Wat je moet weten over de Europese verkiezingen van 2024
Serie Europese Zaken

Wat je moet weten over de Europese verkiezingen van 2024

08 May 2024 - 16:44
Photo: Ingang van het Europees Parlement in Brussel, januari 2024. © Dursun Aydemir / Anadolu via Reuters
Terug naar archief

banner

De Europese verkiezingen van 2024 zijn in aantocht. Maar wat gebeurt er eigenlijk met onze stem van 6 juni? Waar stemmen we precies voor, en op wie? En welke koerswijzigingen kunnen we verwachten? Christoph Schmidt, politiek redacteur bij Trouw en auteur van Dé EU bestaat niet, beantwoordt voor de Clingendael Spectator vier vragen over de aanstaande verkiezingen.

Christoph Schmidt (1966) is politiek redacteur van Trouw. Van 2013 tot 2021 was hij voor die krant EU-correspondent in Brussel. Vorig jaar verscheen bij Arbeiderspers zijn boek Dé EU bestaat niet, over de democratische tekorten én overschotten in de Europese Unie.

Vraag 1 | Bij de Europese verkiezingen van 2019 lag de opkomst in Nederland onder de 50 procent, wat lager was dan het EU-gemiddelde. Bovendien blijkt uit onderzoek dat de EU voor veel Nederlanders onbekend is. Waar komen deze desinteresse en dit gebrek aan kennis onder de Nederlandse burgers vandaan, en wat zijn mogelijke manieren om dit te veranderen?

Het verrassendste ‘nieuws’ van de Europese verkiezingen van 2019 was dat de opkomst juist een stijgende lijn vertoonde, zowel EU-breed (voor het eerst sinds 1979) als in Nederland. De stijging in Nederland was best opmerkelijk: van 37,3 procent in 2014 naar 41,8 procent. Van de 27 EU-landen scoorden er 9 lager.

Totale desinteresse is het dus ook weer niet, maar de opkomst ligt wel lager dan in de nabije landen Duitsland en Frankrijk, die eveneens stichterstaten zijn (een vergelijking met België is niet helemaal eerlijk want daar geldt opkomstplicht).

In de Duitse en Franse politiek (en ook wel in Italië) zie je een grotere lotsverbondenheid met de Europese politiek dan in Nederland. Dat geldt vooral voor Duitsland. Zonder de Europese Unie had dat land in zijn huidige vorm nooit kunnen bestaan.

In de meeste andere lidstaten is het debat over de EU genuanceerder dan in Nederland

Nederland is van oudsher veel trans-Atlantischer gericht geweest. Grof gezegd: met de rug naar het continent (en Duitsland) gekeerd, de blik gericht op het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Daardoor is het Nederlandse politieke klimaat veel bevattelijker voor EU-kritiek.

Dat fenomeen is de laatste (tientallen) jaren verhevigd, vooral na het referendum over het verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa in 2005. Daarna zijn de meningen over de EU sterk gepolariseerd, vooral in de politiek. In Den Haag wordt men doorgaans beschouwd als ofwel ‘eurofiel’ ofwel ‘eurofoob’ (hoewel het eufemisme ‘eurosceptisch’ gangbaarder is).

Dat er in de Tweede Kamer nog steeds geen EU-vlag naast de nationale driekleur staat – wat in bijna alle andere EU-landen volstrekt vanzelfsprekend is – is veelzeggend. In de Eerste Kamer staat die vlag er overigens wel.

Plenaire zaal van de Nederlandse Tweede Kamer. © Tweede Kamer der Staten-Generaal
Plenaire zaal van de Nederlandse Tweede Kamer. © Tweede Kamer der Staten-Generaal.

In de meeste andere lidstaten is het debat over de EU genuanceerder dan in Nederland. Partijen die tot nu toe in de eenentwintigste eeuw regeringsmacht hadden (vooral de VVD als grootste partij tot november 2023) voeden dit sentiment door ‘Brussel’ geregeld af te schilderen als iets onaangenaams: ‘Dat moet van Brussel’. Terwijl Nederland, zeker sinds de Brexit, een van de invloedrijkste landen binnen de EU is en dus mede aan de knoppen draait. Door dit idee van een kwaadaardige EU te voeden, kweken die (regerings)politici bij de kiezers een sceptische houding of houden ze deze in stand, terwijl ze zelf vaak beter weten door hun ervaringen in Brussel.

Een mogelijke manier om dat te veranderen zou zijn dat politici een eerlijker verhaal vertellen over de werking van de EU en de invloedrijke stem van Nederland in Brussel. Ook (nieuws)media spelen daarin een rol.
 

Vraag 2 | Wat gebeurt er in Brussel met je stem? Hoe verhouden de Europese instellingen zich tot elkaar en hoe hebben de Europese verkiezingen concreet invloed op het dagelijks leven van Nederlandse burgers?

