
Is de Arabische Lente wel of niet passé?
Op 17 december 2010 leidde de zelfverbranding van de Tunesische straatverkoper Mohammed Bouazizi tot een golf van protesten in de Arabische wereld. In de Clingendael Spectator serie ‘10 jaar na de Arabische Lente: terugblik, tussenstand & toekomst’ wordt de potentie van de protestgolven vanuit vijf perspectieven geanalyseerd. In deze eerste aflevering: is de Arabische Lente mislukt of slechts het begin van een mogelijk revolutionair proces?
“De Arabische Lente is mislukt”, zo hoor je maar al te vaak. Na een korte periode van euforie in 2010-2011 begon de stemming al vrij snel om te slaan in de richting van desillusie en somberheid. Het etiket 'winter' werd populair.De protesten in Irak, Algerije, Marokko, Libanon en Soedan genereerden in de afgelopen jaren nog wel een sprankje hoop, maar zeker sinds de coronapandemie en de wereldwijde recessie is de weg vrij voor ongebreideld pessimisme en onverholen cynisme.
In een recent essay voor Foreign Policy verwoordt Midden-Oostendeskundige Steven Cook dit als volgt: “The region has become a dystopia marked by violence, resurgent authoritarianism, economic dislocation, and regional conflict, with no clear way out. (...) For the first time, it is entirely reasonable to feel hopeless about the Middle East.”1 Daar is geen woord Frans bij. Of het geschetste doembeeld terecht is, is een tweede.
Niet iedereen deelt dit cynisme. Het valt niet te ontkennen dat de Arabische opstanden in het begin van het afgelopen decennium een ongekend moment van politieke bewustwording en actie zijn geweest. Het juk van onderdanigheid werd afgeworpen en de effecten daarvan zijn intussen niet verdwenen.
Ook al verloopt de geschiedenis zelden lineair, eerder als een aaneenschakeling van cycli en toevalligheden, het blijft van belang om sporen van het verleden in het heden te traceren – zoals de Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin ons dat geleerd heeft. Voor zover er sprake was van 'revoluties' vonden die vooral plaats in de hoofden van degenen die de straat op gingen, en minder op politiek-institutioneel niveau.2
'Mismatch'
In die zin waren de opstanden van tien jaar geleden slechts het begin van een langdurig al dan niet 'revolutionair' proces, waarvan de uitkomst onzeker is.3
Dat laatste kan niet genoeg benadrukt worden.

Het is dan ook een even problematische als naïeve veronderstelling dat dictaturen op termijn sowieso onhoudbaar zijn en plaats zullen maken voor democratie. Studies die van deze gedachte uitgaan, hebben een hoog 'wenskarakter'.
In dergelijke studies wordt regelmatig gebruik gemaakt van aaibare concepten zoals ‘civil society’.4 Hoe meer civil society, hoe beter – zo is de aanname.5 Hoop (op een democratische toekomst) wordt verward met analyse (van de complexe realiteit).
Niet zozeer naïef, maar nog steeds problematisch zijn benaderingen die geen oog hebben voor de 'mismatch' tussen de inhoud van de protesten en de achterliggende oorzaken van die protesten. Wat betekent dat?
De meest gebruikte slogans waren (en zijn) vooral politiek van aard, maar het was (en is nog steeds) de beroerde economische situatie die primair aandacht verdient. Die was immers de belangrijkste – zij het niet de enige – drijfveer van de revoltes.
Als geen ander legt de Libanese hoogleraar Gilbert Achcar dit overtuigend uit in zijn boeken The People Want (2013) en Morbid Symptoms (2016). Ook tegen de achtergrond van de alsmaar verslechterende economische situatie sinds 2011, en nog meer sinds de uitbraak van de COVID-19-pandemie, is het opvallend dat daar te weinig over wordt nagedacht.6
Wel massapolitiek, weinig klasseninhoud
De verklaring voor de gesignaleerde mismatch ligt in het verleden. De ontwikkelingseconoom Dani Rodrik heeft dat helder uiteengezet.7
Grofweg gezegd, zo redeneert hij, was in het Westen de overgang naar democratie een gevolg van industrialisatieprocessen in een tijd dat de belangrijkste maatschappelijke tegenstelling die tussen kapitalisten en arbeiders was.
