Internationale Spectator 4 – 2016 (jrg. 70) – Item 8 van 10

ARTIKEL

Normalisatie van de betrekkingen tussen Turkije en Israël: van idealisme naar realisme

Mohammed Alsaftawi en Dries Lesage

Op 28 juni 2016 ondertekenden Israël en Turkije een akkoord om de diplomatieke betrekkingen te normaliseren. Deze waren in mei 2010 op een laag niveau gezet als gevolg van de Israëlische operatie tegen het schip de Mavi Marmara, waarbij tien Turken omkwamen. In deze bijdrage proberen wij de aard en timing van het akkoord te verklaren en in te schatten wie wint en verliest.

Turks-Israëlische relaties in historisch perspectief

De Turken en joden delen een eeuwenlange gemeenschappelijke geschiedenis, met inbegrip van positieve episodes tijdens de Osmaanse periode. De Turkse republiek erkende de soevereiniteit van Israël al in maart 1949. De daaropvolgende decennia opteerden zowel de conservatieve regering-Menderes (1950-1960) als de Atatürk-gezinde militaire en politieke elites die na de staatsgreep van 1960 hun dominantie herstelden, voor een goede relatie met Israël.

Dit leverde een win-win-situatie op. Voor Turkije versterkte dit beleid de relatie met de Verenigde Staten en de integratie in het Westen en de NAVO in de context van de Sovjetdreiging. Voor Israël, dat in de eigen regio erg geïsoleerd zat, was het waardevol een goede bondgenoot in de moslimwereld te hebben tegenover de vijandige Arabische staten.

Vanaf eind jaren ’60 ging Turkije echter meer gevoeligheid voor Arabische standpunten tonen, wat de relatie met Israël verstoorde, maar vanaf begin jaren ’90 verbeterde de relatie weer in de sfeer van de toenmalige Arabisch-Israëlische toenaderingen. Na een bilateraal akkoord in 1996 nam de militaire samenwerking tussen Turkije en Israël een nieuwe vlucht. Beide landen gingen intensiever samenwerken in het kader van de hoogtechnologische militaire industrie. Israëlische gevechtsvliegtuigen mochten het Turkse luchtruim gebruiken om te trainen. Hiermee vervreemdde Turkije zich weer van de Arabische wereld.

Toen de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP) van Recep Tayyip Erdoğan in 2002 aan de macht kwam, veranderde aanvankelijk niet zoveel in de Turks-Israëlische relatie. Wel ging Turkije zijn diplomatie ten aanzien van zijn buren en de Arabische landen opengooien. Erdoğans adviseur voor buitenlands beleid Ahmet Davutoğlu doopte dit beleid als ‘Zero problems with neighbours’. Dit nam onder meer de vorm aan van bemiddelingsinitiatieven tussen Israël en de Palestijnen en tussen Israël en Syrië. Davutoğlu zou later minister van buitenlandse zaken en premier worden.

Het keerpunt

Israël leek helemaal opgenomen in het ‘zero problems’-beleid, ook al droeg de AKP in sommige kringen de stempel van een islamistische partij. In januari 2006 won Hamas evenwel de Palestijnse verkiezingen. Hoewel Hamas in de Verenigde Staten en binnen de Europese Unie als terroristische organisatie stond aangemerkt, erkende Turkije de beweging als legitieme overwinnaar en riep het de internationale gemeenschap op hetzelfde te doen. In februari 2006 bracht Hamas-leider Khaled Mashaal een bezoek aan Ankara.

Vanaf dat moment ging het bergafwaarts. Van 27 december 2008 tot 18 januari 2009 voerde Israël bombardementen uit op stellingen van Hamas in de Gazastrook. Deze operatie Cast Lead had zware humanitaire gevolgen die een grote impact hadden op de Turkse publieke opinie. Enkele dagen vóór het begin van Cast Lead had de Israëlische premier Ehud Olmert Turkije nog bezocht, maar premier Erdoğan niet over de operatie geïnformeerd.

Turkije zegde prompt zijn rol als bemiddelaar op. Op 30 januari 2009 tijdens het World Economic Forum in Davos veegde Erdoğan de Israëlische president Shimon Peres in ongemeen scherpe bewoordingen de mantel uit over Gaza. Bij aankomst die avond op de luchthaven in Istanboel werd de Turkse premier als een held onthaald; en Israël werd dat jaar niet uitgenodigd voor de militaire oefening Anatolian Eagle, in het kader van de NAVO. Begin januari 2010 volgde een nieuw incident, toen de Israëlische onderminister van buitenlandse zaken de Turkse ambassadeur ontbood en op een ‘te lage stoel’ deed zitten.

Op 31 mei 2010 enterde het Israëlische leger een hulpkonvooi dat de Israëlische blokkade van de Gazastrook wou tarten. Op het schip, de Mavi Marmara, werden tien Turkse activisten dodelijk geraakt. Hierdoor verslechterden de relaties tussen beide landen. In september 2011 gaf het Palmer-rapport van de Verenigde Naties Israël grotendeels gelijk wat de legitimiteit van de blokkade betreft. De organisatoren van de Gaza Flotilla werd roekeloosheid verweten, hoewel er opmerkingen waren over de precieze manier waarop het Israëlische leger had opgetreden. Daarop besloot Turkije de relatie op een laag pitje te zetten. De Israëlische ambassadeur in Ankara moest naar huis.

