Internationale Spectator 2 – 2015 (jrg. 69) – Item 10 van 12

boekrecensie

World Order van Henry Kissinger

André W.M. Gerrits

Henry Kissinger

World Order

New York: Penguin Press, 2014; 420 blz.; ISBN: 978-1-59420-614-6;

prijs: € 36,50 (Nederlandse vertaling; Wereldorde, Het Spectrum, 2015, € 29,95)

Je kan zeggen wat je wil van de 91-jarige Henry Kissinger, voormalig veiligheidsadviseur en minister van Buitenlandse Zaken van de Verenigde Staten, maar bij de tijd is hij zeker. Zijn nieuwste boek, World Order, is een volumineuze studie over de mondiale orde, die verschijnt op een moment dat iedereen zich zorgen maakt over de toenemende conflicten en de groeiende chaos in de wereld. Nog voordat we een naam wisten te bedenken voor de periode die we achter ons laten, lijken we een nieuwe fase in de wereldpolitiek te zijn ingetreden, de post-post-Koude Oorlog-periode. En het meest typerende aspect van de mondiale politiek vandaag lijkt het ontbreken van enige vorm van world order.

Kissinger is niet alleen één van de belangrijkste diplomaten van de vorige eeuw, maar ook één van de meest vooraanstaande diplomatieke historici. Net als veel van zijn eerdere studies, biedt ook World Order een aantrekkelijke combinatie van historische studie en actuele politieke analyse. Kissingers stelling is dat wat doorgaat voor een wereldorde geleidelijk aan het verdwijnen is, namelijk een mondiale politiek, die rust op twee factoren: gedeelde omgangsregels of een ‘rule-based system’ en een zeker machtsevenwicht, dat terughoudendheid afdwingt als staten zich niet aan de ‘regels’ wensen te houden.

De Westfaalse orde: soevereiniteit en machtsevenwicht

De regels van de internationale politiek waar Kissinger naar verwijst zijn de uitkomst van de vredesbijeenkomsten van Westfalen (1648), die een einde moesten maken aan de verwoestende dertigjarige oorlog in Centraal-Europa. Westfalen was geen uniek moreel inzicht, schrijft Kissinger, maar een praktische aanpassing aan een feitelijke internationale situatie, een kwestie van gedeeld eigenbelang. Niet-inmenging in de interne aangelegenheden van andere staten en een machtsevenwicht dat voorkwam dat enige staat ooit sterker zou worden dan een willekeurige alliantie van andere mogendheden waren de uitgangspunten van de Vrede van Westfalen.

Alhoewel deze principes van soevereiniteit en machtsevenwicht typisch westerse constructies waren, die bovendien voortdurend zijn ondergraven en geschonden (vooral ook door de Verenigde Staten), zijn ze uiteindelijk nog steeds de enige min of meer algemeen aanvaarde beginselen van ons mondiale, pluriforme statensysteem. Heel veel meer dan soevereiniteit en machtsevenwicht hebben we niet, stelt Kissinger, en juist die principes staan onder druk in onze post-post Koude Oorlog-tijd.

Uitdagingen aan de ‘wereldorde’

De uitdagingen aan de ‘wereldorde’ die vorm heeft gekregen na Westfalen, komen uit alle hoeken: Europa, Rusland, de politieke islam, China en zelfs de Verenigde Staten. De enige positieve uitdaging, volgens Kissinger, is de Europese Unie. Europese integratie is een gunstige maar ook hoogst uitzonderlijke afwijking van de beginselen van machtsevenwicht en niet-inmenging. De EU is een uniek voorbeeld van vrijwillige, gedeelde soevereiniteit.

Geen internationale orde zonder een sterk systeem van staten, aldus Kissinger

De Westfaalse orde is nooit een echte mondiale orde geweest. Geïnspireerd door een typisch Europees conflict tussen seculiere en religieuze macht, uitgevochten door een reeks kleine politieke eenheden, heeft ze feitelijk weinig betekenis gehad voor de grote buiten-Europese rijken, China, het Ottomaanse Rijk en ook Rusland. En wat geldt voor Westfalen, geldt zeker ook voor de liberale wending die de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog aan de wereldorde hebben gegeven.

Rusland en China

Rusland speelt een bijzondere rol in de wereldpolitiek, stelt Kissinger. Dicht genoeg bij Europa om een cultureel vocabulaire te delen, maar altijd uit de pas van zijn historische ontwikkeling. Rusland is een unieke ‘ Euraziatische macht’, die zich eigenlijk op geen van beide continenten echt thuis voelt, zoals Kissinger het treffend formuleert.