In de meeste ontwikkelingslanden daarentegen – en dus ook in de Arabische wereld – was daar nauwelijks sprake van. Daar vond politieke strijd vooral plaats in het kader van dekolonisatie en bevrijdingsstrijd.

In een dergelijke context was de kans op het ontstaan van liberale democratie aanzienlijk kleiner omdat nationalistische ideologieën sterker ontwikkeld waren dan op klasse gebaseerde ideologieën. De gezamenlijke vijand was immers buiten en interne maatschappelijke tegenstellingen kregen daardoor veel minder aandacht.
De gevolgen daarvan zijn in deze tijd nog steeds zichtbaar. Massapolitiek in het Midden-Oosten gaat veel minder gepaard met een duidelijk klassenbewustzijn, al zijn er uitzonderingen, zoals arbeidersprotesten in Egypte, Tunesië en Bahrein.
De Egyptische analist Maged Mandour formuleert die gemankeerdheid in relatie tot de Arabische opstanden treffend: “Besides slogans of political change, human rights, and the need to combat corruption, there has been very little social content.”8
Deze analyse heeft gevolgen voor de beoordeling van bijdragen aan het debat die pleiten voor meer 'burgerschap' en een 'civiele staat'. Die zijn weliswaar sympathiek, maar hebben te weinig oog voor de structurele oorzaken van de povere slag- en organisatiekracht van oppositiebewegingen.
Autocratische tendensen blijken weerbarstig
Betogen die een speciale rol zien weggelegd voor de Arabische jeugd (soms verengd tot 'millennials') schieten daarom ook tekort en dragen een idealistisch karakter. Bovendien, bestaat 'de' millennial of 'de' jeugd wel? Is er, als sociologische realiteit, niet eerder sprake van een veelvoud?9
Famke Louise vertegenwoordigt in Nederland immers ook niet de jeugd, zo werd kort geleden pijnlijk duidelijk.10
Autocratische paradox
Dat het democratiseringsproces ingewikkelder is dan soms wordt aangenomen, blijkt ook uit recente studies die wijzen op het onzekere verloop van de gebeurtenissen na het aan de kant zetten van een dictator. Autocratische tendensen blijken weerbarstig.
In de eerste jaren na een machtswisseling is er vaak sprake van toegenomen instabiliteit en onveiligheid – zowel op het persoonlijke vlak (onrust, geweld) als op het economische vlak (groei van de werkloosheid). Onderzoek wijst uit dat burgers daar vaak op reageren met minder geloof in democratie in plaats van meer. Dit is de zogeheten 'autocratische paradox'.
Wanneer wordt ingezoomd op landen waar dictators zijn gevallen en een daadwerkelijke vorm van democratisch bestuur is geïnstalleerd, zoals in Tunesië, dan zien we een bevestiging van dat fenomeen. Meer in het bijzonder blijkt dan dat steun voor democratie eerder afhankelijk is van verbetering van sociaaleconomische omstandigheden dan van meer politieke en civiele rechten.11

In Tunesië worden weliswaar nog steeds (vrije) verkiezingen gehouden, is de geheime politie redelijk onder controle en hebben vrouwen een prominente plaats in het publieke leven, maar de dagelijkse leefomstandigheden zijn in de afgelopen tien jaar zienderogen verslechterd. Inkomens zijn bijvoorbeeld met een vijfde gekrompen en de werkloosheid is met sprongen gegroeid. Veel jonge Tunesiërs willen het land verlaten.12
Wanneer er bovenop die economische onveiligheid ook nog eens sprake is van persoonlijke onveiligheid door groeiende onrust en politieke instabiliteit, dan is het niet verwonderlijk dat de mensen nostalgisch worden en denken aan die sterke man van vroeger. En dan moest de coronapandemie nog komen.
COVID-19
De politieke gevolgen van de COVID-19-pandemie waren voorspelbaar: zonder uitzondering hebben alle overheden de teugels aangetrokken en de controle op hun burgers vergroot. Eerste studies wijzen dat ook uit.13
De lijst is lang: lockdowns, noodtoestanden, avondklokken, arrestaties, coronavirus task forces en verdere beknotting van de vrijheid van meningsuiting.
De economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak zijn desastreus
Op die plaatsen waar kort geleden nog demonstraties plaatsvonden (in Algerije, Irak en Libanon), grepen de autoriteiten de gelegenheid aan om een absoluut samenscholingsverbod af te kondigen. Elke ruimte die in sommige landen tijdens de Arabische Lente was 'veroverd', zoals parken en pleinen, is weer volledig in overheidshanden en ook gebedshuizen staan onder nog meer supervisie dan voorheen.
De economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak zijn desastreus en versterken de eerder beschreven tendensen, niet alleen in Tunesië. Volgens het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zal het bruto binnenlands product (bbp) in de regio gemiddeld met 4,7 procent dalen, en in sommige fragiele en door conflict geteisterde landen nog meer.
Vooral de toerismesector en inkomsten uit gastarbeid worden hard getroffen. Zicht op verbetering zit er op de korte termijn niet in. Voor zover daar sprake van kan zijn, zal die eerder een L-vorm (een lange staart met een opwaartse krul) of een serie van W's (een dubbele dip) aannemen.14
In een regio waar zestig procent van de bevolking jonger is dan 25 jaar, en de jeugdwerkeloosheid hoger is dan waar ook ter wereld, leidt dit tot groeiende armoede, vooral – maar niet alleen – in de informele sector. Laten we ook niet vergeten dat deze regio het grootste aantal vluchtelingen en intern ontheemden (internally displaced persons) ter wereld telt – en dat terwijl het Midden-Oosten en Noord-Afrika slechts zes procent van de wereldbevolking vormt.
Kansen op democratisering
De economische problemen in de Arabische wereld zijn dus kolossaal, vooral waar het werkgelegenheid betreft (ook in relatief rijke landen als Saoedi-Arabië). Een bizar gegeven is dat je meer kans hebt werkloos te worden naarmate je hoger opgeleid bent.
Volgens schattingen van de Verenigde Naties (VN) heeft de regio tegen 2030 tussen de 60 en de 100 miljoen banen nodig. Egypte moet bijvoorbeeld in de komende vijf jaar 3,5 miljoen banen zien te creëren; dat komt neer op 700.000 banen per jaar.15 Dat gaat natuurlijk nooit lukken.

Wat betekent dit voor de toekomst en kansen op democratisering in de Arabische wereld? Rekening houdend met scenario’s over de effecten van automatisering, digitalisering en robotisering – met als gevolg een wereld die hoogstwaarschijnlijk eerder richting minder dan meer banen gaat – staat de Arabische wereld er bijzonder slecht voor. Dat was al zo voor de uitbraak van de coronacrisis. Die broodnodige banen, om economische veiligheid te garanderen, gaan er hoogstwaarschijnlijk niet komen.
Arabische regeringen noch hun onderdanen hebben veel greep op viruspandemieën of wereldwijde economische recessies
De politieke gevolgen daarvan kunnen desastreus uitpakken. Komen die banen er niet, dan zal zich een leger van langdurig werklozen vormen, dat door de zittende regimes niet anders dan als een directe bedreiging wordt ervaren.
Tegen de historische achtergrond van de hierboven gesignaleerde gemankeerde vorm van massapolitiek kan deze situatie langer aanhouden dan menigeen hoopt of verwacht. Bestendiging van dictatuur en repressie ligt meer voor de hand dan iets anders. Zelfs ‘electorale’, oppervlakkige vormen van democratie zitten er dan niet in.
Banen, banen, banen
Zijn we daarmee in een doemscenario beland en heeft Cook toch een beetje gelijk met zijn uitspraak dat de toestand 'hopeloos' is? Laten we eerlijk zijn: op de korte en zelfs de middellange termijn zal het alleen nog maar slechter worden. Arabische regeringen noch hun onderdanen hebben veel greep op viruspandemieën of wereldwijde economische recessies.

Is er desondanks enige speelruimte? Vasthouden aan bestaand economisch beleid zal niet helpen. Anderzijds is het niet te verwachten dat de bakens snel verzet zullen worden als dat ten koste gaat van bestaande machtsposities.
