de Europese Unie, Council Conclusions on the EU Role in Global Health, Brussel, 2010.
Sarah Boseley, ‘Cut in UK aid to Sierra Leone may have helped spread of Ebola, MPs say’, The Guardian, 2 oktober 2014.
Lawrence Gostin, ‘Ebola: a crisis in global health leadership’, The Lancet, 7 oktober 2014.
Sheri Fink, ‘Cuts at W.H.O. Hurt Response to Ebola Crisis’, The New York Times, 3 september2014.
Sophie Harman, ‘Ebola and the politics of a global health crisis’, e-internationale relations, 2014.
Raad van de Europese Unie, Council Conclusions on the EU Role in Global Health, Brussel, 2010.
Sheri Fink, ‘WHO Members endorse resolution to improve response to health emergencies’, The New York Times, 25 januari 2015.
David Stuckler & Martin McKee, ‘Five metaphors about global health policy’, The Lancet, jrg. 372, nr. 9633, 2014, blz. 95-97; en Raphael Lencucha, ‘Cosmopolitanism and foreign policy for health: ethics for and beyond the state’, BMC international health and human rights, jrg. 13, nr. 29, 2013.
Gorik Ooms et al., Global health: What it has been so far, what it should be and what it could become, Antwerpen: Instituut voor Tropische Geneeskunde, 2011; en Gorik Ooms & Rachel Hammonds, Financing Global Health through a Global Fund for Health?, Londen: Chatman House, februari 2014.
Lawrence Gostin, ‘Ebola: Towards an international health systems fund’, The Lancet, 4 september 2014
Gorik Ooms & Rachel Hammonds, Financing Global Health through a Global Fund for Health?, Londen: Chatman House, februari 2014.