Internationale Spectator 2 – 2015 (jrg. 69) – Item 4 van 12

artikel

Baltische bemiddelaar met kopzorgen

Letland EU-voorzitter (1 januari-30 juni 2015)

Jeroen Bult

Letland staat sinds 1 januari van dit jaar aan het roer van de Europese Unie. Een wezenlijk verschil met het eerste ‘Baltische’ EU-voorzitterschap, dat van Litouwen in de tweede helft van 2013, is dat de internationaalpolitieke constellatie inmiddels dramatisch is verslechterd. Dat de relatie tussen de EU en Rusland zich sinds de nadagen van dat voorzitterschap, door het afketsen van een associatie-overeenkomst met Oekraïne in het kader van het Oostelijk Partnerschap en alle adembenemende gevolgen van dien (Maidan-opstand, pro-westerse omwenteling in Kiëv, Krim-bezetting, burgeroorlog in Oost-Oekraïne) in een vrije val bevindt en er zowaar weer ouderwetse Koude-Oorlogstaal klinkt, is een onheilspellende tendens die de huidige vlagvoerder van de Unie direct raakt.[1]

Letland ervaart het agressieve gegrom uit het oosten en Vladimir Poetins voorliefde voor ‘hybride oorlogvoering’ natuurlijk als een serieuze bedreiging voor zijn nationale veiligheid. Die wil het niet alleen waarborgen door een (extra) beroep te doen op de NAVO, maar ook door de Europese weg te bewandelen, zo blijkt andermaal uit de programmapunten die bovenaan de agenda van het Letse EU-voorzitterschap prijken: een concurrerend Europa / het versterken van de interne markt, een digitaal Europa en een betrokken Europa.[2]

Energie-eiland binnen de Unie

Onderdeel van het eerste beleidscluster vormt het streven naar een Europese energie-unie (de ambtelijke voorbereidingen zijn 4 februari jl. begonnen) – voor Letland, Estland en Litouwen een welkom middel om hun isolement op dat gebied te doorbreken. Zelf hebben zij reeds aanstalten gemaakt om de afhankelijkheid van de invoer van Russisch gas te verminderen door meer in te zetten op de import van vloeibaar gas (LNG). Een in speciale, in Zuid-Korea vervaardigde drijvende opslag- en regasificatiefaciliteit, The Independent, die op 27 oktober 2014 in de haven van de Litouwse stad Klaipeda aanmeerde, zal alle drie de republieken van gas gaan voorzien.

Een gemeenschappelijk Europees energiebeleid kan op termijn definitief een einde maken aan de positie als ‘energie-eiland’ binnen de Unie, bijvoorbeeld door bij te dragen aan het vullen van infrastructurele leemten (zo ontbreekt er nog een ‘elektriciteitsbrug’ tussen Litouwen en Polen)[3] en door een actieve rol van Brussel in de onderhandelingen met Gazprom.

Het tweede cluster omvat onder meer een vergroting van de Europese cyber security. Rusland, dat al langer de verdenking op zich laadt zich van cyber-aanvallen te bedienen (Estland, 2007; Georgië, 2008), zal mogelijk de verleiding niet kunnen weerstaan die tot een integraal onderdeel van zijn hybride wapenarsenaal te maken.

Tot het derde cluster behoort het Europees Nabuurschapsbeleid. Letland zal tijdens een Top in Riga (op 4 en 5 mei a.s.) versterking van de oostelijke dimensie van het Oostelijk Partnerschap (Eastern Partnership, ENP) willen bewerkstelligen. Het doel is “een meer individuele en gedifferentieerde benadering in de samenwerking met de [partner-]landen, in overeenstemming met hun ambities”.

Letland, dat evenals Estland en Litouwen innige politieke banden met Oekraïne, Georgië en Moldavië onderhoudt en inzet op economische hervormingen en versterking van de civil society in de achtergebleven ex-Sovjet-lotgenoten om de blikken daar voorgoed westwaarts gericht te houden, zal de meer sceptische ‘oude’ EU-landen willen overtuigen van de juistheid van zijn enthousiaste aanpak, om deze als het ware naar een hoger, Europees plan te kunnen tillen.[4] Litouwen liet zich in 2013 door een soortgelijke filosofie leiden. Het staat buiten kijf dat het getergde Oekraïne bijzondere aandacht zal genieten.