In de civil society is eveneens een vrijwel chronisch tekort aan ideeën en voorstellen om deze patstelling te doorbreken. Slechts mondjesmaat komen die op tafel, inclusief een aarzelend pleidooi voor de introductie van een universeel basisinkomen.16
Toegegeven, het aandragen van een realistisch alternatief is een bijna onmogelijke opgave, zeker in de huidige omstandigheden. Maar de noodzaak blijft. Zoals het bovenstaande heeft duidelijk gemaakt, gaat het daarbij in eerste instantie om het scheppen van banen, banen en nog eens banen. Dat is 'what the people want'.
In academisch jargon vangen we dat onder de 'dikke' definitie van democratie, met de nadruk op economische zekerheid. 'Dunne' democratie beperkt zich tot meer procedurele karakteristieken. Dat wil zeggen nadruk op procedurele kenmerken, zoals verkiezingen en politieke vrijheden – niet onbelangrijk, maar onvoldoende.
Een rol voor de EU?
Kan de Europese Unie (EU) helpen? Menig analist en commentator heeft laten weten dat “als Europa geen banen naar Afrika exporteert, Afrika Afrikanen naar Europa zal exporteren”. Ook daar is geen woord Frans bij. Het is echter zeer de vraag of de EU de hand in eigen boezem zal steken en eindelijk afstand neemt van vastgeroeste aannames in haar beleid ten aanzien van het Midden-Oosten en Noord-Afrika.
Is de Arabische Lente mislukt? Tien jaar na de eerste opstanden is dat in feite een onzinnige vraag
Zoals overtuigend aangetoond door politicoloog Andrea Teti en zijn collega's blijft Brussel hardnekkig vasthouden aan de 'dunne' definitie van democratie, en dat ook nog eens tegen de achtergrond van een onkritische benadering van marktliberalisering. Economische en sociale rechten komen veel minder aan bod.17
Korte-termijnstabiliteit is de leidraad; 'security first' is het adagium. Samenwerking met pro-westerse elites – hoe autoritair dan ook – is staand beleid.
Het is natuurlijk denkbaar dat Europa bijvoorbeeld Noord-Afrika zou kunnen helpen door meer economische interactie – mits ook ten voordele van de partners aan de overkant van de Middellandse Zee – en zich openstellen voor meer handel. In de periode voor de huidige economische recessie zat dat er echter al niet in, laat staan onder de huidige omstandigheden.
Mislukt?
Is de Arabische Lente mislukt? Tien jaar na de eerste opstanden is dat in feite een onzinnige vraag. Toen Zhou Enlai begin jaren zeventig van de 20e eeuw in Parijs de vraag kreeg wat hij van de Franse Revolutie vond, grapte de Chinese premier dat “het veel te vroeg is om daar iets over te zeggen”. Apocrief of niet, deze uitspraak is niet zonder betekenis.
Kijken we naar min of meer vergelijkbare processen elders in de wereld, dan valt het bijvoorbeeld op dat het ongeveer 170 jaar – van 1789 tot 1958 – duurde voordat de democratie in Frankrijk (onder Charles de Gaulle) enigszins geconsolideerd was. En hoe lang duurde dat proces – en met hoeveel tegenslagen ging het wel niet gepaard – in Duitsland, Italië en andere landen?
Met andere woorden, als het proces van politieke ontvoogding moeizaam verloopt in het Midden-Oosten en Noord-Afrika is dat niet zo bijzonder. Zo ging het elders immers ook, met horten en stoten, en niet zelden met een stap vooruit en twee stappen terug.18

Ironisch is het gegeven dat zelfs in het enige 'succesgeval', Tunesië, weliswaar een probleem met goed gevolg is opgelost, maar helaas niet het probleem dat de motor was van de 'revolutie'. In plaats van de zo begeerde economische hervormingen kregen de demonstranten een constitutionele regering. Elders kreeg men nog minder of – in het slechtste geval – belandde men in een draaikolk van bloedige conflicten.
Optimisme noch pessimisme
Of het Midden-Oosten en Noord-Afrika ooit een of andere vorm van democratie zullen bereiken is natuurlijk onvoorspelbaar, al moeten we rekening houden met meer obstakels dan elders. Dat heeft niets te maken met 'de islam' of andere culturele factoren, maar eerder met het historisch gegroeide zwak ontwikkelde klassenbewustzijn en de daaruit voortvloeiende gebrekkige vormen van oppositie.
