Ontkoppelen is niet de oplossing voor ons probleem met China
Opinie Duurzaamheid & Economie

Ontkoppelen is niet de oplossing voor ons probleem met China

18 Jan 2023 - 11:37
Photo: Werk aan het spoor in de Chinese provincie Fuijan in 2008. © Reuters
Terug naar archief

Europa’s afhankelijkheid van China is een groot probleem, maar een sprong van het ene uiterste (hyperglobalisering) naar het andere uiterste (ontkoppeling) gaat Europa niet helpen. Volgens Clingendael-onderzoeker Maaike Okano-Heijmans draait de strijd om wereldmacht om technologische en digitale superioriteit. "In plaats van China te laten struikelen, moeten we zelf harder rennen."

De coronacrisis heeft het Westen doen inzien dat we voor belangrijke spullen te afhankelijk zijn van verre landen die we niet echt vertrouwen. Door de strenge coronamaatregelen, die de pandemie het hoofd moesten bieden, liep de aanvoer van mondkapjes en microchips (die we nodig hebben voor onze computers, telefoons en auto’s) immers stuk. Dit leidde tot de roep om ons economisch te ‘ontkoppelen’ van onbetrouwbare landen, en dan vooral van concurrent en systeemrivaal China.

Waar we in het globaliseringstijdperk grenzen wilden afbreken en open markten omarmden, spreken we nu juist weer over het loskoppelen van die aangelegde verbindingen en het bouwen van muren. Die roep is in de Verenigde Staten het hardst, maar ook in Europa horen we vergelijkbare geluiden.

Voor Nederland en Europa is vergaande ontkoppeling van China onmogelijk

Een sprong van het ene uiterste naar het andere, van de heiligverklaring van globalisering naar de paniekgreep van ontkoppeling, is echter niet alleen onmogelijk, maar zelfs gevaarlijk. Nu technologie en digitalisering onderdeel zijn geworden van het geopolitieke spel, moeten we het hoofd koel houden en op zoek gaan naar de juiste grijstinten.

Ontkoppeling: hoe ver moeten we gaan?
Om allereerst een misvatting uit de wereld helpen: van volledige economische ontkoppeling van China is geen sprake. De Amerikanen zetten in op ontkoppeling in sectoren die bijdragen aan China’s groei tot technologische supermacht; van de halfgeleiderindustrie tot 5G-netwerken en van zeldzame aardmetalen tot kunstmatige intelligentie en supercomputers. Alles wat een wereldspeler van de toekomst kan maken of breken.

De Verenigde Staten gaan die wedstrijd met gestrekt been in. Ze willen China’s groei bevriezen en schieten Taiwan – dat militair onder druk staat van China – te hulp, niet in de laatste plaats vanwege de sleutelpositie van de Taiwanezen in de wereldwijde productie van halfgeleiders.

Een zekere mate van verbondenheid en wederzijdse afhankelijkheid blijft van belang

Voor Nederland en Europa is zulke vergaande ontkoppeling van China echter onmogelijk. De prijs is simpelweg te hoog voor overheden én consumenten. China is nog steeds een gigantische afzetmarkt, belangrijke productielocatie én hyper innoverende markt voor Europese bedrijven. Grote mondiale uitdagingen – zoals een beter klimaat en een volgende pandemie – zijn bovendien zonder China moeilijk op te lossen. En het idee dat China niet zou groeien als wij de banden met het land verbreken, is wensdenken.

Een zekere mate van verbondenheid en wederzijdse afhankelijkheid blijft dus van belang. We moeten bedenken hoe Nederland en Europa strategischer kunnen omgaan met de rest van de wereld. Vooral waar het gaat om handel, samenwerking en ongewenste afhankelijkheden van China op het gebied van technologie en digitalisering.

