Interview IS-expert JM Berger: 'Deze strijd is een catch-22'
Analyse Veiligheid & Defensie

Interview IS-expert JM Berger: 'Deze strijd is een catch-22'

10 Feb 2016 - 09:45
Photo: Roderick van Rooijen
Terug naar archief

De Amerikaanse extremisme-deskundige J.M. Berger bemerkte in een vroeg stadium de opmars van IS door het analyseren van Twitter-accounts. In een interview met de Internationale Spectator bespreekt hij de rol van social media binnen de beweging, maar ook de terreurdreiging en opties om IS te bestrijden. “Het grondgebied van IS heroveren is mogelijk met militaire middelen, maar dat zal de terreurdreiging niet wegnemen. Integendeel, it’s gonna get a lot worse.”

J.M. Berger deed begin dit jaar, op uitnodiging van de Amerikaanse ambassade, Nederland aan voor onder meer een aantal lezingen bij universiteiten en de AIVD. Berger was eerder verbonden aan het Brookings Institution en is nu werkzaam bij de George Washington University, waar hij onderzoek doet naar extremisme. Eerder publiceerde hij het boek ‘Jihad Joe: Americans Who Go to War in the Name of Islam’, in 2015 gevolgd door ‘ISIS: The State of Terror’, dat lovende recensies kreeg in de New York Times en Foreign Affairs en verplichte kost is volgens de Washington Post.

Was u, net zoals uw collega-onderzoekers en beleidsmakers, verrast door de razendsnelle opkomst van IS?
“Ik was op het juiste moment op de juiste plaats om de groeiende concurrentie met al-Qaida te zien. In 2012 heb ik, samen met Google, software ontwikkeld om te onderzoeken hoe white supremacists gebruik maakten van social media door hun Twitter-accounts en netwerken te analyseren. Soortgelijke software heb ik begin 2013 toegepast bij wat toen nog ISI heette en zo zag ik al vrij vroeg dat deze organisatie met groeiend succes de concurrentiestrijd met al-Qaida aanging en een eigen kalifaat wilde stichten.

Al in maart 2014 waren er steeds meer Twitteraars die IS-leider Abu Bakr al-Baghdadi opriepen een kalifaat te stichten. Hoewel velen dachten dat dit slechts fanboys waren, kon ik middels de analyse-software zien dat deze oproepen ook werden geuit door hooggeplaatste mensen binnen de organisatie, die soms bovendien voorheen actief waren voor al-Qaida. In die zin was ik er vroeg bij, op een moment waarop velen dachten dat IS een kort leven was beschoren. Wat ik echter niet kon voorzien, was het militaire succes, bijvoorbeeld doordat de Irakezen zo makkelijk Mosul opgaven.”

Hoe kon Mosul zo eenvoudig worden veroverd door wat toen nog een relatief kleine organisatie was?
“Al-Qaida in Irak was zo goed als verslagen doordat de Verenigde Staten met succes soennitische stammen tegen de organisatie in opstand lieten komen. Deze strijders waren beloftes over politieke invloed en zekerheid gedaan, maar deze werden door de Iraakse regering onder premier Maliki niet nagekomen. Dit verraad gaf al-Qaida ruimte om weer op krachten te komen met behulp van soennitische strijders die overstapten.

Een belangrijke verklaring kan worden gevonden in de mediacampagne van IS. Op zich was hier niets nieuws onder de zon, want jihadistische bewegingen hadden al professionele magazines in de jaren tachtig van de vorige eeuw, maar IS is er simpelweg beter in. IS gebruikt een efficiënt online-distributiesysteem dat wordt ingezet voor sublieme video-propaganda. Net voor de aanval op Mosul werden expliciet gewelddadige beelden verspreid waarop te zien was hoe Iraakse militairen werden mishandeld en vermoord. We weten inmiddels dat de meeste militairen die Mosul ontvluchtten, deze beelden hadden gezien en bang waren geworden.”

Verklaart deze propaganda ook de komst van een ongekend aantal foreign fighters?
“Het is absoluut belangrijk, zeker naarmate potentiële rekruten verder van het strijdtoneel wonen zoals in Europa of de Verenigde Staten, maar offline rekrutering is nog altijd van groot belang en moet niet onderschat worden.”