Bij de poging toch een inschatting te maken van de toekomst is wensdenken en optimisme misplaatst. Het is echter evenzeer kortzichtig om, zoals notoire zwartkijkers plegen te doen, daar een vorm van pessimisme of zelfs cynisme tegenover te stellen.19 Beide visies schieten tekort.
De opstanden van tien jaar geleden, en het 'vervolg' daarop in 2018 en 2019 in landen als Irak, Libanon, Soedan, Algerije en Marokko, zijn zéker van betekenis geweest en het is dan ook simplistisch om te beweren dat de Arabische Lente mislukt is. In het streven daar een sobere, realistische inschatting van te maken, moeten we waken voor zowel onvruchtbaar optimisme als pessimisme.
- 1Steven Cook, 'The End of Hope in the Middle East', Foreign Policy, 5 september 2020 (cursivering, PA). Van dezelfde auteur: 'Strongmen Die, but Authoritarianism is Forever', Foreign Policy, 5 juli 2018. Ook Carolien Roelants verklaart de Arabische Lente mislukt. Zie Dwars door het Midden-Oosten, Amsterdam: Prometheus, 2018, blz. 10. Boeken met 'Arabische winter' op de kaft liggen goed in de markt. Zie twee recente voorbeelden: Noah Feldman, The Arab Winter. A Tragedy, Princeton en New York: Princeton University Press, 2020; en Stephen J. King, The Arab Winter. Democratic Consolidation, Civil War, and Radical Islamists, Cambridge: Cambridge University Press, 2020. Overigens zijn beide auteurs in hun benadering van de Arabische Lente genuanceerder dan de titels doen vermoeden. Een andere recente publikatie die vraagtekens plaats bij het 'mislukken', is van Marina en David Ottaway, A Tale of Four Worlds. The Arab Region After the Uprisings, Londen: Hurst & Company, 2019.
- 2In dit verband muntte Asef Bayat de term 'refoluties', iets tussen een volwaardige 'revolutie' en 'hervorming' in. Zie Revolution without Revolutionaries. Making Sense of the Arab Spring, Stanford, California: Stanford University Press, 2017, blz. 17-20.
- 3Zie o.a. Barbara Geddes, 'What Do We Know About Democratization After 20 Years?', Annual Review of Political Science, juni 1999. Ook Eva Bellin, 'A modest transformation: Political change in the Arab world after the "Arab Spring"', in Clement Henry & Jang Ji-Hyang (red.), The Arab Spring. Will It Lead to Democratic Transitions?, New York: Palgrave Macmillan, 2013, blz. 33-48. René Koekkoek maakt in zijn recente bijdrage 'Politiek en idealen' ook een aantal behartenswaardige opmerkingen over het verloop van revoluties (De Groene Amsterdammer, 23 september 2020).
- 4Zie een eerder uitgebreid literatuuroverzicht, 'Wat iedereen moet weten over de Arabische Lente' (ZemZem, 2012), met titels als Inevitable Democracy in the Arab World (door Wissam S. Yafi), New York: Palgrave Macmillan, 2012. In een interview liet de prominente journalist Rami Khoury weten eveneens van mening te zijn dat democratie 'onvermijdelijk' is in de Arabische wereld – ook al zou dat niet voor alle landen opgaan. Zie Near East Quarterly, 9 september 2011, blz. 1-6.
- 5De Libanese sociaal-antropoloog en ex-minister Charbel Nahas spreekt onomwonden over 'vage termen als civil society' and benadrukt de onmisbaarheid van 'goed georganiseerde politieke partijen'. Zie 'De explosie biedt ook kans op hervorming', NRC Handelsblad, 18 augustus 2020. Eenzelfde argument bij ook Paul Aarts & Marcia Luyten, 'De Arabische Lente: een mistig seizoen', Socialisme & Democratie, 4/2011.
- 6Er zijn uitzonderingen die wel proberen politiek en economie met elkaar te verbinden. Zie bijvoorbeeld het werk van Andrea Teti en zijn collega's binnen het 'Arab Transformations Project' en sommige studies van Arabische NGO's en denktanks, zoals Economic Research Forum, Nawaat, Observatoire Tunisien de l'Economie, Arab NGO Network for Development en Alternative Policy Solutions. Verder diverse bijdragen aan Middle East Report en studies van Mark R. Beissinger, Amaney Jamal en Kevin Mazur.
