Lessen uit Afghanistan: de vicieuze cirkel van wensdenken
Opinions Conflict and Fragility

Lessen uit Afghanistan: de vicieuze cirkel van wensdenken

12 Apr 2023 - 15:51
Back to archive

Twintig jaar lang was Nederland intensief betrokken bij de oorlog in Afghanistan (2001-2021). De Nederlandse inzet laat zien hoe een vicieuze cirkel van wensdenken, onrealistische programma’s en oneerlijke berichtgeving kan leiden tot een breed gedeeld maar volledig onjuist beeld van de Afghaanse werkelijkheid en een valse voorstelling van de maakbaarheid van een samenleving die heel anders is dan de onze. Deze en andere geleerde lessen zijn de oogst van gesprekken die Peter Heintze en Jorrit Kamminga voerden met 75 betrokkenen.1

Het is inmiddels alweer twee jaar geleden dat president Joe Biden – op 14 april 2021 – aankondigde alle Amerikaanse troepen voor 11 september 2021 uit Afghanistan te zullen terugtrekken. Dat de Taliban medio augustus dat jaar al terugkeerden als machthebbers was even onverwacht als tragisch. Het betekende een enorme tegenslag voor kwetsbare verworvenheden, met name voor vrouwenrechten.

De oorlog in Afghanistan begon als reactie op de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 en bracht in korte tijd het Talibanregime in Afghanistan ten val. Toch kon dit twintig jaar durende project niet voorkomen dat een min of meer vergelijkbaar regime in 2021 weer aan de macht kwam. Zelfs miljarden aan hulp- en ontwikkelingsgelden, goede bedoelingen en een overdosis aan persoonlijke en professionele inzet hielden deze terugkeer niet tegen.

Kamminga - Taliban-strijders in Kabul vieren op 31 augustus 2022 dat een jaar daarvoor de Amerikaanse troepen Afghanistan verlieten. Reuters
Taliban-strijders in Kabul vieren op 31 augustus 2022 dat een jaar daarvoor de Amerikaanse troepen Afghanistan verlieten. © Reuters 

Deze negatieve uitkomst na twintig jaar Nederlandse en internationale betrokkenheid verplicht ons moreel gezien om het evaluatie- en leerproces dit keer echt serieus te nemen. De politieke wil om te evalueren is in ieder geval duidelijk zichtbaar in Nederland. De vraag blijft echter of deze inspanningen zullen resulteren in daadwerkelijk leren of dat het de klassieke politieke strategie is om een politiek gevoelig hoofdstuk af te sluiten en vooral gewoon – business as usual – door te gaan.

Het was verrassend hoe eerlijk en open de deelnemers terugblikten op de afgelopen twintig jaar

De Nederlandse overheid heeft diverse verdiepende evaluaties en onderzoekstrajecten opgezet. Ook de netwerkorganisatie Kennisuitwisseling over Noodhulp (KUNO) besloot een eigen leertraject te starten ter ondersteuning van deze evaluaties. Tussen oktober 2021 en oktober 2022 voerde KUNO hiervoor een serie diepgaande gesprekken met verschillende betrokken groepen: de krijgsmacht, de nationale politie, het ministerie van Buitenlandse Zaken, humanitaire en ontwikkelingsorganisaties, voormalige politici, de Afghaanse diaspora en de media. In dit essay ontleden we hun geleerde lessen.

Vicieuze cirkel van wensdenken
Het eerste dat tijdens de leersessies opviel was de persoonlijke toewijding van alle personen die we spraken. Ook als ze al jaren weg waren uit Afghanistan of inmiddels op andere dossiers werkten, was duidelijk hoe intens de band met dit land en zijn bevolking nog steeds is.

Daarnaast was het verrassend hoe eerlijk en open de deelnemers terugblikten op de afgelopen twintig jaar, waarbij zelfkritiek meestal de boventoon voerde. Dat was zeer verfrissend op een beleidsterrein waar vaak met de vinger naar de ‘ander’ werd gewezen.

Het meest in het oog springend was echter het overkoepelende proces dat missiebijdragen en ontwikkelingsprojecten in zijn greep houdt. We hebben dit proces beschreven als een vicieuze cirkel van wensdenken.

Kamminga - De toenmalige Afghaanse president Hamid Karzai met Nederlandse officieren in Tarin Kowt, 2010. ISAF Public Affairs via ResoluteSupportMedia- Flickr
De toenmalige Afghaanse president Hamid Karzai met Nederlandse officieren in Tarin Kowt, 2010. © ISAF Public Affairs via ResoluteSupportMedia / Flickr

Dit proces begint vaak op politiek niveau. Het duidelijkste voorbeeld hiervan was de Nederlandse reactie op 9/11. Toenmalig premier Wim Kok waarschuwde de Amerikanen nog wel voor een overreactie, maar verder deed Nederland vanaf het begin mee, gedreven door bondgenootschappelijke verplichtingen en oprechte gevoelens van bezorgdheid en boosheid na de unieke aanslagen op het Westen.