Een van de vele oorzaken van het gebrek aan enthousiasme onder de bevolking voor de Europese verkiezingen is juist dat burgers het gevoel hebben dat er in Brussel weinig gebeurt met hun stem. Met een totale EU-bevolking van 450 miljoen mensen is die individuele stem immers sterk verdund, vergeleken met een nationale of lokale stem.

De Europese Unie is groot en voor velen onbegrijpelijk. Bovendien zijn veel politieke EU-kopstukken totaal onbekend. Dat maakt die verkiezingen onbemind.

Het Europees Parlement kan wetsvoorstellen maken of breken, en doet dat ook aan de lopende band

Toch is het Europees Parlement nog steeds het enige EU-instituut dat rechtstreeks door de bevolking wordt gekozen. Het is daarnaast, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, een erg machtig instituut. Bij het maken van wetgeving is het Parlement net zo machtig als de 27 lidstaten (op ministerniveau verenigd in de Raad van de EU); die twee instellingen staan op gelijke voet met elkaar. Het Europees Parlement kan wetsvoorstellen maken of breken, en doet dat ook aan de lopende band.

Veel EU-burgers denken dat de Europese Commissie veel machtiger is, en ons ‘wetten door de strot kan duwen’. Die Commissie kan echter alleen maar voorstellen doen, en aan het eind van de rit controleren of iedereen zich netjes aan de afspraken houdt die het Parlement en de Raad samen hebben gemaakt.

Bijeenkomst van het Europees Parlement voor het aanstellen van een nieuwe president van de Europese Commissie. Brussel, 15 juli 2014. European Parliament via Flickr.
Bijeenkomst van het Europees Parlement voor het aanstellen van een nieuwe president van de Europese Commissie. Straatsburg, 15 juli 2014. © European Parliament via Flickr.

Na de vijfjaarlijkse verkiezingen heeft het Europees Parlement bovendien de macht om de voorgedragen voorzitter van de Europese Commissie, en vervolgens de héle Commissie, goed danwel af te keuren. In 2019 overleefde Ursula von der Leyen deze vertrouwensstemming met de hakken over de sloot.

Als het gaat om de ‘invloed op het dagelijkse leven van de Nederlandse burgers’ moeten we dat in samenhang zien met de nationale democratieën. In de afgelopen jaren keurde het Europees Parlement –samen met de lidstaten – belangrijke wetgeving goed over grensoverschrijdende thema’s als migratie, klimaatbeleid (de Green Deal), voedselveiligheid en goed werkgeverschap. Die thema’s raken ons allemaal. Europese afspraken of richtlijnen moeten vervolgens hun weg vinden in nationale wetgeving, en daar gaat de Tweede Kamer weer over. Al kan die nooit ingaan tegen de (soms grove) lijnen die op EU-niveau zijn vastgesteld.

Tot slot zijn er nog steeds veel onderwerpen waarover de EU (en dus ook het Parlement) niets te zeggen heeft. Denk aan zaken zoals het onderwijs, de hoogte van uitkeringen en belastingen, de sluitingstijden van cafés, militaire dienstplicht en de gezondheidszorg (dat zagen we maar al te schrijnend bij de coronapandemie, toen de EU eigenlijk helemaal niet bestond).
 

Vraa 3 | Waar stemmen we eigenlijk op? Hoe vertaalt onze stem op een nationale partij zich in een Europese partijfamilie? En klopt het beeld dat Nederland relatief onbekende politici naar Brussel stuurt?

Die vragen raken aan een van de grootste eigenaardigheden van Europese verkiezingen. Nederlandse kiezers kunnen alleen op Nederlandse kandidaten stemmen, Duitse kiezers enkel op Duitse, enzovoorts. Al die kandidaten zijn dus gedwongen om op nationaal niveau campagne te voeren: ‘Stem op mij, want dan maak ik mij in Brussel sterk voor Nederland!’

Als die kandidaten eenmaal verkozen zijn en plaatsnemen op hun zetel in Brussel of Straatsburg, zitten ze daar echter niet ‘namens Nederland’. De fracties zijn immers niet ingedeeld per land. Als elke Europarlementariër alleen maar de belangen van het eigen land zou behartigen, zouden de grote landen elke stemming winnen. Dat is niet zo. Bij de laatste verkiezing van een parlementsvoorzitter won Roberta Metsola uit Malta – de kleinste EU-lidstaat.

De parlementariërs (...) handelen dus niet zozeer vanuit een landsbelang, maar vanuit een politieke ideologie, of juist het gebrek daaraan

De parlementariërs nemen plaats in een fractie met gelijkgezinden uit andere landen: christendemocraten, sociaaldemocraten, liberalen, groenen, tot en met de eurofoben. Zij handelen dus niet zozeer vanuit een landsbelang, maar vanuit een politieke ideologie, of juist het gebrek daaraan. In ieder geval weten ze dat ze met hun opstelling invloed hebben op alle 450 miljoen EU-burgers; niet alleen op de Nederlandse of de Duitse.

