Eindelijk volledige erkenning van de Armeense genocide?
Opinie Diplomatie & Buitenlandse Zaken

Eindelijk volledige erkenning van de Armeense genocide?

28 Apr 2021 - 10:52
Photo: Het Genocidemonument in Almelo is een monument ter gedachtenis aan de Armeense Genocide van 1915 tot 1917 in het voormalige Ottomaanse Rijk. Het monument is opgericht op 24 april 2014. © Wikimediacommons
Terug naar archief
Author(s):

De volledige erkenning van de Armeense genocide door de Nederlandse overheid is een decennialange queeste, die momenteel in een beslissend stadium verkeert. Zal de vraag om volledige erkenning de formatietafel bereiken? Het nieuwe kabinet is aan zet.

Van ‘de vergeten genocide’
1  is inmiddels geen sprake meer. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw groeide de Armeense gemeenschap in Nederland2  en deze trad voorzichtig naar buiten. Dit gebeurde met herdenkingen, een eerste demonstratie bij de Turkse ambassade in de jaren zeventig, gesprekken met Kamervoorzitter Dolman en op het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de jaren tachtig, en de eerste landelijke herdenking van het 24 april Comité3  in de Flint in 1989.

Afgezien van enkelingen was de Nederlandse respons echter steeds afhoudend. Dat het om een taboeonderwerp ging, dat maar beter onbekend kon blijven, werd wel duidelijk. Velen wilden zich er bij voorbaat niet aan branden. 

De plaatsing van een Armeens monument in Assen begin deze eeuw schudde de media en het publiek enigszins wakker

Het onderwerp was waarschijnlijk politiek zo onwelkom wegens onder andere de Koude Oorlog, waarbij Turkije als NAVO-land koste wat kost niet geïrriteerd mocht worden als bufferland naar Sovjet-Unie, waar Armenië inmiddels onderdeel van was. Daarna ook zonder Koude Oorlog en Sovjet-Unie bleef het niet voor het hoofd stoten van Turkije hoofdpunt van beleid.

Tot zo’n 20 jaar geleden had en uitte men in het algemeen twijfel en ongeloof als iemand over de Armeense genocide begon – vaak pijnlijke ervaringen voor veel Armeniërs. Slechts een enkeling had kennis.

Armeens monument op begraafplaats De Boskamp in Assen. © Ronn - Eigen werk, CC BY-SA 3.0
Armeens monument op begraafplaats De Boskamp in Assen. © Ronn - Eigen werk, CC BY-SA 3.0

De plaatsing van een Armeens monument in Assen begin deze eeuw schudde de media en het publiek enigszins wakker, met name door de heftigheid van de Turkse protesten.4  De inwijding van het monument kwam mede daardoor in alle tv-journaals.

In de politiek was het ChristenUnie voorman Leen van Dijke die het taboe durfde doorbreken, waardoor de Armeense organisaties zelfs met toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken van Aartsen aan tafel zaten.

Toch kwam het onderwerp pas echt in de belangstelling in de aanloop naar de onderhandelingen over een Turks EU-lidmaatschap. Hierbij kwam (onder andere) de vraag aan de orde of een land dat de zwarte bladzijden in zijn geschiedenis ontkent deel kan uitmaken van de EU, als waardengemeenschap5  – een nog altijd actueel onderwerp.

Daardoor werd de Armeense gemeenschap als belangenbehartiger relevant voor Kamerleden. De gemeenschap was overigens via het Federation of Armenian Organisations in The Netherlands (FAON) 24 april Comité4  al jaren bezig met brieven, petities en demonstraties. Tevens beschikten zij inmiddels over een breed georiënteerd Comité van Aanbeveling.

Zo vond in 2004 de omslag plaats en spraken voor het eerst, bij een demonstratie op het Plein in Den Haag, ook Kamerleden zich uit over de erkenning van de genocide. Deze omslag stond aan de vooravond van het Nederlands EU-voorzitterschap, dat over het Turkse kandidaat-lidmaatschap zou gaan.6

In het parlement nam ChristenUnie leider Rouvoet het voortouw, wat eind 2004 leidde tot de unaniem aanvaarde ‘Motie Rouvoet’.7  Deze vroeg de regering “de erkenning van de Armeense genocide in Europees verband en bilateraal met Turkije voortdurend en nadrukkelijk aan de orde te stellen”. Omdat toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken Bot de motie had verwelkomd, was hiermee in feite de genocide door parlement en regering erkend.

De regering hield vast aan ‘de kwestie’, ondanks rellen en schandalen

Echter, in de jaren daarna werd men teruggefloten. Een tegenbeweging, ongetwijfeld onder Turkse druk, zocht de weg terug, wat leidde tot de even onzinnige als gehate term ‘kwestie van Armeense genocide’ van oud-minister Rosenthal. Een extra pijnlijke misser, omdat in achttiende en begin negentiende eeuw in internationale kringen werd gesproken over de ‘Armeense kwestie’ in het Ottomaanse Rijk, die moest worden ‘opgelost’. Na en door de genocide werd deze door hoofddader Talaat Pasja als ‘opgelost’ bestempeld, “omdat er geen Armeniërs meer waren”.

