Obama’s kwetsbare erfenis
Opinie Diplomatie & Buitenlandse Zaken

Obama’s kwetsbare erfenis

20 Dec 2016 - 13:54
Photo: Flickr / White House
Terug naar archief
Author(s):

Getuigde Obama's behoedzaamheid inzake het conflict in Syrië van gebrek aan ruggengraat? Een absurd verwijt, meent emeritus hoogleraar eigentijdse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen Doeko Bosscher in zijn beschouwing van acht jaar Obama. 'Het was Obama (...) op zijn best.'

Wie het beleid van Barack Obama te tam en te risicomijdend vindt, kan de komende jaren misschien zijn hart ophalen. Er staat ons heel wat spektakel te wachten als de Republikein Donald Trump, die vanaf 20 januari zijn domicilie heeft in het Witte Huis, zijn verkiezingsretoriek in daden omzet. Ruzie met Mexico, met China, met de NAVO, met de Baltische staten en Polen, en met al die andere Europese klaplopers. En met Rusland? Vooral Trumps houding tegenover Poetin en Rusland is voorlopig een groot vraagteken. Dat hij in de campagne een handje is geholpen door Moskou – en door Poetins handlanger in deze, Wikileaks-voorman Julian Assange – met ‘strategische lekkages’ van gehackte informatie, staat inmiddels onomstotelijk vast. Het blijft echter gissen wat dat betekent. Trump heeft nog niet in zijn kaarten laten kijken. Het kan heel erg meevallen (of, zo men wil, tegenvallen), want binnen een maand na de verkiezingsdag was de lijst van gebroken beloften al indrukwekkend lang. Kortom: er is hoop.

Opluchting over de eerste tekenen van een pragmatische kijk op internationale vraagstukken bij Trump hoeft niet samen te gaan met louter waardering voor het beleid van Obama. Zoals elke president heeft de nu nog zittende president steken laten vallen en kansen gemist. Maar wat zou per saldo de mening over zijn twee ambtstermijnen moeten zijn? Dit korte artikel heeft niet de pretentie de balans op te maken. Daarvoor is meer afstand nodig. Obama’s aanpak oogstte vanwege het enorme en verfrissende contrast met George W. Bush (2001-2009) al spoedig na zijn aantreden royale waardering. Hij kreeg zelfs, nog in het jaar van zijn inauguratie, de Nobelprijs voor de Vrede. Dat was, hoe je het wendt of keert, prematuur. Kennelijk wilde het Noorse Nobelcomité niet zozeer Obama’s prestaties belonen als wel hem aanmoedigen op de ingeslagen weg voort te gaan.

 

'Als Obama meende dat het niet anders kon, leverde hij wel degelijk strijd'. Bron: Flickr / White House

 

 

Hoe dan ook, voor een afgewogen mening over het buitenlands beleid van de afgelopen acht jaar moet nog even worden afgewacht hoe de eerste maanden van Trump verlopen. Als de Republikeinse president niet alleen de bakens grondig verzet, maar daarmee – anders dan de sceptici verwachten – ook succes boekt voor de wereldvrede, heeft dat consequenties voor het eindoordeel over Obama.

Geen oorlogspresident
Welke weg sloeg Obama meteen vanaf januari 2009 in? Hij gaf duidelijk te kennen geen oorlogspresident te willen worden. “While the use of force is sometimes necessary, we will exhaust other options before war whenever we can, and carefully weigh the costs and risks of action against the costs and risks of inaction,” zo verklaarde hij bij het ontvouwen van zijn plannen over ‘national security’. Waar Bush altijd het recht had geclaimd op eigen houtje te opereren, dus zonder de bondgenoten eerst om een ‘permission slip’ te vragen, beloofde Obama “always to seek broad international support and to adhere to standards that govern the use of force”.

Alleen in noodgevallen zou Amerika unilateraal te werk gaan. “The United States must reserve the right to act unilaterally if necessary to defend our nation and our interests, but we are stronger when we mobilize collective action.” En het beste middel om andere landen aan je zijde te krijgen, is de wortel, niet de stok. “America leads best when we draw upon our hopes rather than our fears.” Dat is de Democratische president allemaal consequent nagekomen.