 

 

De titel van uw laatste boek luidt ISIS: The State of Terror, en verwijst naar de terreur maar ook de staatsvorming van IS. Hoe is het met de staat van IS gesteld?
“De Amerikaanse strategie van containment kan werken, maar we weten niet wanneer het zijn vruchten gaat afwerpen, omdat we weinig zicht hebben op wat er zich daadwerkelijk afspeelt in het grondgebied van IS. De inkomsten van IS komen grotendeels van het confisqueren van geld en goederen in veroverd gebied; wanneer ze geen nieuwe terreinwinst kunnen boeken, raken ze dus op een gegeven moment door hun tegoeden heen. Die interne zwakte kan tot de ineenstorting van de organisatie leiden, maar of dat over vijf maanden of vijf jaar is, weet niemand. Als de staat al dit jaar zou afbrokkelen, zal Obama de geschiedenis ingaan als het genie achter de containment-strategie, maar als het vijf jaar zou worden, zal IS die tijd gebruiken om internationaal te groeien en meer terreurdaden te plegen.”

Is een militaire oplossing überhaupt mogelijk?
“Het is met militaire middelen mogelijk IS haar grondgebied te ontnemen, maar dat zal de terreurdreiging niet wegnemen. Integendeel, it’s gonna get a lot worse. In ieder geval op de korte termijn, gezien de ervaringen met al-Shabaab in Somalië. Daar zag je na verlies van hun territorium dat al die strijders die bijvoorbeeld eerst wegblokkeringen bemanden, opeens beschikbaar waren voor terreurdaden, die steeds vaker werden gepleegd met steeds meer burgerslachtoffers als gevolg.

IS is vele malen groter en internationaler dan al-Shabaab, dus het verslaan van IS in Irak en Syrië zal het probleem van terrorisme aanvankelijk verergeren. Ook de drieduizend IS-strijders met een Europees paspoort kunnen niet allemaal gedood worden en zullen ergens naartoe moeten. Sommigen zullen opduiken in andere strijdtonelen, maar anderen zullen overstappen op het plegen van terreurdaden in het Westen. De les van de mislukking van het kalifaat zal voor hen niet zijn dat het gedoemd was te mislukken, maar eerder dat ze nog niet genoeg hun best hebben gedaan of niet gewelddadig genoeg zijn geweest. IS vormt geen existentiële dreiging zoals wel eens wordt geroepen. Aan de andere kant werd 9/11 uitgevoerd door een organisatie met 300 leden en een budget van 500.000 dollar en hebben we nu te maken met 30.000 strijders die over miljarden beschikken.”

Dat lijkt een vrij nare catch 22.
“Klopt, maar wat is het alternatief? Aanvankelijk was ik terughoudend wat betreft militair ingrijpen, omdat ik liever zag dat de organisatie ten onder ging door haar eigen excessen. Gezien het extreme geweld van het afgelopen jaar konden we echter niet wegkijken. We zijn aan het gevecht begonnen en zullen de klus nu moeten afmaken, want anders blijft deze etterwond niet alleen verder zweren, maar blijf je ook het narratief van een winnende organisatie voeden. Voorheen benadrukte het typische extremistische model van soortgelijke organisaties de zwakte van de groep ten opzichte van de vijand, waardoor terreur noodzakelijk was. IS is anders in de zin dat het een sterke en zegevierende organisatie is, ondanks het feit dat ze worden bevochten door 70 landen. Als het Westen nu de strijd staakt, wordt hun boodschap bevestigd en zullen we nog twintig, dertig jaar met IS als staat moeten leven.”

 

'Met een organisatie als Jahbat al-Nusra kunnen we leven'

 

Zegt u nu dat IS de bombardementen deels in haar voordeel kan gebruiken?
“Uiteindelijk werken ze in hun nadeel, maar vooralsnog benutten ze deze strategie doordat ze zeggen dat de hele wereld tegen ze vecht en ze er nog altijd zijn. Dit soort geluiden zie je heel duidelijk in hun PR en op hun social media-berichten: we zijn sterker dan 70 landen samen.”

