Saoedi-Arabië en Iran: Regionale grootmachten op ramkoers?
Analyse Conflict en Fragiele Staten

Saoedi-Arabië en Iran: Regionale grootmachten op ramkoers?

08 Oct 2018 - 14:03
Photo: De Iraanse Revolutie in 1979. Bron: Wikicommons.
Terug naar archief
Author(s):

De regionale politiek in het huidige Midden-Oosten wordt vaak bekeken door de lens van de religieuze strijd ('soennieten versus sji'ieten') terwijl de geopolitieke invalshoek meer inzicht biedt. Wat verklaart deze regionale machtsstrijd en is er een mogelijke winnaar in zicht?

Er zijn verschillende raamwerken die de regionale politiek in het huidige Midden-Oosten proberen te duiden. De lens van het sektarisme – 'soennieten versus sji'ieten' – is verreweg het meest populair.1  Het beeld dat daarbij hoort is de 'sji’itische halve maan', ruim tien jaar geleden gelanceerd door koning Abdullah van Jordanië, maar intussen wijdverspreid en deel van het dagelijks spraakgebruik. Het is een krachtige metafoor.

Een andere manier van kijken vindt plaats via een geopolitieke lens, minder populair en beperkt tot (delen van) de academische gemeenschap. Vanuit deze optiek is de rivaliteit tussen Iran en Saoedi-Arabië een klassiek geval van een balance of power game die ons herinnert aan de eerdere koude oorlog in de regio, tussen Egypte en Saoedi-Arabië in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Beide landen, op zoek naar uitbreiding van hun regionale invloedssfeer, maken gebruik van zwakke staten – soms ook failed states – in hun omgeving. Niet-statelijke groeperingen – vaak aangeduid als proxies – zijn daarbij veel gebruikte instrumenten. 2

Berucht is de oproep van de toenmalige koning Abdullah aan Washington 'to cut off the head of the snake', namelijk Iran 

In dit stuk zal ik betogen dat de geopolitieke invalshoek meer inzicht in de situatie biedt. In geen van beide landen zijn sektarische overwegingen doorslaggevend in het buitenlandse beleid – alhoewel die component in de loop der jaren, vooral door het verloop van de Syrische burgeroorlog, in zowel het Saoedische als het Iraanse geval aan belang heeft gewonnen.

Van rivaliteit naar confrontatie
Vanzelfsprekend was de Islamitische Revolutie van 1979 een omslagpunt in de voordien niet al te beroerde, en soms zelfs coöperatieve, relatie tussen de twee regionale grootmachten. De meer gespannen jaren tachtig kregen echter een meer ontspannen karakter in het daarop volgend decennium, inclusief intensivering van de handelsbetrekkingen en de ondertekening van een samenwerkings- en een veiligheidsakkoord. Warm konden de relaties niet echt worden vanwege ideologische en religieuze geschillen.

President Trump ontmoet Mohammed bin Salman bin Abdulaziz Al Saud in maart 2017. Ondanks deze gigantische uitbreiding van het militaire apparaat is Saoedi-Arabië nooit bereid geweest om grondtroepen in te zetten, in Jemen noch in Syrië. Of het een substantiële financiële bijdrage aan de wederopbouw van Syrië zal leveren – op nadrukkelijk verzoek van president Trump – is maar zeer de vraag. Bron: Wikicommons.
President Trump ontmoet Mohammed bin Salman bin Abdulaziz Al Saud in maart 2017. © Wikicommons.

'9/11', de Amerikaans-Britse invasie van Irak in 2003 en de verkiezing van Mahmoud Ahmadinejad tot Irans president in 2005, maakten aan die periode van relatieve ontspanning een einde. Riyad had grote moeite het nieuwe, door sji’ieten bestuurde Irak te accepteren en koos meer en meer voor een frontale anti-Iraanse koers – daarin gestimuleerd door de regering-Bush. Berucht is de oproep van de toenmalige koning Abdullah aan Washington 'to cut off the head of the snake', namelijk Iran. De Golfstaten, Saoedi-Arabië voorop, begonnen aan een reusachtige opbouw van hun militaire apparaat, gevolgd door Irans uitbouw van zijn raketprogramma. Het dieptepunt in de onderlinge relaties was echter nog niet bereikt. Dat gebeurde tijdens en na de Arabische Lente.