- 7Dani Rodrik, 'The Perils of Premature Deindustrialization', Project Syndicate, 11 oktober 2013; Dani Rodrik & Sharun Mukand, 'The Political Economy of Liberal Democracy', NBER Working Paper No. 21540, september 2015.
- 8Maged Mandour, 'On the absence of Arab intellecutuals: the colonial connection', Open Democracy, 15 juli 2016 (cursivering, PA) en 'The poverty of protest', Open Democracy, 5 december 2019.
- 9Zie het recente opiniestuk van Laila al-Zwaini, 'Geef ons madaniya, wij eisen een civiele staat!', NRC Handelsblad, 19-20 september 2020. Voor een historisch perspectief van de rol van de jeugd, zie Bart Funnekotter, 'Voor een geslaagde revolutie moet je niet bij de jeugd zijn', NRC Handelsblad, 30-31 mei 2020; en Koekkoek in Politiek en idealen over 'conceptuele uitvindingen zoals 'het volk' (vergelijk 'de jeugd').
- 10Lennart van der Deure, 'Famke Louise vertegenwoordigt de jeugd niet', NRC Handelsblad, 23 september 2020.
- 11Pietro Marzo & Francesco Cavatorta, 'The demise of the Arab strongman? Authoritarianism and the future of the Middle East', in: Shahram Akbarzadeh (red.), Handbook of International Relations of the Middle East, Londen: Routledge, 2019: blz. 265-278; Melani Cammett, Ishac Diwan & Irina Vartanova, 'Insecurity and political values in the Arab world', Democratization, 5/2020; Andrea Teti, Pamela Abbott & Francesco Cavatorta, 'Beyond elections: perceptions of democracy on four Arab countries', Democratization, 4/2019; Ammar Shamaileh, 'Never out of Now: Preference Falsification, Social Capital and the Arab Spring', International Interactions, 6/2019; M. Tahir Kilavuz & Nathanael Gratias Sumaktoyo, 'Hopes and disppointments: regime change and support for democracy after the Arab Spring', Democratization, 5/2020.
- 12'In Tunisia, the cradle of the Arab Spring, protesters want jobs', The Economist, 13 augustus 2020; Alessandra Bajec, 'Tunisia: In Tataouine Socio-Economic Marginalization Is a Time Bomb', Arab Reform Initiative, 24 juli 2020; Ishac Diwan,'Tunisia's Upcoming Challenge: Fixing the Economy Before It's Too Late', Arab Reform Initiative, 23 september 2020; Daniel Brumberg & Maryam Ben Salem, ' 'Tunisia's endless transition?' Journal of Democracy, 2/2020.
- 13'The COVID-19 Pandemic in the Middle East and North Africa', POMEPS Studies, #39, april 2020; Amr Hamzawy & Nathan Brown, 'How Much Will the Pandemic Change Egyptian Governance and for How Long?', Carnegie Endowment for International Peace, 23 juli 2020; Tim Sweijs et al., 'De Veiligheidsimplicaties van de Pandemie: De impact van Covid-19 op Europese veiligheid', The Hague Centre for Strategic Studies, 20 augustus 2020; Thomas Carothers & David Wong, 'Authoritarian Weaknesses and the Pandemic', Carnegie Endowment for International Peace, 11 augustus 2020; Francis Fukuyama,'The Pandemic and Political Order', Foreign Affairs, juli/augustus 2020; Afsoun Afsahi et al., 'Five Lessons from the COVID-19 Pandemic', Democratic Theory, 2/2020; Layla Saleh & Larbi Sadiki, 'The Arab world between a formidable virus and a repressive state', Open Democracy, 6 april 2020.
- 14De Amerikaanse zender CNBC voegde daar onlangs de letter K aan toe: een recessie waarna het herstel voor sommigen in de samenleving wel plaatsvindt, maar voor anderen niet. Zie 'Worries grow over a K-shaped economic recovery that favors the wealthy', CNBC, 5 september 2020.
- 15Ishac Diwan, Nadim Houry & Yezid Sayigh, 'Egypt after the Coronavirus: Back to Square One', Arab Reform Initiative, 26 augustus 2020. Voor een indrukwekkende, meer algemene analyse van de structureel hoge werkloosheidscijfers, zie Steffen Hertog, 'Sergmented market economies in the Arab world: the political economy of insider-outsider divisions', Socio-Economic Review, 13 april 2020.