 

Obama vond wapengekletter als middel om politieke doelen te verwezenlijken te riskant en dus ongewenst

 

Opvallend aan Obama’s uitlatingen was ook dat hij de nationale veiligheid veel breder definieerde dan zijn voorganger had gedaan. De gigantische staatsschuld en de onderliggende oorzaken daarvan: de aanhoudende tekorten op de begroting, holden in zijn ogen de statuur van de Verenigde Staten uit. Bij George W. Bush was het aan de uitgavenkant de spuigaten uitgelopen. Dit kwam door de oorlogen in Afghanistan en Irak, maar het was ook onderdeel van een vast patroon. Terwijl de Republikeinen in hun politieke campagnes jaar in, jaar uit verkondigen dat de Democraten een gaatje in hun hand hebben, bewijst de objectieve statistiek het omgekeerde. Juist Republikeinse presidenten geven gretig geld uit en vergroten de staatsschuld, terwijl de Democraten het puin ruimen.

Ook Obama is acht jaar lang verhoudingsgewijs een toonbeeld van ‘fiscal responsibility’ geweest, wat Trump recentelijk ook heeft beweerd. En als Trump zijn grootse plannen uitvoert (een muur langs de Mexicaanse grens, het opknappen van de infrastructuur en verhoging van de militaire uitgaven; dit alles gepaard gaande met belastingverlaging), voegt hij zich op slag in de Republikeinse traditie van overdadig budgetteren. De beurs in Wall Street vindt het vooralsnog prachtig. Op het moment van schrijven (begin december 2016) gaan de koersen door het dak.

Oorlogsschuw
Het buitenlands beleid van Obama was door de bank genomen een ode aan continuïteit. Vrienden werden gekoesterd en met vijanden konden zaken worden gedaan als zij zich zelf ook coöperatief opstelden. De militaire macht van de Verenigde Staten bleef op peil, maar werd wel gemoderniseerd. Het overmatige gebruik van drones (overmatig, omdat het een internationaalrechtelijk dubieus wapen betreft) getuigt daarvan. De drone is typisch een uitweg voor de oorlogsschuwe Obama geweest. Wapengekletter, laat staan oorlog zelf, vond hij als middel om politieke doelen te verwezenlijken te riskant en dus ongewenst.

Als hij meende dat het niet anders kon, leverde hij echter wel degelijk strijd, op een zo gering mogelijke schaal en als de omstandigheden het toelieten met chirurgische precisie. Triomfantelijkheid stond hem tegen. Toen bijvoorbeeld Osama bin Laden op 2 mei 2011 eindelijk door Navy SEALs was uitgeschakeld, klonk er geen gejubel. ‘No-Drama Obama’ volstond met de sobere mededeling dat er recht was gedaan. Punt. Obama droeg in zijn beleid acht jaar lang uit wat hij al aan het begin had aangekondigd: “We will maintain the military superiority that has secured our country, and underpinned global security, for decades.”

De woorden uit 2003 van Robert Kagan, een van de ideologen van de ‘neo-conservatieven’, in Of Paradise and Power. America and Europe in the New World Order, klinken in 2016 als de vage echo van een afgesloten tijdperk. “It is time to stop pretending that Europeans and Americans share a common view of the world, or even that they occupy the same world. Europe is turning away from power (…) The United States, meanwhile, remains mired in history, exercising power in the anarchic Hobbesian world where international laws and rules are unreliable and where true security and the defense and promotion of a liberal order still depend on the possession and use of military might.”