‘Barnstenen Poort’

Bemiddelen en binden passen goed in het buitenlandspolitieke zelfbeeld van Letland, een beeld dat zich in de jaren ’90, na het herstel van de onafhankelijkheid, uitkristalliseerde en dat zelfs inspiratie heeft geput uit het in het interbellum gepraktiseerde beleid. Dat blijkt allereerst uit de vormgeving van de betrekkingen met Estland en Litouwen, namelijk de Letse pogingen de regionale coöperatie het niveau van fraaie politieke verklaringen te laten ontstijgen.

De Schotse politicoloog en Letland-vorser David J. Galbreath noemde Letland eens “het enige ware Baltische land”. Waar Estland prat gaat op zijn ‘Noordsheid’ en krampachtige pogingen doet aan te haken bij het gezelschap van postmoderne Noord-Europese landen en gewezen grootmacht Litouwen de neiging heeft zich op te werpen als natuurlijke leider van het Baltische drietal en zich meer richt op Midden-Europa, in het bijzonder Polen, koestert Letland geen uitgesproken ideeën over natuurlijke partners en historische oriëntaties.

Scheidslijnen wil Riga zo veel mogelijk uitvlakken

Zeker, het begrip ‘Noords’ is ook met regelmaat opgedoken in het Letse discours, doch in tegenstelling tot de Esten, leggen de Letten dat niet uit als een exclusief, vastomlijnd verschijnsel. Letse ministers van Buitenlandse Zaken hebben in redevoeringen gewezen op de noodzaak de predicaten ‘Baltisch’, ‘Oostzee’, ‘Europees’ en ‘Trans-Atlantisch’ in elkaar te laten overvloeien, gelijk een stelsel van concentrische cirkels. Andere beleidsmakers hebben zich bediend van ietwat wazige termen als ‘Baltic Sea Trans-Region’ en ‘Barnstenen Poort’ (‘Amber Gateway’, voor het eerst te berde gebracht door Ojārs Kalniņš, toenmalig ambassadeur in Washington).

Letland zou de draad van de Koerlandse hertog Jacob Kettler (1642-1682), die zijn ministaat in de 17de eeuw reeds als een ‘brug’ aanprees, weer kunnen oppikken, de spin in een economisch web kunnen worden en een bemiddelende rol kunnen spelen, een denkstap die premier Godmanis al in 1991 maakte.[5]

Letland voert dus een relatief pragmatische en evenwichtige politiek en benadrukt de gezamenlijke waarden, de overeenkomsten tussen Letland, Estland en Litouwen en de noodzakelijkheid van regionale cohesie. De ministers Zigfrīds A. Meierovics en Vilhelms Munters toonden zich in de jaren ’20 en ’30 al middelpuntzoekende gangmakers van de trilaterale samenwerking. Munters (1936-1940) spande zich tot het uiterste in om een afbladdering van de Baltische Entente, het in september 1934 gesloten vrijblijvend verdrag tussen Estland, Letland en Litouwen dat voorzag in diplomatieke consultatie en regelmatig overleg op ministersniveau, tegen te gaan (dit overigens ook met de bedoeling te voorkomen dat nazi-Duitsland en de Sovjetunie te veel invloed zouden krijgen in Estland, respectievelijk Litouwen).[6]

Scheidslijnen wil Riga zo veel mogelijk uitvlakken. Daarom ervoer het het besluit van de Europese Commissie van juli 1997 om alleen EU-toetredingsonderhandelingen te beginnen met Estland, en nog niet met Letland en Litouwen, als een hoogst hinderlijke inbreuk. Nu het EU-lid is, wil Letland wederom een concentrische cirkel trekken, naar de Oostelijk-Partnerschapslanden.

Letland en Rusland: economische vervlechting

Het is lastiger Letlands relatie met Rusland in dit positief getinte, maar tamelijk abstracte kader te voegen. Die relatie biedt een ronduit tweeslachtige aanblik. De economische vervlechting met Rusland is ook na 1991 sterk gebleven.