Ook later – toen de echo van 9/11 een minder grote rol speelde – bleef Nederland meedoen aan nieuwe missies en verlengingen, onder andere vanwege politieke ambities en bredere politieke belangen zoals internationale topfuncties of een stoel bij de G20. Meedoen werd zodanig belangrijk gevonden dat alles uit de kast werd getrokken om de Nederlandse bijdrage als positief af te schilderen.

Gedreven door de beste bedoelingen, idealistische motieven en een can do-houding namen uitvoerende instanties het stokje van de politiek over

Het bleef echter niet bij bondgenootschappelijke solidariteit of politieke belangen. Politiek Den Haag ging ook vanaf het begin mee in het ontwikkelingsideaal van Afghanistan als een op westerse leest geschoeide, centraal-bestuurde democratische rechtstaat, met effectieve middelen om stabiliteit, veiligheid en mensenrechten te bevorderen.

Ook buiten de politiek om speelde wensdenken een rol. Gedreven door de beste bedoelingen, idealistische motieven en een can do-houding namen uitvoerende instanties het stokje van de politiek over. Zo zette het wensdenken een ontwikkeling in gang die werd gekenmerkt door onrealistische doelen, te ambitieuze verwachtingen en westerse blauwdrukken – verder versterkt door een gebrek aan cultureel bewustzijn en inlevingsvermogen.

Kamminga - Nederlandse militairen van de ISAF bezoeken een Afghaans weeshuis in 2009. ISAF Public Affairs via ResoluteSupportMedia- Flickr
Nederlandse ISAF-militairen bezoeken een Afghaans weeshuis in 2009. © ISAF Public Affairs via ResoluteSupportMedia / Flickr

En dit is nog maar de helft van de cyclus. Het succesverhaal dat op deze manier ontstond, werd vervolgens in stand gehouden en versterkt door te optimistische berichtgeving in Kamerbrieven en projectevaluaties over de voortgang en een ongefundeerde en vrijwel niet bekritiseerde overtuiging dat onze doelstellingen op de een of andere manier op schema lagen. We hadden gewoon een beetje meer van hetzelfde medicijn nodig om de kwaal te bestrijden.

Voedingsbodem van het wensdenken
De vicieuze cirkel van wensdenken was geen automatisch proces. Het werd in gang gezet door mensen, deels gedreven door hun persoonlijke overwegingen en door de organisaties waar ze werkten. Meerdere factoren speelden een rol, waaronder bondgenootschappelijke solidariteit en bredere (politieke) belangen en ambities, maar ook goede bedoelingen en persoonlijke aspiraties van betrokkenen. Hoe praktisch, logisch of lovenswaardig deze factoren ook waren, samen vormden ze de voedingsbodem voor het wensdenken dat vervolgens een eigen leven ging leiden en niet te stoppen bleek.

Het wensdenken – van politici en strategen maar ook van de uitvoerende organisaties ter plekke – vertaalde zich in hoge ambities en de projectie van een krachtig succesverhaal. De algemene verhaallijn liep ongeveer als volgt: Nederland heeft niet alleen de wil om dit te doen, maar we zijn ook in staat om het te doen en we zullen de klus klaren.

Ongeacht decennia van eerdere conflicten en fragiliteit, dachten we dat we gewoon op de reset-knop konden drukken

Dit verhaal creëerde op zijn beurt onrealistische doelen, vooral gezien het korte tijdsbestek en de beperkte middelen en invloed van Nederland. Twintig jaar Nederlandse inzet in Afghanistan lijkt een schoolvoorbeeld van lange adem, maar we zaten steeds in een ander gebied met andere doelstellingen, mandaten en middelen. In die zin waren twee decennia Afghanistan voor Nederland vooral een aaneenschakeling van losstaande projecten, gedreven door een kortetermijnvisie.

Onze beleidsmakers en andere betrokkenen verwachtten in een paar jaar tijd grote veranderingen op het gebied van veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling in een land met een totaal andere geschiedenis, cultuur, godsdienst en geopolitieke situatie. Ongeacht decennia van eerdere conflicten en fragiliteit, dachten we dat we gewoon op de reset-knop konden drukken en een proces van onomkeerbare vooruitgang in gang konden zetten, alsof Afghanistan een laboratoriumopstelling was.