Tweespalt met de VS
Ontkoppeling in technologische en digitale sectoren staat of valt een verandering in de houding van bedrijven. De Amerikaanse regering stuurt dan ook op die verandering aan, maar veel Amerikaanse bedrijven gaan hier niet in mee. Zij hebben de laatste jaren juist meer in China geïnvesteerd; de handel nam vorig jaar weer toe. Vooral voor elektronica, machines en apparaten blijft China vooralsnog enorm belangrijk.

Om de acties van die bedrijven toch in lijn te brengen met haar eigen wens, zet de Amerikaanse overheid ze onder druk. Zo presenteerde Biden op 7 oktober 2022 ingrijpende exportbeperkingen waarmee het verschepen van geavanceerde chipapparatuur uit de VS naar Chinese fabrieken verboden wordt.

ASML-trainees krijgen in Taiwan uitleg over een EUV-machine voor de productie van chips. Reuters
ASML-trainees krijgen in Taiwan uitleg over een EUV-machine voor de productie van chips. © Reuters

Specifieke Europese bedrijven – het Nederlandse ASML voorop – ondervinden hier ook veel nadelen van. De Amerikanen zien dit echter als collateral damage.

Hoewel we in Europa de zorgen over China met de Amerikanen delen, delen we hun conflictueuze aanpak van het probleem niet. Dat gold al tijdens de regeerperiode van Donald Trump, die China met hoge handelstarieven om de oren sloeg, maar ook onder de huidige president. Biden spreekt misschien vriendelijker, maar overtreft Trump met protectionistische maatregelen. Hij opent daarmee de weg naar een subsidieoorlog, juist tussen landen die elkaar hard nodig hebben.

Van zwart-wit naar grijs denken
De uitdagingen waar we voor staan zijn reëel. Maar die lossen we niet op door onze banden met China helemaal door te knippen of hoge muren te bouwen.

Slimmer dan loskoppelen of muren bouwen is het om de positie van Nederland en de Europese Unie te versterken. En om landen om ons heen te helpen in hun ontwikkeling, bijvoorbeeld door te investeren in hun digitale infrastructuur, slimme steden en groene technologieën. Door hen een alternatief te bieden, op de investeringen die China graag doet.

Steeds meer landen halen hun essentiële digitale infrastructuur immers liever ergens anders vandaan. Zo verkoos Maleisië onlangs het Zweedse Ericsson boven het Chinese Huawei voor haar telecomnetwerk. Hier moeten we op inspelen. Ervoor zorgen dat meer landen zo’n keuze (kunnen) maken, hoort bij een verstandig grijstintenbeleid.

Huawei-winkel in Shanghai in december 2022. Reuters
Huawei-winkel in Shanghai in december 2022. © Reuters

We moeten investeren in veiligheid, kracht en vertrouwen. In onze eigen bescherming en weerbaarheid, in wat onszelf economisch sterker maakt, en in vertrouwensrelaties die passen bij de principes en waarden van Nederland en Europa. Laten we een van de drie na, dan verzwakt dat onze positie in de wereld.

Investeren in veiligheid
Bedrijven spelen hierbij een cruciale rol. Zij zijn de spelers in het veld en dragers van die Europese standaarden, principes en waarden. Voor beleidsmakers in Den Haag en Brussel rijst dus de vraag hoe zij bedrijven kunnen prikkelen en steunen om niet te kiezen voor China maar een andere opkomende markt. Voor India of Vietnam bijvoorbeeld, ook al zijn die markten onbekender of kleiner.

Financiële prikkels en informatie-uitwisseling kunnen hierbij helpen. Denk aan prikkels om te verhuizen bijvoorbeeld, weg uit China of Hong Kong, terug naar Europa of andere markten in de Indo-Pacific. Ook kan het helpen dat de overheid informatie geeft over de motieven voor toekomstig beleid. Door samen te werken om belangrijke voorraden aan te houden, zoals van mondkapjes of medicijnen, en te kijken naar afhankelijkheden in aanvoerketens. Zo heeft ASML zo’n vijfduizend toeleveranciers, waarvan ongeveer tweehonderd moeilijk vervangbaar zijn en op een of andere manier gerelateerd aan China of Rusland.