Dit heeft niet op de laatste plaats te maken met de aanwezigheid van grote, vooral in en rond Riga woonachtige Russischtalige gemeenschappen die zich, meer dan in Estland en Litouwen, een belangrijke rol in de nationale economie hebben kunnen toeëigenen. Zij hebben de ervaring die zij in de Sovjettijd in de industrie en transitbranche, twee sleutelsectoren van de economie van de Latvijas Padomju Sociālistiskā Republika, hebben opgedaan, weten te verzilveren, zo zou men kunnen stellen.

De Letse politiek verzuimde in de eerste helft van de jaren ’90 een helder systeem van wet- en regelgeving en een duidelijke lange-termijnstrategie met betrekking tot de privatisering van de Sovjet-staatsbedrijven te ontwikkelen. De nomenklatoera-mentaliteit werkte in het voordeel van de bevriende zakenrelaties en ondernemers met een veelal Russische achtergrond. De privatiseringen in Estland werden in hoger tempo, doorzichtiger en rigoureuzer afgehandeld, zodat autochtoon-Estse geïnteresseerden al vrij snel na het begin ervan hun slag wisten te slaan. Veel hogeropgeleide migranten die naar Letland waren gekomen en die grotendeels werkzaam waren in de Sovjet-defensiesector, maakten ook de overstap naar het bedrijfsleven, hun goede organisatiegraad en technologische kennis benuttend en handig gebruikmakend van kapitaal uit en connecties in Rusland.[7]

Dit alles heeft zeker bijgedragen aan de vrij innige zakencontacten met het oosten en het hoge aandeel van Russische vracht in de uitvoer via de havens van Riga, Ventspils en Liepaja (die contacten hebben waarschijnlijk ook een andere gedaante aangenomen: geruchten dat Riga in bepaalde kringen in Rusland een populaire locatie is om al dan niet wit te wassen geld onder te brengen, zijn nooit verdwenen).

Riga, Letland.

Riga, Letland. Foto: Flickr.com, David Holt.

De Letse ‘oligarchen’

Maar ook de zogenoemde ‘oligarchen’ – Aivars Lembergs, Andris Šķēle (die het dus ook tot premier schopte) en Ainārs Šlesers – die hun fortuinen maakten in het haven- en transportwezen, na voordelig bedrijven te hebben opgekocht en door investeringen in onroerend goed, zijn gebaat bij ontspannen economische betrekkingen met Rusland.

Lembergs, burgemeester van havenstad Ventspils en onophoudelijk in het nieuws vanwege corruptie-affaires en rechtszaken, is hoogstwaarschijnlijk tevens de drijvende kracht achter olie-overslagbedrijf Ventspils nafta en heeft zich kritisch uitgelaten over de sancties die de EU in 2014 tegen Rusland instelde. Met Rail Baltica, het spoorlijnproject dat Estland, Letland en Litouwen over enkele jaren met Polen/continentaal-Europa moet verbinden, hebben de oligarhu niet veel op.

Letland en Rusland: hoogoplopende politieke spanningen

Anderzijds zijn de politieke spanningen met Rusland bij tijd en wijle zeer hoog opgelopen. Het zou te ver voeren deze allemaal op te sommen, maar verreweg de meeste aanvaringen kan men herleiden tot de diametraal tegenovergestelde percepties van de 20ste-eeuwse geschiedenis die Letland (en Estland en Litouwen) en Rusland zo onderhand tot heilige, voor hun nationale identiteit onontbeerlijke beginselen hebben verheven.

