17 jaar war on terror: De paradox van het pistool
Serie Conflict en Fragiele Staten

17 jaar war on terror: De paradox van het pistool

03 Sep 2018 - 15:08
Photo: Ground Zero, 2001. Bron: Pixabay.
Terug naar archief

Na de terroristische aanslagen op 11 september 2001 in de VS begon een grootschalige strijd tegen het terrorisme die na zeventien jaar nog altijd niet gestreden is. SP-Tweede Kamerlid Sadet Karabulut pleitte eind juni in de Clingendael Spectator voor de beëindiging van deze oorlog. In een vierluik gaan twee collega-buitenlandwoordvoerders en een terrorisme-deskundige het debat aan. In deze bijdrage spreekt SGP-Fractievoorzitter Kees van der Staaij spreekt van de “paradox van het pistool”, oftewel geweldsmiddelen inzetten om erger te voorkomen ‘in de wetenschap dat vrede en veiligheid per definitie zaken zijn van de lange adem’.

De oorlog tegen het terrorisme begon in de Verenigde Staten, en niet in Afghanistan, zoals mevrouw Karabulut (SP) betoogt in haar lezenswaardige artikel “Waarom de oorlog tegen het terrorisme beëindigd moet worden”. Om precies te zijn begon deze oorlog op 11 september 2001 in New York en Washington, op de dag dat duizenden onschuldige burgers stierven bij een terreuraanslag van monsterachtige proporties. Een aanslag die minutieus was voorbereid door al-Qaida-cellen diep in de Afghaanse bergen. Een aanslag die riep om vergelding; om recht en gerechtigheid.

Dat de strijd die op die dag aanving tot vandaag voortduurt, geeft aan hoezeer we te maken hebben met een kantelpunt in de geschiedenis. Francis Fukuyama’s fameuze essay “The end of History and the Last Man” kon in de prullenbak, of in elk geval stilletjes worden weggezet op de laagste boekenplank.

De oorlog tegen het terrorisme begon in de Verenigde Staten, en niet in Afghanistan, zoals mevrouw Karabulut (SP) betoogt

Met mevrouw Karabulut deel ik een gevoel van verdriet en intuïtieve afkeur over het feit dat de strijd tegen het terrorisme maar blijft voortduren. Terecht stelt zij vast dat terrorisme, en de dreiging daarvan, enorm is toegenomen. Dat ook Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, België, Spanje en Nederland sinds 2001 te maken kregen met bloedige aanslagen. Maar onze wegen lopen uiteen als het gaat om de fundamentele analyse van oorzaak en gevolg. Militaire inzet is gevolg; fundamentalistische islamitische opvattingen en jihadistische aanslagen zijn de – dodelijke – oorzaak.

US Army
Een Amerikaans soldaat in Afghanistan. Bron: Tia P. Sokimson

Gekozen of gedwongen oorlog?
De redenering in het artikel van mevrouw Karabulut gaat dan ook op cruciale punten mank. Nee, er is niet “gekozen” voor een “oneindige oorlog”. Wie zou daar ooit voor kunnen kiezen? En wie durft te stellen dat de VS en bondgenoten, waaronder dus Nederland, “op immense schaal dood en verderf gezaaid” hebben,  heeft én geen oog voor de nare gevoelswaarde van zulke woorden (alsof er rücksichtslos gemoord is), noch voor de ethisch en juridisch doorwrochte wijze waarop het Westen deze oorlog wil voeren. Alsof we ons verlagen tot het niveau van de tegenstander, die geen onderscheid maakt tussen burger en militair, maar gerust kantoortorens vernietigt. Te gek en te laag voor woorden.

Tragisch genoeg zijn er in de afgelopen zeventien jaar onbedoeld burgerslachtoffers gevallen in de strijd tegen terrorisme. Het verdriet daarover heeft sommige jongeren ertoe aangezet de wapens tegen het Westen op te vatten. Dit moet ten allen tijde voorkomen worden. Feit is echter dat dit reeds van meet af aan de hoogste prioriteit heeft van Nederland en van onze bondgenoten. Zo concludeerde het OM na grondig onderzoek naar mogelijke burgerslachtoffers van bombardementen door Nederlandse F16’s dat van strafbare fouten geen sprake was. Waarom betrekt mevrouw Karabulut dit gegeven niet bij haar analyses?