Dat maakt de Europese verkiezingen tot een democratische rariteit, zeker als nationale kopstukken – die helemaal niet verkiesbaar zijn – zich ermee gaan bemoeien. Dat doen ze vaak, daartoe aangezet door sommige media. Een dieptepunt was het televisiedebat aan de vooravond van de vorige Europese verkiezingen in 2019 tussen VVD-leider Mark Rutte en Thierry Baudet van Forum voor Democratie.

Het klopt dat Nederlandse Europarlementariërs doorgaans vrij onbekend zijn. Deels komt dat door de politieke partijen zelf, die niet hun prominentste coryfeeën op de kandidatenlijst zetten. Voor Belgische politieke zwaargewichten is een zetel in het Europees Parlement juist een grote eer, en ze gaan daar allesbehalve uitbuiken. Denk aan oud-premiers als Jean-Luc Dehaene en Guy Verhofstadt. Dit jaar is Elio Di Rupo (premier van 2011 tot 2014) kandidaat, en het had weinig gescheeld of Charles Michel (oud-premier én voorzitter van de Europese Raad) was dat ook geweest.

Voormalig premier van België en Europarlementariër Guy Verhofstadt tijdens een persconferentie over de Brexit, 24 juni 2016. European Parliament via Flickr.
Voormalig premier van België en Europarlementariër Guy Verhofstadt tijdens een persconferentie over de Brexit, 24 juni 2016. © European Parliament via Flickr.

Aan de andere kant zien we in Nederland een vicieuze cirkel: de Europarlementariërs zijn onbekend omdat ze nooit op televisie komen, en dat komt weer doordat ze onbekend zijn en dus niet gevraagd worden. De afgelopen jaren waren Nederlandse Europarlementariërs als Bas Eickhout (GroenLinks) en Sophie in ‘t Veld (tot voor kort D66) soms bekender bij het Belgische en Britse publiek, omdat ze vaker op de VRT en de BBC verschenen – en uitgebreid werden bevraagd over specifieke dossiers – dan op de Nederlandse tv.
 

Vraag 4 | Welke veranderingen van richting kunnen de komende verkiezingen met zich meebrengen? Welke impact kan de uitkomst hebben op het beleid en de toekomst van Europa?

Dat is moeilijk te zeggen. Sommigen voorspellen een ‘aardverschuiving’ (dat woord is nogal een verkiezingscliché geworden) waarbij radicaal rechts fors zou winnen, in lijn met de Nederlandse verkiezingsuitslag en recente trends in onder meer Duitsland (opkomst Alternative für Deutschland/AfD) en Frankrijk (Rassemblement National/RN van Marine le Pen).

Door die dreigende sabotage van extreemrechts vrezen sommigen voor de slagvaardigheid van de hele EU

Maar de EU-brede opiniepeilingen laten een voor deze tijden ongebruikelijke stabiliteit zien. Als die peilingen dicht bij de uitslag zitten (wat tot op het laatst de vraag blijft), dan zou ‘het politieke midden’ (bestaande uit christendemocraten, sociaaldemocraten en liberalen) met redelijk gemak een meerderheid behouden in het Parlement. Met de Europese Groenen erbij heeft dat blok helemaal weinig te vrezen van eventuele sabotage door anti-EU-krachten.

Door die dreigende sabotage van extreemrechts vrezen sommigen voor de slagvaardigheid van de hele EU. Want als het Parlement geen enkele wetgeving meer van de grond weet te krijgen raakt de EU verlamd – precies wat de anti-EU-partijen (waaronder ook de PVV) zeggen te willen bereiken.

Leiders van radicaal-rechtse Europese partijen, waaronder Marine Le Pen, Tomio Okamura en Geert Wilders, tijdens een bijeenkomst in Praag, 25 april 2019. REUTERS/David W Cerny via Reuters Connect.
Leiders van radicaal-rechtse Europese partijen, waaronder Marine Le Pen, Tomio Okamura en Geert Wilders, tijdens een bijeenkomst in Praag, 25 april 2019.  © David W Cerny via Reuters

Het afgelopen jaar was al wel zichtbaar dat sommige ‘traditionele’ partijen probeerden radicaal-rechtse concurrenten de loef af te steken door een deel van hun standpunten over te nemen. Dat was met name zichtbaar bij de grootste fractie in het Parlement, de christendemocratische Europese Volkspartij (EVP), waartoe ook commissievoorzitter Von der Leyen behoort.

EVP’ers namen opeens onderdelen van de Green Deal onder vuur, terwijl ze de jaren ervoor dat pakket aan klimaatmaatregelen in grote lijnen hadden gesteund. Ook sommige maatregelen die de agrarische sector matig tot slecht bevielen, werden in de maanden voor de verkiezingen afgezwakt.

De verkiezingsuitslag en de gevolgen ervan laten zich lastig voorspellen. Maar tegen de achtergrond van de ontwikkelingen van de laatste maanden is de kans redelijk groot dat het EU-beleid de komende vijf jaar eerder naar rechts afbuigt dan naar links.

Auteurs

Christoph Schmidt
Politiek redacteur van Trouw