De regering hield vast aan ‘de kwestie’, ondanks rellen en schandalen, zoals in 2006 toen kandidaat-Kamerleden die actief de genocide ontkenden van de kandidatenlijst werden verwijderd.
8  Of, zoals de Turkse censuur op een tentoonstellingscatalogus in de Nieuwe Kerk,9  en de anti-Armeense demonstratie tegen een Armeens monument op het terrein van de Armeense kerk in Almelo, welke gefinancierd werd met hulp van Diyanet.10

Drost - Minister-president Rutte en minister-president Erdoğan staan na afloop van een ontmoeting in 2012 de pers te woord. Minister-president Rutte - Flickr
Minister-president Rutte en minister-president Erdoğan staan na afloop van een ontmoeting in 2012 de pers te woord. © Minister-president Rutte / Flickr

Pers, publiek en de meeste politici hadden inmiddels duidelijk stelling genomen en wezen daarmee de manier af waarop het Nederlandse kabinet met de genocide omging.11  Daar leek angst de drijfveer: voor de economische en militaire (NAVO) banden met Turkije, voor de Turkse gemeenschap in Nederland en voor de Turkije-deal.

De regering leek tegelijkertijd onverschillig voor kritiek en de beschamende teksten, zoals wanneer zij schreef over “de uitnodiging voor de herdenking van de kwestie van de Armeense genocide”.

Kabinetsleden, ook zij die eerder als Kamerlid pro-erkenning waren, weigerden stelselmatig aanwezig te zijn bij de herdenkingsbijeenkomsten. Zelfs bij het honderd jaar herdenkingsconcert in de Haagse Grote Kerk schitterde het kabinet door afwezigheid. Hier waren – tekenend voor de situatie – talloze maatschappelijke, kerkelijke, minderheids- en andere organisaties wel aanwezig, naast enkele tientallen parlementariërs en een paar honderd leden van het Corps Diplomatique.

Wat betreft de gebezigde redeneringen voor opeenvolgende kabinetten om niet te erkennen, werden jarenlang simpel Turkse drogredenen gekopieerd

In 2015 en 2018 werden opnieuw vrijwel unaniem moties aangenomen over de erkenning, die door de Turkse reacties opnieuw tot commotie leidden, maar niet tot een ander standpunt van het kabinet. Ook werd het anti-integratieve karakter van het kabinetsstandpunt helder. Het sterkte namelijk veel conservatieve Turkse Nederlanders in hun ontkenning, terwijl progressievere Turkse groepen, die de genocide wel erkennen, zwegen of voorwerp van dreigementen werden.

De algehele maatschappelijke weerzin tegen ‘de kwestie’ werd het kabinet kennelijk wel te gortig. Kortgeleden werd besloten tot een term als ‘vreselijke gebeurtenissen’, een weinigzeggende term die op vrijwel alles kan slaan.

Wat betreft de gebezigde redeneringen voor opeenvolgende kabinetten om niet te erkennen, werden jarenlang simpel Turkse drogredenen gekopieerd, zoals “het was oorlog en aan beide kanten vielen slachtoffers”, en “Armenië en Turkije moeten er samen uitkomen”. Deze zijn bestreden en nu min of meer verlaten.

Drost - De eeuwige vlam van Tsitsernakaberd, het nationale Genocidemonument van Armenië in Yerevan op 24 april 2014. Wikimediacommons
De eeuwige vlam van Tsitsernakaberd, het nationale Genocidemonument van Armenië in Yerevan op 24 april 2014. © Wikimediacommons

Daar kwam echter iets voor in de plaats. Het volkenrechtelijk advies over het gebruik van de term genocide door politici12  noemt alleen ‘voldoende onderzoek’ als voorwaarde voor het benoemen van genocide – en liet de (soms gebruikte) voorwaarde van een uitspraak van een internationaal tribunaal nadrukkelijk los.

In strijd hiermee kwamen het kabinetstandpunt van 22 december 201713  en het regeerakkoord van 2018 vervolgens juist wel met de eis dat er een uitspraak van een internationale rechter of de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties moest zijn, om de term genocide te bezigen. Beide instellingen bestonden uiteraard ten tijde van de Armeense genocide niet, zo betoogde men vanuit de Kamer. Maar het kabinet, toen bij monde van vervangend Minister Kaag, was niet voor rede vatbaar.14

Om deze situatie te doorbreken, is twee maanden geleden dankzij de demissionaire status van het kabinet de motie Voordewind ingediend, die expliciet de regering vraagt de Armeense genocide volmondig te erkennen.15  Zes keer eerder heeft een motie van deze strekking voorgelegen, niet eerder werd deze aanvaard. Nu wel, en massaal, wat aangeeft dat voor de Nederlandse politiek het niet langer aanvaardbaar is, dat het kabinet over een zodanige tragedie nog altijd in verhullende en bagatelliserende termen spreekt.

Laten we hopen dat de boodschap de formatietafel bereikt, en men daar geen andere weg meer ziet, dan de Armeense genocide volledig te erkennen. Of de zeer recente erkenning door president Biden ook een steentje kan bijdragen in dit proces, is nog niet duidelijk, maar zeker niet uitgesloten. Hoe dan ook: het nieuwe kabinet is – ook wat dit betreft – aan zet.

Auteurs

Inge Drost
Secretaris van de Federatie Armeense Organisaties Nederland (FAON)