Benjamin Netanyahu, premier van Israël, tijdens een CNN-interview.

© Flickr / IsraelinUSA

Benjamin Netanyahu, premier van Israël, tijdens een CNN-interview.

Met haar harde stellingname tegen Tel Aviv speelde de AKP-regering in op de sterke pro-Palestijnse gevoelens van de bevolking in Turkije en de Arabische wereld. Hiermee versterkte zij zowel intern als extern haar positie. Toch zou de AKP-regering ten aanzien van Israël een pragmatische lijn blijven aanhouden. De handelsrelaties werden amper verstoord, integendeel. In 2011 steeg de Turkse export naar Israël met 15% ten opzichte van 2010; en in 2015 was de export ten opzichte van 2010 met bijna 30% gestegen. De import uit Israël nam in 2011 zelfs met ruim 50% toe ten opzichte van 2010; in 2015 lag de import uit Israël 23% hoger dan in 2011.[1]

Impasse

De Verenigde Staten waren niet gelukkig met de breuk tussen de twee belangrijke bondgenoten en begonnen met bemiddeling. Normalisering stond meteen op de agenda. Turkije eiste een verontschuldiging voor de entering van de Mavi Marmara, een financiële vergoeding voor de slachtoffers en een einde van de blokkade van Gaza. In 2013 bood premier Netanyahu namens Israël zijn verontschuldigingen aan. Vervolgens was Israël ook tot een financiële regeling bereid. Maar de blokkade bleek een veel moeilijker punt.

De Syrische burgeroorlog die in 2011 losbarstte, compliceerde de zaken nog meer. Iran aanvaardde niet dat Hamas de Syrische rebellen tegen president Bashar Al-Assad steunde. Het verlies van de Iraanse sponsor dreef Hamas, dat het in Gaza voor het zeggen heeft, nog meer in de richting van Turkije. Net als Hamas onderhield Turkije ook goede relaties met de Egyptische en Syrische Moslimbroeders. Alles wijst erop dat Turkije in die jaren zijn soft power ten aanzien van de Arabische moslimbevolking, met inbegrip van bewegingen voor politieke islam, wilde versterken in plaats van toegeeflijk te zijn tegenover Israël.

Het normalisatie-akkoord

Eind juni 2016 kwam het uiteindelijk wel tot een normalisatie-akkoord. Bovenop de Israëlische verontschuldigingen en schadevergoeding wordt het Turkije toegestaan hulpgoederen in de Gazastrook binnen te brengen via de Israëlische haven van Ashdod. Deze hulp zal onder meer materiaal bevatten voor een nieuw ziekenhuis, een ontziltingsinstallatie en een elektriciteitscentrale. Hiermee heeft Turkije zijn eis om de blokkade als zodanig op te heffen, ingeslikt. Turkije zal de betrokken Israëlische soldaten niet meer proberen te vervolgen. Hamas mag in Turkije geen officiële vertegenwoordiging hebben, laat staan militaire activiteiten ontplooien. Hoewel deze normalisering vooral een symbolische stap is, vormt ze wel een voorwaarde voor een betere relatie in de toekomst.

Voor Hamas is het normalisatie-akkoord een politieke streep door de rekening

Voor Hamas is dit akkoord een politieke streep door de rekening. Dit is geen daadwerkelijke opheffing van de blokkade. Van de verhoopte luchthaven komt niets terecht. Handel en reizen tussen Gaza en de buitenwereld zullen erg moeilijk blijven. De alliantie met Turkije liet Hamas uiteindelijk toch niet toe sterk te scoren bij de Palestijnse bevolking en de eigen macht te consolideren. Bovendien wordt Hamas thans geconfronteerd met een interne machtsstrijd tussen de militaire (‘Qassam’) en politieke vleugel, en gaat de rivaliteit met Fatah verder.

Turkse motieven

Kennelijk vond Ankara het in de zomer van 2016 tijd haar idealistische politiek voor Realpolitik in te ruilen. Tot dan hadden de Turken hun buitenlands beleid vaak met idealistische argumenten uitgelegd. Ze speelden vooral in op het humanitaire lot van de Gazanen en de moslimidentiteit. Intussen was er het één en ander veranderd. De strategie om de islamitisch geïnspireerde stromingen in Egypte en Syrië te steunen, was mislukt. In Egypte was Erdoğans bondgenoot in 2013 afgezet door de staatsgreep van generaal Abdul Fatah Al-Sisi. In Syrië kon Assad zich met massale Russische steun handhaven.

Na het neerhalen van een Russisch gevechtsvliegtuig in november 2015, werd Turkije ook nog eens met de woede en een economische boycot van Moskou geconfronteerd. Turkije raakte met andere woorden geïsoleerd. Bovendien was in juli 2015 de oorlog met de Koerdische Arbeiderspartij PKK weer in alle hevigheid losgebarsten. In mei 2016 werd premier Davutoğlu, die het tot dan geldende beleid grotendeels belichaamde, de laan uitgestuurd.