Volgens Kagan kwamen de Amerikanen van Mars en de Europeanen van Venus. Daardoor begrepen zij elkaar totaal niet meer; hun wegen hadden zich voor altijd gescheiden. Maar het liep voorlopig anders dan Kagan had aangekondigd. Na een totaal mislukt presidentschap van Bush, gevolgd door acht jaar nogal Venus-achtig beleid van Obama, is duidelijk dat een subtiele combinatie van hard en soft power en respect voor internationale rechtsnormen, meer vruchten afwerpt dan de ruwe aanpak van de Marsmannetjes. Zij hebben Amerika grondig in de nesten gewerkt. Het is waar dat het verenigde Europa zijn macht slechts mondjesmaat (en zonder veel effect) aanwendt en zich misschien wel, zoals Kagan zei, te veel laat leiden door juridische constructies. Europa’s worsteling wordt echter mede veroorzaakt door de roekeloosheid van George Bush in het kruitvat Midden-Oosten. Iemand moet het puin ruimen. Europa is door zijn ligging veroordeeld tot een prudente benadering.

‘The red line that wasn’t’
Niets illustreert de Amerikaanse en Europese dilemma’s beter dan de kwestie van de chemische wapens van het regime van Assad in Syrië. In 2012 verklaarde Obama dat als Assad deze wapens tegen zijn eigen burgers zou inzetten, de Verenigde Staten dat zouden beschouwen als het overschrijden van een ‘rode lijn’. Assad hield zich doof en gebruikte in augustus 2013 de chemische stof Sarin in een bombardement dat minstens 1.200 doden eiste. (Dat Assad achter het bombardement op Ghouta zat, is nooit met honderd procent zekerheid vastgesteld, maar de meeste westerse inlichtingendiensten deden uitgebreid onderzoek en achtten hem verantwoordelijk.)

Had de Amerikaanse president op dat moment moeten overgaan tot bombarderen? Hij deed het niet, wat hem op heel veel kritiek kwam te staan, ook uit Nederland. Obama zou ‘het initiatief uit handen hebben gegeven’, ‘de Russen het voortouw hebben laten nemen’ en zo voort. Snijdt zo’n verwijt hout? In plaats van zijn militaire macht in te zetten, ging Washington in op voorstellen van de Russen om Assad in onderhandelingen te dwingen tot het opgeven van zijn chemisch arsenaal.

 

Triomfantelijkheid stond Obama tegen; na de uitschakeling van Osama bin Laden in mei 2011 volgde geen gejubel

 

Het eind van het liedje was dat de Syrische president zijn chemische wapentuig liet afvoeren en vernietigen. ‘Doel bereikt’, zou je zeggen, maar zo is het niet in de (voorlopige) geschiedschrijving terechtgekomen. De mantra dat Obama loze woorden spreekt en zijn dreigementen nooit in daden omzet (“the red line that wasn’t”) werd en wordt steeds weer herhaald door commentatoren met een slecht geheugen, die kennelijk menen dat de wereld beter af is met spierballenpolitiek. Hun gelijk is onbewezen, de schijn van hun ongelijk is des te sterker.

Obama wist dat de Britten hem niet zouden steunen, want in Westminster kreeg de Conservatieve regering te weinig handen op elkaar voor harde actie. Het Lagerhuis had zijn buik vol van door Amerika op touw gezette avonturen in het Midden-Oosten. Zoals David Cameron kort na de stemming teleurgesteld verklaarde: “For some people there will never be enough evidence and for some in the debate in the House of Commons it wasn’t about evidence, it wasn’t about chemical weapons, it was about how they felt let down over Iraq and a deep concern (…) about not wanting to get further involved in the difficulties in Syria.”

 

Bondskanselier Merkel sprak zich uit tegen militair ingrijpen in Syrië en adviseerde Obama samen met de Russen tot een oplossing te komen. Bron: Flickr / White House

 

 