Over China en de geopolitieke situatie in Oost-Azië heeft Kissinger niet veel te melden. Hij verwijst naar een historische studie waaruit zou blijken dat in de vijftien gevallen waarin een gevestigde en een opkomende grootmacht elkaar treffen, het tienmaal uitliep op een onderlinge oorlog. Of de opkomst van China tot eenzelfde ontwikkeling zal leiden, laat hij in het midden.

Politieke islam: alternatieve wereldorde

De radicale islam is een directer bedreiging voor de wereldorde, meent Kissinger. De huidige conflicten in het Midden-Oosten komen in belangrijke mate voort uit, en dragen bij uitstek verder bij aan, de ondermijning en de verzwakking van de statenorde in de regio. Geen internationale orde, aldus Kissinger, zonder een sterk systeem van staten.

Nergens is de uitdaging aan de huidige wereldorde gevaarlijker en ingewikkelder dan in het Midden-Oosten. Kern van Kissingers betoog is de aard van de (politieke) islam: een religie, een multi-etnische superstaat en een alternatieve wereldorde in één. Waar het ‘Christendom’ uiteindelijk een historische, filosofische notie werd, mede gebaseerd op de scheiding van kerk en staat, stelt hij, behield de islam een politiek karakter dat in belangrijke mate is gebaseerd op de tweedeling tussen de ‘wereld van de vrede’ (de islamitische wereld) en de ‘wereld van oorlog’.

Tijdens de Koude Oorlog voegden de relaties tussen het islamitische en het niet-islamitische deel van de wereld (en tussen de staten in het Midden-Oosten onderling) zich goeddeels naar de Westfaalse logica van het machtsevenwicht. Maar nu het stramien van de Oost-Westtegenstelling is weggevallen, zo redeneert Kissinger, dreigen zowel individuele staten als het statensysteem in de regio aan de middelpuntvliedende kracht van de radicale politieke islam te bezwijken.

Nergens is de uitdaging aan de huidige wereldorde gevaarlijker en ingewikkelder dan in het Midden-Oosten

De Verenigde Staten: de ambivalente supermacht

World order gaat over de uitdagingen aan onze (liberale) internationale orde. Ze gaat dus vooral ook over de Verenigde Staten, de vormgever, de beschermer, maar in Kissingers visie onder bepaalde omstandigheden ook een bedreiging van deze orde. Als iconisch ‘Realist’ is Kissinger nogal wijfelachtig over wat hij typeert als de ‘ambivalente’ supermacht die de Verenigde Staten zijn. Idealisme en realisme zijn de drijvende krachten achter Amerika’s buitenlandse politiek, maar de één kan niet zonder de ander.

De verbreiding van de “bevrijdende aspecten van Amerika’s waarden” is mooi, meent ook Kissinger, maar “ze pogen te realiseren door militaire bezetting in een deel van de wereld waar ze niet geworteld zijn en dan fundamentele veranderingen in korte tijd verwachten […] ging verder dan wat het Amerikaanse publiek kon steunen en wat de Iraakse samenleving kon verwerken.” Kissinger heeft heel wat verbale behendigheid nodig om zijn kritiek op George W. Bush, en als voorstander van het ingrijpen in Irak dus ook een heel klein beetje op zichzelf, te verwoorden.

Het boek World Order is net als de wereldorde die het beschrijft een product van westers, van Amerikaans denken. Sterker, het zijn de overwegingen van een intellectueel-diplomaat-politicus die, meer dan wie dan ook nog onder ons, zelf vorm heeft gegeven aan die mondiale politieke orde.

Kissinger staat vooraan in de rij van prominente persoonlijkheden die academische kennis van en praktische ervaring in de internationale politiek combineren, voor andere illustere individuen als George Kennan, Zbigniew Brzezinski, Richard Pipes en meer recent Strobe Talbott en Michael McFaul – en dan gaat het hier alleen nog maar om Ruslanddeskundigen.

In Nederland ontbreekt een dergelijke traditie. Hier is buitenlandse politiek een kwestie van ministeriële ambtenaren en beroepspolitici, een enkele maal door wetenschappers geadviseerd. Dit weerspiegelt niet alleen de hoge schotten die sommige beroepsgroepen geneigd zijn rond hun eigen domein op te trekken, maar ook de beperkte marges van de Nederlandse buitenlandse politiek, zo treffend samengevat in de afkeer van visies en vergezichten door onze premier.

Kissinger is uniek – een scherpe denker en een briljante, rücksichtslose politicus. Zelfs als je het volkomen met hem oneens bent (wat ik me nauwelijks kan voorstellen), moet je hem wel bewonderen.