Kamminga - Een Nederlandse pantserhouwitser vuurt vanaf kamp Holland in Tarin Kowt, Uruzgan, op vijandige stellingen in Chora, Uruzgan. ResoluteSupportMedia- Flickr
Een Nederlandse pantserhouwitser vuurt vanaf kamp Holland in Tarin Kowt op vijandige stellingen in Chora, Uruzgan. © ResoluteSupportMedia / Flickr

Het resultaat was voorspelbaar: Nederlands hoge ambities en onrealistische doelen botsten met de complexe werkelijkheid ter plekke, die werd gekenmerkt door diepgewortelde patronen van fragiliteit en conflict. De kortetermijnvisie van Nederland stond haaks op een complexe ontwikkelingsdynamiek voor de lange termijn die niet zomaar van buitenaf versneld kon worden.

Onze westerse blauwdrukken en ons gebrek aan cultureel bewustzijn en inlevingsvermogen zorgden ervoor dat goede bedoelingen, ambities en zelfs de professionaliteit van Nederlandse militairen, politieagenten en ontwikkelingswerkers geen kans van slagen hadden. Vooruitgang bleef een illusie, of op zijn best een stroperig proces.

Vooruitgang te midden van blijvende uitdagingen
Het succesverhaal ging in feite net zo veel over Nederland als over het ideaal van vooruitgang en ontwikkeling in Afghanistan. Gedreven door persoonlijke of institutionele belangen hebben de geïnterviewde betrokkenen allemaal geholpen om dit verhaal in stand te houden. Tegelijkertijd bouwden ze hun carrières op – parallel aan de scholen en ziekenhuizen in Afghanistan – en professionaliseerden we onze strijdkrachten – parallel aan de Afghaanse strijdmacht die we zogenaamd bekwaam en zelfredzaam maakten.
2

Ondanks de trage of uitblijvende vooruitgang, werd in alle voortgangsrapportages vastgehouden aan onrealistische doelen en werd het succesverhaal in leven gehouden. De uitdrukking ‘vooruitgang te midden van blijvende uitdagingen’ werd een cliché in de politieke berichtgeving over de missies. Het werd continu gebruikt als rechtvaardiging om meer van hetzelfde te doen in plaats van als een wake-up call voor ons onvermogen en falen.

Kamminga - Eenheden van de zogeheten 42 Bataljon Limburgse jagers tijdens een huiszoeking in Afghanistan in 2007. ResoluteSupportMedia- Flickr
Eenheden van de zogeheten 42 Bataljon Limburgse jagers tijdens een huiszoeking in Afghanistan in 2007. © ResoluteSupportMedia / Flickr

De cyclus van wensdenken had weinig met onwetendheid te maken. Alle betrokkenen wisten dat de internationale gemeenschap Afghanistan niet in een paar jaar tijd in Zweden of Zwitserland kon veranderen. Iedereen wist dat de Afghanen de inspanningen uiteindelijk zelf duurzaam moesten maken. En iedereen wist dat een politieke oplossing de enige manier was om die duurzaamheid te bewerkstelligen. Maar die collectieve kennis en consensus zetten niemand aan om aan de noodrem te trekken. We wisten allemaal beter, maar handelden er niet naar.

Hoe doorbreken we het wensdenken?
Tot zover de diagnose. Maar is deze vicieuze cirkel ook te doorbreken? Dit is alleen haalbaar als alle belanghebbenden een bijdrage leveren en gezamenlijk besluiten dat ze niet kunnen toestaan dat deze cyclus zich in de toekomst herhaalt.

Hier komt dan ook de kern van de kwestie naar voren. De cyclus van wensdenken was niet alleen een probleem van ministers en Kamerleden of in gang gezet door een telefoontje uit Washington of Brussel. De uitvoerders die deel uitmaakten van 'de missie' waren allemaal in gelijke mate verantwoordelijk voor het bijdragen aan of het niet genoeg ontkrachten van het succesverhaal. Van diplomaten tot ambtenaren, van militairen tot politieagenten, van ontwikkelingswerkers tot de diaspora, en van journalisten tot opinieleiders: ze zaten allemaal in hetzelfde schuitje en deden te weinig om van koers te veranderen of de reis te staken.

Kunnen we achteraf nog leren van deze cyclus? Wij geloven van wel. Na diverse eerdere evaluaties van ontwikkelingsprogramma's en missies in het buitenland weten alle betrokkenen dat we realistischer en minder ambitieus moeten zijn als het gaat om toekomstige missiebijdragen en ontwikkelingsdoelen in het buitenland.