Okano-Heijmans-Klanten bekijken de iPhone14-serie in een Apple Store in Shanghai in november 2022. Reuters
Klanten bekijken de iPhone14-serie in een Apple Store in Shanghai in november 2022. © Reuters

Steeds meer bedrijven heroverwegen hun investeringen en aanvoerketens overigens al, op zowel zichtbare als onzichtbare manieren. Grote Europese bedrijven doen dat, zoals het Nederlandse ASML, Duitse Bosch en Franse Air Liquide, maar ook de Amerikaanse gigant Apple, dat nog steeds het meest winstgevende techbedrijf is in China. Ze bereiden ze zich voor op onvoorziene moeilijkheden en vergroten ze hun flexibiliteit en weerbaarheid.

Investeren in eigen concurrentiekracht
We zien in Nederland en Europa de heersende gedachte verschuiven. Waar economische efficiëntie decennialang het beleid bepaalde, staat economische veiligheid nu voorop. Daarbij gaat het onder meer over weerbaarheid en concurrentiekracht in toeleverketens, vitale infrastructuur en leidende technologieën. Het oude economenmantra van vrijhandel en (al te) open markten is geen heilig huisje meer. We hebben nog geen Nederlandse minister voor economische veiligheid, zoals de Japanners, maar wel steeds meer mensen op ministeries en ambassades die zich hiermee bezighouden.

We besteden meer aandacht aan het beschermen van wat we hebben. Zo worden de risico’s voor nationale veiligheid scherper getoetst bij nieuwe investeringen. En is de export van goederen, technologieën en diensten die gebruikt worden voor militaire doelen of surveillance van bevolkingsgroepen beperkt.

Okano-Heijmans-Installatie van beveiligingscamera's in de Chinese provincie Heilongjiang in april 2022. Reuters
Installatie van beveiligingscamera's in de Chinese provincie Heilongjiang in april 2022. © Reuters

Nederland is bovendien al koploper in cyberveiligheid. Op dit moment inventariseren we onze strategische afhankelijkheden op het wereldtoneel en werken we aan een nieuwe grondstoffenstrategie.

Maar om internationaal geen speelbal maar speler te zijn, moet Europa ook meer investeren in zijn eigen concurrentiekracht. Waar zijn de Google, Microsoft, Alibaba en Tencent van Europa? In de digitale economie is Europa een dwerg. Nederlands digitaal betalingsbedrijf Adyen en online reisbureau Booking.com zijn twee van de weinige Europese sterspelers. Dat is problematisch, want de economie van de toekomst is steeds meer digitaal in plaats van fysiek. We werken, kopen, kletsen in toenemende mate online.

Het probleem in Nederland – en Europa – is dat we te weinig innoverende producten op de markt weten te brengen, en te weinig pareltjes weten te behouden

Bedrijven in deze nieuwe digitale economie komen voort uit onderzoek, innovatie én de kunst om die innovatie om te zetten in producten. Aan onderzoek en innovatie is in Nederland geen gebrek. Wageningen is wereldberoemd vanwege agritech- en gezondheidsonderzoek, Delft dankzij kwantumtechnologie en supercomputing, en Eindhoven dankzij de hightechcampus.

Het probleem in Nederland – en Europa – is dat we te weinig innoverende producten op de markt weten te brengen, en te weinig pareltjes weten te behouden. Dat komt onder meer doordat we te weinig investeren in startups. Maar ook doordat banken vaak geen lening meer verstrekken als je eerste bedrijf faalde.

Als we China en de VS echter willen bijhouden, dan hebben we Europese digitale topspelers nodig.

Investeren in de EU en partners
Nederland kan de VS en China niet alleen bijbenen. We erkennen het belang van Europa in het nieuwe denken over veiligheid en economie. In steeds meer beleidsstukken en brieven aan de Tweede Kamer komt dan ook naar voren dat de EU onmisbaar is vanwege haar schaalgrootte en onderhandelingsmacht.