De toegenomen wrijving kwam op verschillende plekken naar boven, eerst in Bahrein, toen in Syrië en nog weer iets later in Jemen. Was Bahrein het toneel van vooral een politieke en media confrontatie, Syrië bracht de twee rivalen in een indirecte militaire confrontatie, net als in Jemen (ook al zijn de twee gevallen in veel opzichten onvergelijkbaar, al was het alleen al omdat Jemen voor Iran veel minder belangrijk is dan Syrië – of Irak wat dat betreft). In de retorische strijd werden intussen alle registers opengetrokken. Henry Kissinger bijvoorbeeld permitteerde zich te zeggen dat "Iran bezig is met de heropbouw van het oude Perzische Rijk, nu onder een sji’itisch label". Ook moet niet vergeten worden dat onderhand de irritatie in Riyad over Obama's Iranbeleid tot grote hoogte was gestegen. De Amerikaanse president vroeg de Saoediërs met klem "de regio te delen met Iran" – opgevat als een direct affront.3  De strijd in Syrië bood in Saoedische ogen een uitgelezen mogelijkheid om een halt toe te roepen aan de expansie van Irans invloed.

Mislukte interventie van Saoedi-Arabië in Syrië
Het is een vergeten feit, maar aanvankelijk kreeg de Syrische president steun uit de Golfstaten, Saoedi-Arabië voorop. Belangrijkste reden: angst voor verdere destabilisering van de regio. Het duurde ook even voordat serieuze kritiek uit Riyad kwam en nog langer duurde het voordat het vertrek van Bashar al-Assad werd geëist. Begin 2012 pas liet minister van Buitenlandse Zaken Saud bin Faisal weten: "Arming the Syrian opposition is an excellent idea." Wapendeals werden gesloten met Oost-Europese regeringen. Die wapens werden doorgesluisd naar de rebellen, het Vrije Syrische Leger voorop – waarvan ter aanmoediging van desertie uit het Syrische leger ook de salarissen werden betaald.

Opvallend is dat de Saoedische steun tot het najaar van 2013 merendeels is uitgegaan naar een coalitie van voormalige Ba'athisten, seculiere intellectuelen en stamhoofden – naast de naar secularisme neigende elementen van het Vrije Syrische Leger. Achterliggend motief: het dwarsbomen van de Moslim Broederschap, een vorm van gepolitiseerde islam die de Saoediërs de schrik om het hart doet slaan.4 Pas in een tweede stadium verschoof het accent van de hulpverlening naar twee nieuwe salafistische coalities: het Leger van de Islam en het Leger van de Soennieten in Deir ez-Zor. Deze verschuiving, zo wordt aangenomen, vond plaats om een tegenwicht te bieden aan opkomende radicale jihadistische groeperingen, zoals Jabhat al-Nusra en Islamitische Staat in Irak en al-Sham (ISIS). In deze fase van Saoedische betrokkenheid bij de Syrische burgeroorlog was een hoofdrol weggelegd voor de anti-sji’itische houwdegen prins Bander bin Sultan ('Bander Bush'), de chef van de veiligheidsdienst.5  

Onder de opzwepende leiding van Mohammed bin Salman heeft Saoedi-Arabië inmiddels een aantal geruchtmakende initiatieven genomen ter onderstreping van zijn regionale machtsambities.

Nadat prins Bandar onvrijwillig het toneel had verlaten (lente 2014), hernam Saoedi-Arabië het oude patroon van steun aan gematigde rebellen, in nauwe samenwerking met de Verenigde Staten. Dat was echter van korte duur. Spoedig na het aan de macht komen van koning Salman (januari 2015), en vooral na de promotie van diens zoon Mohammed tot minister van Defensie, veranderde de koers opnieuw. Inmiddels was de irritatie over Irans rol in de regio – Syrië in het bijzonder –  zodanig toegenomen dat nu ook radicale, salafistische rebellengroeperingen op steun uit Riyad konden rekenen. Het Leger van de Verovering (Jaish al-Islam) en de Vrije Mannen van de Levant (Ahrar al-Sham) profiteerden daarvan het meest. Maar ook was er toenadering tot Jabhat al-Nusra, op voorwaarde dat elk contact met al-Qaeda verbroken zou worden.6   Het is niet helemaal duidelijk hoelang deze fase heeft geduurd, maar allengs is de rol van Qatar op het Syrische strijdtoneel groter geworden. "The Saudis don't care about Syria anymore. It's all Qatar for them. Syria is lost", zo citeert Syrië-kenner Aron Lund een westers diplomaat in die dagen.7  