In het artikel van mevrouw Karabulut wordt gepleit voor directe beëindiging van de oorlog tegen het terrorisme. Militair ingrijpen als oplossing zien voor de complexe problematiek is namelijk een zuiver voorbeeld van ‘neoliberaal wensdenken’. Daar een punt achter zetten zou ervoor zorgen dat er geen kwaad bloed meer gezet wordt. Terrorismebestrijding wordt dan vooral een binnenlandse aangelegenheid. En o ja, zijn die miljardeninvesteringen in Defensie – niettegenstaande de jarenlange kaalslag – dan nog wel nodig? De VN, diplomatie en humanitaire hulp, dáár moet Nederland voor kiezen. Dié vormen de ‘heilige graal’, zo begrijp ik mevrouw Karabulut.

Wie vrede wil, bereide zich voor op oorlog

Juist in deze woorden schuilt, naast een over-simplificatie, een gevaarlijk soort wensdenken. Allereerst: wie meent dat de vrede is aangebroken en we geen sterk leger meer nodig hebben is naïef. Wie vrede wil, bereide zich voor op oorlog. Ten tweede: militaire inzet vindt altijd plaats in combinatie met het diplomatieke en humanitaire spoor in overleg met organisaties als de NAVO en de VN. En altijd met het oog op lange termijn vrede, stabiliteit en wederopbouw. De Nederlandse benadering kenmerkt zich door de bekende combinatie van defensie, diplomatie en ‘development’.

Bovendien onderstreept juist de voortdurende marginalisering van minderheden in landen als Afghanistan en Irak het belang van een actieve betrokkenheid. Ook dat valt onder artikel 100 van de Nederlandse Grondwet – het bevorderen van de internationale rechtsorde. Of legt men zich neer bij mensenrechtenschendingen en onderdrukking?

Een Amerikaanse Black Hawk helikopter boven de Logar-provincie in Afghanistan.
Een Amerikaanse Black Hawk helikopter boven de Logar-provincie in Afghanistan. Bron: US Army

De paradox
Een duurzame oplossing voor Afghanistan vraagt om versterking van de Afghaanse veiligheidstroepen, en vergt aan de onderhandelingstafel inzet op een politiek proces waar minderheden bij betrokken worden. Tijdens het debat over uitbreiding van de Nederlandse bijdrage aan operatie Resolute Support citeerde de SGP-fractie uit een toespraak van oud-generaal Van Uhm. In die toespraak legde hij uit waarom hij niet koos voor de pen, het penseel of de camera, maar voor het geweer om bij te dragen aan vrede en vrijheid. In deze gebroken wereld kan soms alleen een geweer vriendschap, veiligheid en vrijheid een klein stapje dichterbij te brengen – juist ten behoeve van de meest kwetsbaren.

Dat zou je de ‘paradox van het pistool’ kunnen noemen, of ‘de paradox van de zwaardmacht’: geweldsmiddelen inzetten om erger te voorkomen. De notie van een rechtvaardige oorlog, die mede gebaseerd is op (vroeg)christelijke denkers als Aurelius Augustinus, Thomas van Aquino en Maarten Luther, houdt in dat het daarbij wel moet gaan om een te rechtvaardigen doel (vrede en recht voor het volk), met de juiste intentie (wat louter handelen uit zelfbelang of eerzucht uitsluit), en middels proportionele middelen. Deze aspecten vormen wat de SGP betreft de toetssteen van een rechtvaardig buitenlands-, veiligheids- en antiterrorismebeleid.

Wanneer de Afghaanse overheid Nederland, de Verenigde Staten en andere bondgenoten vraagt te assisteren bij het bevorderen van vrede, veiligheid en recht, moet die vraag serieus en welwillend overwogen worden. Mocht vervolgens overgegaan worden tot inzet van militairen en diplomaten, dan moet dit uiteraard gepaard gaan met grondige kennis van zaken en een gedegen strategie. In de wetenschap dat vrede en veiligheid per definitie zaken zijn van de lange adem.

Auteurs

Kees van der Staaij
Fractievoorzitter van de SGP