Back to archive
Author(s):
Challenging world views by our team of spectators

Het Westerse ongeloof in de tweede Arabische Lentegolf

23 Apr 2019 - 14:57

De afgelopen maanden is de wereld geconfronteerd met de tweede golf van wat in 2011 ‘de Arabische lente’ werd genoemd. Destijds werden achtereenvolgens president Ben Ali uit Tunesië en president Mubarak uit Egypte verjaagd en vervolgens werd kolonel Khadafi vermoord. De opstand in Jemen zou nog volgen en de revolutie tegen de Syrische president Assad begon in diezelfde periode. De strijd op leven en dood was in dat laatste geval zeker het hevigst. Maar het stof is, noch in Jemen, noch in Libië of in Syrië, helemaal neergedaald.

Zoals zovelen voor hem stelt ook Rob Vreeken in de Volkskrant, van 13 april dit jaar nogmaals, dat de toenmalige Arabische lente na enige tijd omsloeg in een herfstige sfeer met winterse buien.1 Ik herinner me nog levendig de dagelijkse nieuwsuitzendingen met Bertus Hendriks die ons duiding gaf, de opgetogen commentaren vanaf het Tahrirplein in Caïro, de levensgevaarlijke capriolen van euforische journalisten in het Libische Tripoli die verslag deden van het einde van Khadafi. Een man die volledig voldeed aan ons beeld van een wrede dictator; ‘een slechterik’. We stonden als één man achter de betogers. We hoopten allen op de overwining van de demonstranten die opkwamen voor vrijheid en waardigheid. We spraken van een roep om democratisering en politieke vrijheden. We waren lyrisch over de geweldig positieve rol die de sociale media speelden in het mobiliseren van het volk.  

Gevolgen van de eerste Arabische Lentegolf
Dat alles gebeurt veel minder bij de tweede Arabische Lentegolf, nu zo’n acht jaar later, in Algerije en Soedan. Geen dagelijkse verslaglegging vanuit Algiers of Khartoum. Geen opgetogen journalisten. Ik mis oprecht de duiding van mijn vriend Bertus Hendriks. De euforie is verstomd, het enthousiasme verdampt. Het geloof in een democratiseringsgolf is achter de horizon verdwenen, en ons vertrouwen in de positieve rol van sociale media heeft ook een knak gekregen. Dat alles is tekenend voor de desillusie die zich van ons meester heeft gemaakt. De noodzakelijke stabilisering in Libië na de militaire ingreep geleid door de NAVO om de benarde burgers in Libië te beschermen, of zoals tegenstanders van de ingreep het nu navertellen ‘om Khadafi van zijn positie te wippen’, is achterwege gebleven. Dat leidde onder meer tot de, tot op de dag van vandaag voortdurende, dreigende situatie in Mali. In Egypte kwam via democratische wijze de Moslimbroederschap aan de macht. Daar werden overheden in de regio zenuwachtig van. Aan de macht van de Moslimbroeders is door het leger in Egypte een einde gemaakt. Een zucht van verlichting werd, ook in Europa en de Verenigde Staten, nauwelijks onderdrukt.

Ook in het Midden-Oosten werd angstvallig naar de onrust en de omwentelingen gekeken

Maar ook in het Midden-Oosten werd angstvallig naar de onrust en de omwentelingen gekeken. Wat Mubarak, Ben Ali en Khadafi overkwam kon ook andere Arabische leiders overkomen. Dus werden er dammen opgeworpen, en hier en daar werden revolutionaire bewegingen gesteund door Arabische leiders omdat destabilisatie van landen in de regio juist in het voordeel kan werken van bepaalde machthebbers. De revoluties werden gekaapt en gemanipuleerd. Contrarevolutionaire krachten kwamen op en werden hier en daar door buitenlandse mogendheden gesteund.2 En op sommige plaatsen ontstond een serieus machtsvacuüm, omdat de verdwenen machthebbers nooit ruimte hadden gegeven aan welke vorm van oppositie dan ook. Daardoor hadden politieke tegenstanders zich nooit voor kunnen bereiden op de lastige taak om een land te leiden. Veiligsheidstaken werden niet of onvoldoende vervuld, de economie kreeg klappen en openbare voorzieningen faalden. De leiders van revolutionaire bewegingen waren nauwelijks in staat om het stokje over te nemen.

Onze trauma’s en onze desillusie zet de demonstranten in Khartoum en Algiers in de kou

Het meest dramatisch waren de ontwikkelingen in Syrië. Daar liep de Arabische lente uit op een gewapend treffen. Terroristische groeperingen en milities namen de ruimte in die de opstand creerde. Syrië werkte traumatiserend voor de internationale gemeenschap, vooral ook omdat individuen vanuit Europa zich aansloten bij de krachten die zich verzetten tegen Assad; de Syrische variant van Ben Ali, Khadafi en Mubarak. Ons initiële enthousiasme draaide een volle honderdtachtig graden en keerde zich tegen de opstandelingen. We geloofden in de opstand, zeker in het begin en zo lang die geweldloos was, maar schrokken heftig van het gewelddadige verzet dat ook Europenanen wist te mobiliseren. Dat gewelddadige verzet liep, zoals gebruikelijk is in dat soort gevallen, volledig uit de hand en kreeg een afschuwelijke dynamiek die slechts verliezers kent. Ook Nederland heeft een bijdrage geleverd aan de militaire strijd tegen de daaruit voortgekomen gewapende groeperingen.