Ook Bondskanselier Merkel sprak zich uit tegen militair ingrijpen in Syrië. Zij adviseerde Obama samen met de Russen – die overigens tegenspraken dat Assad achter de Sarin-aanval zat – tot een oplossing te komen. Dit was precies de lijn die de Amerikaanse president zelf ook al prefereerde. Geen wonder dat hij er definitief voor koos. Het totaal mislukte scenario van 2003 (een Amerikaanse aanval op Irak zonder voldoende steun uit Europa) stond hem nog helder voor de geest. Geen bombardementen dus. Zelfs zijn naaste vrienden in de Verenigde Staten, onder wie de idealistische Samantha Power (die hij zelf nog maar net daarvoor als ambassadeur bij de Verenigde Naties had benoemd), spaarden hem niet. “Enough, Samantha, we’ve read your book,” kreeg Power te horen, toen zij volhield dat haar baas een krachtiger standpunt moest innemen. Getuigde diens behoedzaamheid van gebrek aan ruggengraat? Een absurd verwijt. Het was Obama niet op zijn slechtst, zoals sommige critici wilden, maar op zijn best.

De ongrijpbare Obama
Die critici zijn er in alle maten en soorten, wat het moeilijk maakt te spreken van een gemeenschappelijk en coherent front. In 2014 muntte de anglist (hoogleraar aan Yale) David Bromwich ten aanzien van Obama het beeld van ‘the world’s most important spectator’ in een op zichzelf complete en samenhangende beschouwing.[1] Iemand die toekijkt staat niet hoog aangeschreven, dat is duidelijk. Macht moet gebruikt worden, waar heb je die anders voor! Maar hoe helder Bromwich ook formuleerde, zijn stuk is een politiek pamflet met uitgesproken standpunten over de merites van buitenlandse interventies in het algemeen.”

Dit bezwaar kenmerkt meer commentaren die in de loop van acht jaar over Obama zijn gepubliceerd. Hij is kennelijk nogal ongrijpbaar. Hem wordt van alles aangewreven, maar hoe het dan precies anders had gemoeten kan niemand opschrijven, zonder een nogal willekeurig alternatief beleidsspoor te ontvouwen. Die alternatieven voor Obama’s improvisaties zijn daardoor ook weer improvisaties, die op hun beurt tegenwerpingen uitlokken.

Het zit in de aard van deze onzekere overgangstijd. Na het einde van de Koude Oorlog en de ‘clash of civilizations’ die daarna kwam (ook al verliep dat proces niet volgens Samuel Huntingtons voorspellingen) is er nog steeds geen eenduidige strategie mogelijk. Een president die op de tast handelt en zich door zijn conflictmijdende intuïtie laat leiden (“caution bordering on timidity”, zegt Bromwich bozig), wordt dan een gemakkelijk doelwit voor kritiek.

Het ontbreken van een in het oog lopende ‘grand strategy’, dat veel commentatoren onzeker maakt en irriteert, kan in de huidige omstandigheden ook een ‘grand strategy’ zijn. Fredrik Logevall (John F. Kennedy School of Government, Harvard) neemt het met deze stelling voor Obama op.[2] Zijn boodschap: laten we blij zijn met een president die niet graag toegeeft aan de roep om activisme. Er liggen grote gevaren op de loer. Een wereldwijd conflict is in een handomdraai geboren; het laat de adrenaline stromen, maar zal alleen verliezers opleveren.

Geen stoere taal, wel ware woorden
Na 20 januari zit er een ander in het Witte Huis dan de man die eindelijk de verhoudingen met Cuba normaliseerde”; met Iran tot een akkoord kwam dat een hooglopende confrontatie afwendde; in Azië een Trans-Pacific Partnership op touw zette; zijn nek uitstak voor een wereldwijd klimaatakkoord; en internationale veiligheid definieert als een probleem dat beter met welvaart dan met wapens kan worden opgelost. Obama laat een kwetsbare erfenis achter. “To lead effectively in a world experiencing significant political change, the United States must live our values at home while promoting universal values abroad,” zei hij in zijn National Security Strategy van februari 2015. Geen stoere taal, wel ware woorden. We kunnen alleen maar hopen dat Obama’s opvolger de porseleinkast enigszins zal ontzien.

 


[1] David Bromwich, ‘The World’s Most Important Spectator’, London Review of Books, 3 juli 2014, pp. 3-6.

[2] Zie het interview met Paul Huard, The National Interest, 23 mei 2016.