Dat bleek bijvoorbeeld in januari 2005, toen de Letse president Vīķe-Freiberga de uitnodiging voor het bijwonen van de viering van de 60ste verjaardag van de overwinning op nazi-Duitsland, op 9 mei van dat jaar op het Rode Plein in Moskou, accepteerde, maar ogenblikkelijk kritische kanttekeningen plaatste bij de Sovjet-Russische zege in de ‘Grote Vaderlandse Oorlog.’ Zij verwoordde het tijdens een toespraak in Den Haag aldus:

“In tegenstelling tot wat in West-Europa het geval was, bracht de val van het gehate nazi-Duitse imperium niet de bevrijding van mijn land. […] Letland, Estland en Litouwen werden onderworpen aan een brute bezetting door een ander, totalitaristisch imperium, dat van de Sovjet-Unie. […] Ik geloof dat het de plicht van alle democratische landen is Rusland aan te sporen de misdaden die gedurende de Sovjet-periode in naam van het communisme werden begaan, te veroordelen, om Rusland aan te sporen in het reine te komen met zijn geschiedenis […].”’[8]

Rusland reageerde als door een adder gebeten; het gelijkstellen van de Sovjetunie/het communisme met het Derde Rijk/fascisme geldt er als onvergeeflijke blasfemie. Het wijst er elk jaar weer op dat de veteranen van het aan de Waffen-SS gelieerde Latviešu Leģions, die sinds 1998 in maart een bijeenkomst houden in Riga, handlangers van een moordzuchtig systeem zijn. De meeste Letten zien hen echter als strijders voor het vaderland, die de wapenen durfden op te nemen tegen Stalins horden die in 1940 en 1941, tijdens de eerste Sovjet-bezetting, al dood en verderf hadden gezaaid in Letland.

Letland heeft na 1991 bovendien de Russische these dat het, net als Estland en Litouwen, in augustus 1940 geheel vrijwillig tot de USSR is toegetreden consequent naar het rijk der fabelen verwezen; de bezetting en annexatie (en de hervatting daarvan in 1944-1945) waren volkomen wederrechtelijk en deden geen afbreuk aan Letlands status als (onafhankelijk) subject van het internationaal recht na 1940/1944.

Het multiculturele/​multi-etnische Riga wordt door cynici “de enige echte stad in de Baltische landen” genoemd

Uit deze idee van staatsrechtelijke continuïteit volgde automatisch dat Letland aanspraak bleef maken op het oostelijke Abrene-gebied (‘Pytalovo’ in het Russisch), dat in oktober 1944 naar de RSFSR, de Sovjet-republiek Rusland, was overgeheveld (in maart 2007 zouden Letland en Rusland alsnog een grensverdrag sluiten),[9] en dat het de Russischtalige arbeidskrachten die zich tot in de jaren ’80 op zijn grondgebied vestigden als illegale immigranten ziet die niet automatisch voor het Letse staatsburgerschap in aanmerking kunnen komen. Moskou meent dat dat niets anders dan ordinaire, met Europese beginselen strijdige discriminatie is.

Het is maar de vraag hoelang Letland deze spagaat van economisch gepaai van Rusland en politieke hardheid ten aanzien van datzelfde land nog kan volhouden, zeker nu de Oekraïne-rampspoed de betrekkingen verder onder druk heeft gezet.

Broze nationale identiteit

De discussie over de (rechts-)positie van de Russischtalige minderheden, tot welke overigens niet alleen mensen van Russische origine, maar ook personen van Wit-Russische, Oekraïense, Kaukasische en Centraal-Aziatische afkomst behoren, brengt ons bij een andere kwestie: de broze nationale identiteit van Letland.

Die identiteit is van oudsher sowieso al tamelijk ongrijpbaar door de sterke traditionele identificatie van de Letten met de vier ‘bloedgroepen’: het vroegere hertogdom Koerland in het westen; het meer met Litouwen verwante Semgallen in het zuiden (en ooit onderdeel van datzelfde hertogdom); het rooms-katholieke Letgallen in het oosten en zuidoosten; en het in cultureel opzicht meer op Zuid-Estland gerichte Lijfland in het noorden en midden.

Het multiculturele/multi-etnische Riga, door cynici wel eens “de enige echte stad in de Baltische landen” genoemd, kan men als een staat binnen de staat zien. In het bijzonder de verstandhouding tussen de Latgalīši, de inwoners van Letgallen, die na de Eerste Wereldoorlog, na eeuwen van afzondering in de aangrenzende Russische oblasts, opeens moesten integreren in de nieuwe, gezamenlijke Letse staat, en de rest van het land schijnt ongemakkelijk te zijn. De Letgallen gaan prat op hun eigen (Baltische) taal, die decennialang is onderdrukt, door het autoritaire bewind van Kārlis Ulmanis (1934-1940), de nazi’s en de Sovjets, en die volgens hen nog steeds op de nodige vooroordelen stuit.