- 16Zie noot 6. Voor een stimulerend debat over het basisinkomen, zie o.a. Alternative Policy Solutions. Het is in dit verband overigens veelzeggend dat Gratis geld voor iedereen (Amsterdam: De Correspondent, 2014) van Rutger Bregman nog niet in het Arabisch is vertaald, wel in 32 andere talen.
- 17Andrea Teti, Pamela Abbott, Valeria Talbot & Paolo Maggiolini, Democratisation against Democracy. How EU Foreign Policy Fails the Middle East, Londen: Palgrave Macmillan, 2020.
- 18Sheri Berman, 'The Promise of the Arab Spring. In Political Development, No Pain Without Gain', Foreign Affairs, januari/februari 2013.
- 19De über-pessimist John Gray geeft daar regelmatig kennis van. In de context van de Arabische wereld was deze uitspraak het meest vergaand: 'Liberal democracy cannot be established in most of the countries of the Middle East. In much of the region the choice is between secular despotism and Islamist rule' (Black Mass. Apocalyptic Religion and the Death of Utopia, Londen: Allen Lane, 2007, blz. 146). Voor een minder 'illusieloze' visie, zie Susan Neiman, Morele helderheid. Goed en kwaad in de 21ste eeuw, Amsterdam: Ambo, 2008. Neiman maakt overigens terecht onderscheid tussen optimisme en hoop. Zij bekent nooit een optimist te zijn geweest. Het begrip 'optimisme' verwijst naar een inschatting van de feiten. Hoop moet je altijd houden. 'Zonder hoop kan ik de wereld niet veranderen', De Groene Amsterdammer, 4 juli 2019.
1 Reacties
Load comments
Kanttekeningen
Met veel interesse het artikel van dhr Aarts gelezen.
Hierbij een paar kanttekeningen: het kan zijn dat 'civil society' bij de ontwikkelingen van de laatste 10 jaar in het Midden Oosten en Noord Afrika geen of weinig rol heeft gespeeld. Maar bij de mate waarin een aan de macht gekomen revolutionair regime gebruik maakt van fysieke dwang jegens haar onderdanen is 'civil society' van groot belang. Hoe sterker 'civil society' (grofweg middenklasse, intellectuelen, boeren, non governmental organisations, georganiseerde arbeiders) hoe moeilijker het blijkt voor het regime geweld te gebruiken. Vergelijk bijvoorbeeld de Soviet Unie, Cambodja, China enerzijds met Cuba of Nicaragua. Mogelijk dat het ook in Rojava speelt, daar weet ik echter te weinig van.
Het primaat bij de economie te leggen is goed marxistisch gebruik, maar belieft toch een behoorlijke dosis relativering. Revoluties beginnen (meestal) niet wanneer een economie steeds slechter gaat draaien, zo blijkt, maar juist wanneer het net ietsjes beter gaat (en dan stokt, of te traag gaat. De geschapen verwachtingen worden niet bewaarheid. Bij intellectuelen, die in 'ontwikkelingslanden' , waartoe Aarts de landen in het Midden Oosten en Noord Afrika rekent, vaak als de noodzakelijke aanjagers van revolutie worden gezien, zie je dit proces heel duidelijk. Het onderwijs dat zij genoten hebben schept de verwachting van goede banen met vooruitzicht op meer. In ontwikkelingslanden bleek dat vaak uit te lopen op een enorme desillusie. Gedwarsboomd in hun ambitie én met een bredere blik en kennis van de rest van de wereld konden ze ook ander onrecht in eigen land gewaarworden.
Het voorbeeld van Hong Kong lijkt het juist niet zo zeer om economie te gaan als wel om vrijheid.
Ook de gebeurtenissen in de Soedan, voor Aarts dichter bij huis, lijken in strijd met zijn betoog (hoewel misschien nog te recent om met enige zekerheid te zeggen - ik zou Zhou Enlai niet voor het hoofd willen stoten). Opvallend is dat Soedan al in de 1950'er jaren een sterke arbeidersbeweging kende, en meerdere linkse partijen waaronder een voor midden oosterse begrippen grote, communistische partij.
Tot slot nogmaals mijn waardering voor het boeiende artikel van dhr Aarts.
Reactie toevoegen