‘Hoewel de normalisering vooral een symbolische stap is, vormt ze wel een voorwaarde voor een betere relatie in de toekomst.’

© Flickr / David King

‘Hoewel de normalisering vooral een symbolische stap is, vormt ze wel een voorwaarde voor een betere relatie in de toekomst.’

De nieuwe regering onder leiding van Binali Yıldırım dacht zich geen voortzetting van het ideologisch geladen beleid te kunnen permitteren. Kort na de normalisering van de betrekkingen met Israël bood Turkije zijn verontschuldigingen aan Rusland aan, wat ook de dooi in die relatie inzette. Gezien de zware binnenlandse en internationale spanningen verwelkomde een groot deel van de Turkse bevolking dit meer pragmatisch buitenlands beleid. Dit gevoel zal nog zijn versterkt na de mislukte couppoging van 15 juli 2016.

Concreet biedt de politieke normalisering tussen Turkije en Israël meer vertrouwen voor handel en investeringen in beide richtingen. Turkse bedrijven zullen toestemming krijgen op de Westelijke Jordaanoever nieuwe projecten te starten, onder meer in de industriële zone van Jenin. In het licht van de Syrische oorlog, de hernieuwde gevechten met de PKK en de weergaloze politieke machtsstrijd met de Gülen-beweging, kan de normalisering ook zorgen voor meer Israëlische rugdekking – van politieke en diplomatieke steun, via samenwerking inzake inlichtingen, tot de levering van hoogtechnologisch militair materiaal dat Turkije vooralsnog niet zelf kan produceren, zoals bepaalde drones. Ten slotte vinden Ankara en Tel Aviv elkaar in hun wantrouwen ten aanzien van Teheran.

Normalisering van de politieke betrekkingen tussen Turkije en Israël biedt meer vertrouwen voor handel en investeringen in beide richtingen

De Turkse pr-winst ten aanzien van de Palestijnen en Arabieren zal beperkt blijven. Kort na de aankondiging van het normalisatie-akkoord zond de Turkse televisie al beelden van de eerste Turkse hulpschepen voor Gaza uit. Het moest op een grote diplomatieke overwinning lijken. Maar het akkoord zal niet leiden tot vrijheid voor Gaza. Integendeel, Erdoğan lijkt pas op de plaats te hebben gemaakt als beschermer van de Palestijnen. Een deel van zijn eigen achterban is ontstemd, wat onder meer blijkt uit de zware teleurstelling van de Turkse hulporganisatie IHH, die de Gaza Flotilla had georganiseerd. Erdoğans uitstraling in de Arabische wereld zal veeleer een deuk dan een boost hebben gekregen.

Israëlische motieven

Met de normalisering doet Israël goede zaken. Er zijn weinig politieke kosten aan verbonden en geen grote concessies aan de Palestijnen gedaan. Wel wordt het tegenfront er zwakker door. Verbetering van de relaties met regionale grootmacht Turkije compenseert de groeiende invloed van de BDS-campagne (Boycott, Divestment, Sanctions). Israël verbetert zijn positie tegenover Iran. Voor Netanyahu is dit ook een opsteker in de binnenlandse politiek. Net als de Turkse kijkt ook de Israëlische zakenwereld uit naar betere relaties tussen beide koopkrachtige economieën.

‘Erdogan lijkt pas op de plaats te hebben gemaakt als beschermer van de Palestijnen'.

© Flickr / Recep Tayyip Erdoğan

‘Erdogan lijkt pas op de plaats te hebben gemaakt als beschermer van de Palestijnen.'

Zo wijzen vele commentatoren op toekomstige aardgasprojecten. Israëlische energiebedrijven zouden het aardgas voor de Israëlische kust willen vermarkten richting Europa. De Jordaanse markt is te klein, terwijl Egypte zelf een reusachtige gasbel ter beschikking heeft. Een pijplijn gaat idealiter naar Turkije, dat vervolgens transit-inkomsten kan opstrijken.

Al kan dit een mooi plan zijn voor de toekomst, het is niet zo dat deze overwegingen de normalisering getriggerd hebben. Zowel logistiek als politiek is de verwezenlijking van dit plan nog ver weg. Zulke zware investeringen vereisen garanties wat betreft diplomatieke, geopolitieke en economische zekerheid voor de komende decennia, en die zijn er tot op heden niet.

Conclusie

Met de Turks-Israëlische normalisatie lijkt de buitenlandse politiek van Turkije in een nieuwe fase te zijn beland. Het is een indicatie van een overgang van een principiële en avontuurlijke naar een meer realistische politiek. De Turkse AKP-regering mag dan sinds de parlementsverkiezingen van 1 november 2015 op papier steviger in het zadel zitten, geconfronteerd met zware regionale en binnenlandse turbulentie blaakte ze het afgelopen jaar niet van grote zelfverzekerdheid. Een pragmatische houding ten aanzien van belangrijke regionale partners komt op dit moment tegemoet aan een verzuchting van een groot deel van de Turkse bevolking.

Noten