De culturele, maatschappelijke heterogeniteit wordt versterkt door de aanwezigheid van omvangrijke Russische (26,9%, volgens de volkstelling van 2011), Wit-Russische (3,3%) en Oekraïense (2,2%) minderheden. De Russen vormen de grootste etniciteit in Riga (40,2%), gevolgd door de Wit-Russen (3,9%) en de Oekraïners (3,5%).[10] Juist doordat ongeveer de helft van de totale bevolking van Letland in de Riga-metropool woont, springt die heterogeniteit extra in het oog (de bevolking van Estland, inclusief de Russischtalige ingezetenen, en Litouwen woont meer verspreid over de steden).

De Wet op het Staatsburgerschap

Qua juridische status kunnen deze minderheden, net als die in Estland, in drie subcategorieën worden onderverdeeld: degenen die in het bezit zijn van een nationaal paspoort; degenen die houder zijn van een buitenlands/Russisch paspoort; en degenen die permanent, stateloos ingezetene zijn.[11] De vraag of de Letse Wet op het Staatsburgerschap niet nodeloos streng is, houdt de nationale en internationale gemoederen al twee decennia bezig.

Het Letse parlement, de Saeima, heeft deze wet pas in juli 1994 bekrachtigd, nadat een eerdere versie, die onder meer voorzag in een jaarlijks naturalisatiequotum van 0,1% (gebaseerd op het totale aantal Letse staatsburgers van het jaar ervoor), op forse kritiek van Europese mensenrechtenwaakhonden en de EU was gestuit. Die instanties oefenden druk uit op Letland om de wet verder te versoepelen, wat het in juni 1998 zou doen. Een gevolg van de meer hectische discussies over staatsburgerschap- en taalkwesties in Letland is dat deze een prominentere rol bij de achtereenvolgende stembusgangen hebben gespeeld dan in Estland en Litouwen.[12]

Het Letse proces van nation building blijft dus een gecompliceerde aangelegenheid, zo beaamde ook president Ulmanis. Hij verzuchtte in 1998 in een filosofische bui dat hij graag zou willen dat Letland “zijn identiteit zal vinden”. Een gedetailleerd antwoord op de vraag hoe die identiteit eruit zou moeten zien, kon hij niet geven: “Ik weet het niet. [Iets met] een gezamenlijke Europese beschaving en wederzijds respect.”[13]

Dat respect is door de crisis in en rond Oekraïne verder op de proef gesteld, zeker nu Rusland zijn propaganda-offensieven heeft opgeschroefd, in de hoop ‘zijn’ minderheden in de Pribaltika te kunnen beïnvloeden. Afgaande op de nationale media-aandacht voor krievi (‘Russen’) die zich dienstbaar zouden willen maken voor de Russische Zaak of ten strijde zouden willen trekken in Oost-Oekraïne (al dan niet aangemoedigd door de Russische ambassade in Riga) en de gevoeligheid die politici aan de dag hebben gelegd voor mogelijke acties door pro-Russische provocateurs als ‘mensenrechtenactivist’ Aleksandr Gaponenko en partijen als de Lets-Russische Unie, geleid door de omstreden, militante europarlementariër Tatjana Zjdanoka, lijkt de nervositeit in Letland groter te zijn dan die in Estland en Litouwen.

President Bērziņš waarschuwde er echter voor de minderheden als vijfde colonne van het Kremlin te bestempelen. Hij noemde de situatie in het oostelijke grensgebied, in Letgallen met zijn gemengde bevolking, verrassend stabiel en prees het waardige verloop van de 9 mei-herdenkingen in Riga. Bērziņš zal zich in zijn gelijk bevestigd hebben gevoeld door de uitslag van verkiezingen voor de Saeima van 4 oktober 2014: de rechtse, nationalistische partijen wonnen, het linkspopulistische, gematigd pro-Russische Saskaņas Centrs (Harmonie Centrum) verloor en Zjdanoka en de haren wisten niet eens de kiesdrempel te halen.