Kamminga - Uitreiking van medailles voor Nederlandse ISAF-militairen in Afghanistan, 2008 ResoluteSupportMedia- Flickr
Uitreiking van medailles voor Nederlandse ISAF-militairen in Afghanistan, 2008. © ResoluteSupportMedia /  Flickr

Dit betekent echter niet dat we het kind met het badwater moeten weggooien. De Nederlandse ambitie, persoonlijke toewijding en het verantwoordelijkheidsgevoel als het gaat om het ondersteunen van fragiele en door conflicten getroffen landen zijn grote troeven ter ondersteuning van onze agenda voor buitenlands ontwikkelingsbeleid.

Maar laten we ophouden onszelf voor de gek te houden, ten koste van miljarden euro's, mensenlevens en vooral de valse hoop op een onmiddellijke verbetering van de levens van mensen in verre oorden die lijden onder structurele patronen van armoede, onderontwikkeling, kwetsbaarheid en conflict. We kunnen redelijk eenvoudig veel veranderen, waaronder zorgen voor meer betrokkenheid en interactie tussen de verschillende Nederlandse actoren en sectoren. Het is geen hogere wiskunde om op basis van de lessen van twintig jaar Afghanistan stappen te zetten naar beter geïnformeerde, open en eerlijke discussies over de toekomst van buitenlandse interventie.

Als ambities volledig losgekoppeld zijn van de realiteit, is er een groot risico dat meer kwaad dan goed wordt gedaan

Dit brengt geen extra kosten met zich mee, maar vereist wel een ander type investering en collectieve inspanning. Samen en individueel moeten we in de toekomst tijd en denkruimte creëren om oprecht na te denken over wat we hopen te bereiken, over wat we in de praktijk voor elkaar krijgen en over de duurzaamheid van onze interventies.

Meer kwaad dan goed
Critici zeggen misschien: zonder ambitie geen verandering. Dat klopt. Soms moeten we moedig en ambitieus zijn om vooruitgang te boeken. En er zijn ook enkele ambities die intrinsieke waarden hebben, zoals het verlichten van lijden door humanitaire hulp en solidariteit. Maar als ambities volledig losgekoppeld zijn van de realiteit is er een groot risico dat meer kwaad dan goed wordt gedaan of – in termen van politieke verantwoording – dat middelen niet effectief worden besteed.

Een aantal structurele factoren zal wellicht niet veranderen, zoals de politieke kortetermijnvisie, financiële behoeften, de constitutionele rol en wens van Nederland om te strijden voor veiligheid en rechtsorde op het internationale toneel of de noodzaak om te reageren op verzoeken van internationale bondgenoten. Velen zien Nederland graag als ambitieus; als een wereldspeler voor positieve verandering. Wij ook, maar soms is er moed voor nodig om tegen onrealistische ambities in te gaan of serieus te luisteren naar afwijkende stemmen die ons uit die collectieve droom kunnen halen.

Kamminga - Nederlandse militairen van de ISAF bezoeken een Afghaans weeshuis in 2009. ResoluteSupportMedia- Flickr
Nederlandse ISAF-militairen bezoeken een Afghaans weeshuis in 2009. © ResoluteSupportMedia /  Flickr

Uiteindelijk kan alleen die moed leiden tot betere en meer realistische missiebijdragen en ontwikkelingsprogramma’s. Aan lessen geen gebrek. Zo heeft bijvoorbeeld de onafhankelijke evaluatiedienst Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken bij evaluaties van zowel ontwikkelingsprogramma’s als missiebijdrages luid de alarmbel laten rinkelen in de afgelopen jaren.3  Waar het de laatste twee decennia in Afghanistan aan ontbrak, was lerend vermogen; het vermogen om lessen ook daadwerkelijk en effectief om te zetten naar ander beleid. Dat moet en kan anders.

Daarnaast moet er los van de verschillende mandaten veel meer wederzijds begrip gekweekt worden tussen de groepen Nederlandse belanghebbenden. Intense samenwerking is niet altijd nodig of wenselijk, maar als we niet in staat zijn om elkaar beter te begrijpen en beter aan te vullen heeft het geen zin meer om over een ‘geïntegreerde aanpak’ te praten. Voor Afghanistan komt het te laat. Alle betrokkenen droegen daar actief of passief bij aan misschien wel het meest duurzame wederopbouwproject van de periode 2001-2021: de luchtkastelen.

Peter Heintze is coördinator van het platform Kennisuitwisseling over Noodhulp (KUNO). Jorrit Kamminga werkt als consultant voor KUNO en schreef het boek ‘Je wordt bedankt, Bin Laden: 20 jaar Nederland in Afghanistan’ (Jalapeño Books, 2021).

Authors

Jorrit Kamminga
Researcher and consultant
Peter Heintze
Coördinator platform Kennisuitwisseling over Noodhulp (KUNO)