Een ‘nieuwe’ Arabische lente?
Tegen deze achtergrond worden we maar moeizaam blij van de volksopstand in Algerije en Soedan, ook al schrijft Rob Vreeken in de Volkskrant dat er een blijvende ‘rode draad is in het Arabische ontwaken’. Onze visie op de mogelijkheden van fundamentele veranderingen via volksopstand in Muslim majority states is in de afgelopen acht jaar veranderd. We geloven er niet meer in. We geloven niet dat geweldloos verzet in de Arabische wereld iets positiefs zal opleveren. Maar we geloven zeker ook niet in een gewapende strijd als middel voor verandering. Dat is een akelige constatering. Want als geweldloos verzet niet werkt en geweld als middel tegen onderdrukking ook niet, wat werkt dan wel? Is er nog een sprankje hoop voor de mensen die op zoek zijn naar waardigheid en vrijheid? Kunnen de mensen die tegen onderdrukking in opstand komen in Soedan en Algerije nog ergens aankloppen voor steun en solidariteit?

Zo lang er geen duurzame oplossing komt, blijven Noord-Afrika en het Midden-Oosten een vat vol kruit

Het lijkt erop van niet. Onze trauma’s en onze desillusie zet de demonstranten in Khartoum en Algiers in de kou. Verzet tegen onderdrukking kan nauwelijks meer rekenen op internationale steun. Het lijkt er op alsof in Egypte, Libië, Jemen, Syrië en misschien dus ook in Soedan en Algerije de acceptatie van de repressie de enige optie is. Die repressie is mede ingegeven door angst voor verlies van macht en leidt tot verdere investeringen in staatsveiligheid, ook omdat de overheden van landen die nog niet aangraakt zijn door het Arabische lente-virus koste wat kost willen voorkomen dat hen hetzelfde overkomt. En dus is ‘securitisation’ de gemeenschappelijke noemer. Meer politie en veiligheidstroepen, meer activiteiten van de geheime dienst en monitoring van ‘staatsgevaarlijke’ individuen. Dat lijken de recepten voor de toekomst. De vraag is of deze recepten duurzame oplossingen gaan bieden. Ik ben bang van niet. En zo lang er geen duurzame oplossing komt, blijven Noord-Afrika en het Midden-Oosten een vat vol kruit.

De Westerse opstelling
En er is nog meer aan de hand, want in de afgelopen jaren is er ook een andere wind gaan waaien vanuit Europa en de VS. Onder leiding van de nieuwe president lijkt de VS haar missie om goed bestuur en democratie te bevorderen, minder serieus te nemen. De fondsen daarvoor drogen op. Amerika vindt tegenwoordig dat ‘voor wat, hoort wat’. Voor niets gaat de zon op. En omdat demonstranten niets te bieden hebben en gevestigde dictators wel, liggen de keuzes voor de hand. Uit Amerikaanse hoek hoeven opstandelingen, gewapend of ongewapend, niet veel meer te verwachten. ‘America first’ is helder als adagium en leiddraad.

En dan de Europese Unie. De EU had een overeenkomst gesloten met Bashir, de man die gezocht wordt door het Internationaal Strafhof in Den Haag, aangeklaagd voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. De EU sloot met hem een overeenkomst gericht op het tegengaan van migratiestromen, een belangrijke drijfveer voor Europees beleid tegenwoordig. Daar zijn Europese burgers immers bezorgd over, dus daar doet Europa iets aan wanneer lidstaten daarom vragen. Ook Europa sluit dus compromissen, desnoods met een dictator die wordt gezocht door het Internationaal Strafhof. De vraag is dus wat opstandelingen kunnen verwachten van Europa nu het er op aankomt. Zeker is dat de focus van de Europese Unie op het bestrijden van migratie niet onmiddelijk leidt tot steun aan opstandelingen en hun bewegingen.

Maar opstandelingen in Algerije en Soedan zijn wel degelijk op zoek naar solidariteit en steun voor hun zoektocht naar alternatieven voor geweld, repressie en securitisation. Ze verdienen daarbij onze intellectuele solidariteit. Omdat wij de vrijheden hebben die zij zoeken. Omdat wij de luxe hebben om te kiezen. Omdat wij een mening kunnen hebben zonder in de gaten gehouden te worden door onze overheid. Zij verdienen onze steun. 

Authors

Peter Knoope
Senior Associate Fellow at the Clingendael Institute