Letland zal, meer dan Estland en Litouwen, kwetsbaar blijven voor Ruslands machts­ontplooiing en machtshonger

Dat neemt niet weg dat zich wel degelijk incidenten hebben voorgedaan. Zo zijn in Oost-Letgallen activisten gesignaleerd die de Russischtalige inwoners van de voordelen van aansluiting bij Rusland zouden hebben willen overtuigen en dook er begin dit jaar op internet een kaart van Letland op, met in het oosten, aangegeven met de regiovlag, een aparte ‘Volksrepubliek Letgallen’. Maar zou iemand de euro werkelijk willen inruilen voor de roebel, zoals Bērziņš’ Estse collega Ilves zich eens retorisch afvroeg?[14]

Kopzorgen genoeg

Letland zal, meer dan Estland en Litouwen, kwetsbaar blijven voor Ruslands machtsontplooiing en -honger. Estland wist al in de jaren ’90 zijn economische afhankelijkheid van Rusland terug te dringen, door het pad van de ICT in te slaan, een voorbeeld dat Litouwen thans volgt. Door de gevestigde zakelijke belangen van russofiele ondernemers en oligarhu is Letland echter achtergebleven.

Mocht de EU haar sancties tegen Rusland verder uitbreiden en mocht de economische krimp daar aanhouden, dan zal ook Letland worden gedwongen zichzelf in economisch opzicht opnieuw uit te vinden. Een geluk bij een ongeluk is dat dit een eigentijdse draai aan de ‘Barnstenen Poort’-idee van regionale samenhang kan geven: het Oostzee-gebied als innovatieve ICT-hub, met Riga als bruisend, creatief hart?

Letland zal tevens een doorbraak in het minderhedenvraagstuk moeten forceren. Geen eenvoudige opgave, maar zelfs de hardliners op dit gebied zullen moeten toegeven dat het dringend tijd is de krievi, en dan vooral de jongeren, meer bij het debat over c.q. de vormgeving van de nationale identiteit te betrekken.

Kortom, Letland heeft kopzorgen genoeg. Maar het land is inmiddels diep geïntegreerd in de EU en de NAVO, getuige ook de invoering van de eiro in 2014 en de geplande verbetering van zijn nationale defensie, met ondersteuning van de bondgenoten. Vladimir Poetin zal het risico van een confrontatie met het machtigste militaire bondgenootschap op aarde niet willen nemen. Daarom zal Letland ten tijde van het volgende Baltische EU-voorzitterschap, dat van Estland, in de eerste helft van 2018, nog gewoon een vrij, democratisch land zijn, met volledige zeggenschap over het eigen grondgebied.