Maar we handelen hier niet echt naar. Wat doen we om ervoor te zorgen dat de EU economische veiligheid kan garanderen én een goed aantal topspelers in huis heeft? Wat zijn we bereid om te betalen en op te geven? Dat blijft vaag. Kan onze minister-president daar een keer eerlijk en open over spreken? En een langetermijnvisie ontwikkelen?

Zelfs Europa kan dit niet alleen. Dus moeten we investeren in nieuwe partnerschappen met landen die we meer vertrouwen. Die zijn nodig om te komen tot internationale standaarden en regels die zorgen dat openheid, transparantie en burgerrechten ook in dit digitale tijdperk gewaarborgd blijven. En voor internationale innovatie-ecosystemen, die samen meer kunnen dan alleen.

Europa zoekt daarom nieuwe partners voor veilige en stabiele aanvoerketens van essentiële goederen. Handelsakkoorden met landen die zeldzame aardmetalen produceren die Europa nodig heeft voor chips – zoals Chili en Mexico – helpen ons daarbij.

Okano-Heijmans-Chinees containerschip in de haven van Hamburg in oktober 2022. Reuters
Chinees containerschip in de haven van Hamburg in oktober 2022. © Reuters

Het wereldwijde handelssysteem lijdt echter onder dergelijke akkoorden, want als die landen ons bevoordelen zijn anderen weer de dupe (en komen zij zonder vitale producten en grondstoffen te zitten). Slim gebruik van data kan hier alternatieve oplossingen bieden. Zo kunnen we goederenstromen efficiënter maken als bijvoorbeeld havens, logistieke bedrijven, en maakindustrieën (zoals medicijnfabrikanten en ASML) data delen over goederenstromen van vitale producten of componenten. Dan hebben we tenslotte beter in kaart waar die goederen precies zijn en kunnen we in tijden van schaarste de stromen beter verdelen en knelpunten aanpakken. Om zo ver te komen, moeten bedrijven datasets delen met elkaar én met overheden, die verantwoordelijk zijn voor sociale basisbehoeften en economische veiligheid. Dat delen van data vereist vertrouwen, dat nu vaak onvoldoende bestaat.

Investeren in vertrouwen en alternatieven werkt. Zo zetten we nu in op de Indo-Pacifische regio, ofwel China’s achtertuin: we halen de banden aan met Japan, Zuid-Korea, India en ASEAN (een groep van Zuidoost-Aziatische landen). En zorgen we voor nieuwe betrokkenheid met Afrika en de ontwikkelingsagenda, met digitalisering als rode draad. Mensen in deze regio’s willen evengoed een digitale overheid en telecomnetwerken waarop ze kunnen vertrouwen.

Na globalisering zou niet ontkoppeling het nieuwe evangelie moeten worden

Samen werken aan standaarden en regels en de onderlinge banden versterken is goed voor de Europese economie en houdt de invloed van China en andere machtsblokken daar beperkt.

Na globalisering zou niet ontkoppeling het nieuwe evangelie moeten worden. In plaats van China te laten struikelen, moeten we zelf harder rennen. Nu technologie en digitalisering geopolitiek zijn geworden, ligt de sleutel voor het behoud van een wereld zoals wij die graag zien bij veiligheid, kracht en vertrouwen. Een wereld waarin mensen en vrijheden – van producten en data die grenzen over gaan tot de vrijheid van meningsuiting – centraal blijven staan.

Maaike Okano-Heijmans is senior onderzoeker en hoofd van het programma ‘Geopolitiek van Technologie en Digitalisering’ op Instituut Clingendael in Den Haag. Een kortere, aangepaste versie van dit artikel verscheen op 7 januari in De Tijdgeest, weekendmagazine van Trouw.

Auteurs

Maaike Okano-Heijmans
Senior Research Fellow bij het Clingendael Instituut