Dus doorvechten tot het eind is uw boodschap?
“Ja. We have to see this through. Belangrijk is dan wel dat we na het ineenstorten van de staat goed nadenken over de aan al-Qaida gelieerde bewegingen, zoals al-Qaida op het Arabisch Schiereiland (AQAP), die zich in Jemen nestelt, en Jahbat al-Nusra, die inmiddels diep is ingebed in de politiek van het Syrische conflict. Sommige analisten spreken van een nieuwe dreiging voor de Amerikaanse veiligheid en betogen daarom dat we na IS bovengenoemde groeperingen moeten bevechten.”

U vindt dat geen goed idee?
“Als het mogelijk is, zou het beter zijn na de strijd tegen IS deze problemen te beschouwen als regionale politieke problemen, die door de regionale spelers moeten worden opgelost.”

De regionale spelers hebben echter ook een cruciale rol wat betreft al-Nusra.
“De Golfstaten steunen al-Nusra inderdaad, daarom vraag ik me af waarom Amerika daarbij betrokken zou moeten raken. Juist doordat al-Nusra minder onder vuur ligt dan IS, verwacht ik dat ze het langer volhouden. Maar ik zou inmiddels zeggen dat we misschien wel kunnen leven met een organisatie als al-Nusra. We moeten ze uiteraard niet steunen en ze zeer goed in de gaten houden, maar ik betwijfel of we de komende decennia keer op keer dit gevecht moeten willen voeren. Het lijkt me geen efficiënt gebruik van onze middelen en ook geen oplossing voor het probleem. Het zou beter zijn om de mensen in de regio voor zichzelf te laten uitmaken waar ze wel en niet mee kunnen leven.”

Dus ook geen Amerikaanse grondtroepen om IS te verslaan?
“Nee, dat zou een verschrikkelijk slecht idee zijn, omdat je daarmee hun ideologie versterkt en de condities creëert waarmee dit conflict in de eerste plaats is begonnen. Dat was ook de reden waarom ik tegen de invasie in Irak was. En ook al zou ik hierin ongelijk hebben, dan nog is de Amerikaanse bevolking er niet voor te porren.”

 

J.M. Berger in januari 2016 tijdens een lezing voor het Utrecht Centre for International Studies. Bron: Roderick van Rooijen

 

Wat is de grootste les uit uw boek over IS voor politici en beleidsmakers?
“We moeten een beter begrip krijgen van de technologie. De wijze waarop IS groot is geworden met een internationaal bereik en door het benutten van nieuwe technologieën, zullen we namelijk ook bij andere radicale organisaties terugzien. Die houden IS in de gaten en leren van de terreurbeweging. De komende tien jaar worden dan ook uitdagend, want hoe extremistisch je ideeën ook zijn, je kunt in deze tijd altijd een groep bereiken die ook zo denkt om vervolgens gezamenlijk actie te ondernemen.

Nationalistische bewegingen, maar ook andere al-Qaida-afdelingen, maken nu een inhaalslag of ervaren een opleving doordat het makkelijker is gelijkgestemden te vinden via social media. Voorheen werd aan deze bewegingen de toegang tot traditionele media ontzegd. Ik voorzie daarom een rise of the fringes en aan ons de taak daarop in te spelen. De discussie over de regulering van en de censuur door bedrijven zoals Twitter en YouTube is wat dat betreft slechts het begin.”

U bent hier in Nederland ook op bezoek geweest bij de AIVD en spreekt vaker met inlichtingendiensten van andere landen. In hoeverre zijn zij zich bewust van het belang om gedrag op social media te monitoren?
“Over het algemeen is mijn indruk dat inlichtingendiensten zich bewust zijn van het feit dat ze vat moeten krijgen op het analyseren van social media, maar ze wekken niet de indruk dat ze al weten hoe. Wat dat betreft zijn ze behind the curve op dit gebied.”

Dat klinkt lichtelijk verontrustend.
“Het is een nieuwe wetenschap in een constant veranderend medialandschap, dus is het voor grote bureaucratische organisaties en overheden lastig alle ontwikkelingen bij te houden. Gezien de gebeurtenissen om ons heen, zullen we dat zeker beter moeten doen.”

Auteurs

Bram Peeters
Senior lecturer at the Utrecht School of Journalism
Thijs Voets
Oud-stagiair Internationale Spectator