Noten

Zie voor Litouwen: Jeroen Bult, ‘Enthousiasme en eigenbelang: Litouwen als EU-voorzitter’, Internationale Spectator, jrg 67, no. 9, september 2013, pp. 38-42.
Latvian Presidency of the Council of the European Union, ‘The programme of the Latvian Presidency of the Council of the European Union’, 1 January-30 June 2015, pp. 4-6.
Eind dit jaar zal wel NordBalt, een elektriciteitskabel tussen Zweden en Litouwen in gebruik worden genomen. Twee kabels tussen Finland en Estland, EstLink I en II, zijn al operationeel (sinds 2006 resp. 2014).
Latvian Presidency of the Council of the European Union, ‘The programme of the Latvian Presidency of the Council of the European Union’, 1 January-30 June 2015, p. 10.
David J. Galbreath, ‘Latvian Foreign Policy after Enlargement: Continuity and Change’, Cooperation and Conflict: Nordic Journal of International Studies, jrg. 41, no. 4, december 2006, pp. 454-455; Marko Lehti, ‘Possessing a Baltic Europe: Retold National Narratives in the European North’, in: Marko Lehti & David J. Smith (eds.), Post-Cold War Identity Politics. Northern and Baltic Experiences, Londen/Portland: Frank Cass, 2003, pp. 40-41; Andreas Linde, Die Außenpolitik der Baltischen Staaten in der Zwischenkriegsphase und seit der Unabhängigkeit von 1991. Ein Vergleich, BIAB-Berichte Nr. 13, Berlijn: Freie Universität Berlin, 1997, p. 49; ‘Ne į Sąjungą, bet į Europą’, Respublika, 3 september 1991, p. 1. De term ‘Midden-Europees’ zal men slechts zelden horen in het Letse debat.
Algimantas Kasparavičius, Lietuva 1938-1939 m. Neutraliteto iliuzijos, Lietuvos istorijos institutas, Vilnius: Baltos lankos, 2010, pp. 64-65.
Aadne Aasland, ‘Ethnicity and Unemployment in the Baltic States’, International Journal, jrg. 35, no. 3, september 1998, p. 54; Zenonas Norkus, ‘Apie Baltijos Siciliją ir Lombardiją: postsocialistinės kaitos pasiekimų šalyse skirtumai ir priežastys’, Politologija, jrg. 41 (2006), no. 1), pp. 107-108.
Latvijas Valsts prezidenta kanceleja, ‘Address by H.E. Dr. Vaira Vīķe-Freiberga, President of Latvia, to the Members of the States General of the Netherlands, The Hague, January 18, 2005’.
Letland erkende het verloop van de bestaande de facto-grens, maar het verdrag was eigenlijk ook een agree to disagree: Letland bleef vasthouden aan het beginsel van staatsrechtelijke continuïteit sinds 1940. Een reden voor Rusland om tot ondertekening over te gaan, was de wens Estland, dat met een soortgelijke grenskwestie te maken heeft en dat op dat moment ruziede met Moskou over de mogelijke verplaatsing van het Sovjet-standbeeld van de Bronzen Soldaat (Pronkssõdur) in Tallinn, te isoleren.
De percentages zijn ontleend aan de volkstelling-database (2011) op de website van het Latvijas Respublikas Centrālā statistikas pārvalde, het Centrale Bureau voor de Statistiek van Letland. Het zij wel opgemerkt dat de Letten in Riga altijd al in de minderheid zijn geweest; uit de eerste (en laatste) volkstelling van tsaristisch Rusland, gehouden in 1897, bleek dat zij 42% van de bevolking van de stad vormden.
Litouwen neemt hier een afwijkende positie in: de kleinere Russische gemeenschap in Litouwen is verhoudingsgewijs beter geïntegreerd en het land kent een geheel andersoortige, meer soepelere wet op het staatsburgerschap. Estland herbergt meer Russische staatsburgers dan Letland, dat meer stateloze ingezetenen kent.
Melanie Feakins & Luiza Białasiewicz, ‘“Trouble in the East”: The New Entrants and Challenges to the European Ideal’, Eurasian Geography and Economics, jrg .47, no. 6,, november-december 2006, p. 653. De EU, de OVSE en de Raad van Europa vonden de bepalingen van de wet nog steeds te stringent. Deze was gebaseerd op een systeem van ‘leeftijdsramen’ – elk jaar zou een raam voor een leeftijdsgroep worden geopend, te beginnen met die van de 16- tot 20-jarigen, daarna die van 21- tot 25-jarigen, enz. Dit systeem zou met de wijziging van 1998 sneuvelen.
‘The Baltic Bobsleigh’, The Economist, Nr. 8054 (Vol. 346), 7-13 februari 1998, p. 40. Guntis Ulmanis is een achterneef van Kārlis Ulmanis.
Interview met president Bērziņš, Riga, 26 juni 2014; ‘Krāslava Mayor Alarmed at Local Pro-Russian Agitation’, Latvijas Sabiedriskie mediji-online, 12 november 2014. De rol van Saskaņas Centrs en die van zijn leider Nils Ušakovs, de burgemeester van Riga, blijft volgens critici een dubbele en een onbetrouwbare. Ušakovs heeft net als de ‘oligarchen’ zijn twijfel uitgesproken over (het effect van) de EU-sancties tegen Rusland.