Bravo Company in de Golfoorlog 1991. . Na de Golfoorlog van 1991 volgde een immense Amerikaanse militaire expansie in de regio en de invasies van Afghanistan (2001) en Irak (2003).  Bron: Wikicommons.
Bravo Company in de Golfoorlog 1991. Na de Golfoorlog van 1991 volgde een immense Amerikaanse militaire expansie in de regio. © Wikicommons.

Onder de opzwepende leiding van Mohammed bin Salman heeft Saoedi-Arabië inmiddels een aantal geruchtmakende initiatieven genomen ter onderstreping van zijn regionale machtsambities. In maart 2015 lanceerde hij 'Operation Decisive Storm' in Jemen, een vernietigende oorlog die geen einde lijkt te kennen. Kort daarna was hij de spil van de (anti-Iraanse) 'Islamic Military Alliance to Fight Terrorism' (IMAFT) met zo'n veertig leden. En sinds medio 2017 legt hij, samen met zijn mentor Mohammed bin Zayed van de Verenigde Arabische Emiraten, buurland Qatar het vuur aan de schenen via het 'Anti-Terror Quartet' (Egypte en Bahrein zijn de andere twee leden). Intussen schaft het land een ontzagwekkende hoeveelheid wapens aan, waarmee het de op een na grootste wapenimporteur ter wereld is geworden (na India).8  Ondanks deze gigantische uitbreiding van het militaire apparaat is Saoedi-Arabië nooit bereid geweest om grondtroepen in te zetten, in Jemen noch in Syrië. Of het een substantiële financiële bijdrage aan de wederopbouw van Syrië zal leveren – op nadrukkelijk verzoek van president Trump – is maar zeer de vraag.9  

Irans veiligheidsdilemma
Hoe moeten we Irans regionale politiek begrijpen? Terwijl na de revolutie van 1979 het nieuwe regime de mond vol had over 'export van de revolutie' kwam het ook al snel tot de ontdekking dat de directe omgeving onveilig was. Van 1980 tot 1988 voerde Iran een bloedige oorlog met het Irak van Saddam Hoessein. Irak werd in zijn agressie niet alleen door het Westen gesteund, maar ook door de rijke Golfstaten, niet in de laatste plaats Saoedi-Arabië, én de meeste andere Arabische landen. Syrië (en Oman en Libië) maakten opvallend genoeg geen deel uit van die anti-Iran coalitie. Damascus gaf zijn expliciete steun aan Teheran. Na de Golfoorlog van 1991 volgde een immense Amerikaanse militaire expansie in de regio en de invasies van Afghanistan (2001) en Irak (2003). Het gevoel van omsingeling kwam niet uit te lucht vallen, al gaf de val van de Taliban en Saddam Hoessein vanzelfsprekend de nodige opluchting. Maar voor hoelang?

In de winter van 2012-13 manifesteerden soennitisch-jihadistische groeperingen, zoals Jabhat al-Nusra en ISIS, zich steeds nadrukkelijker op het Syrische strijdtoneel. Zij propageerden een openlijk sektarische, anti-sji’itische agenda, door Iran als rechtstreekse bedreiging opgevat. Vervolgens werden dan ook kosten noch moeite gespaard om daar een halt aan toe te roepen. Vanaf eind 2012 – en volgens sommige berichten al eerder –zijn diverse soorten Iraanse manschappen actief aan de zijde van het Syrische leger en steunt men lokale milities.10 In het Iraanse jargon spreekt men van forward defense (in het geval van Syrië) of 'strategische diepte' (Irak). Irans Opperste Leider, Ali Khamenei, drukt zich over de gevallen soldaten in die strijd als volgt uit: "They went to fight the enemy, and if they did not fight, this enemy would be inside the country... If they were not stopped, we would have to fight them in [the Western Iranian towns of] Kermanshah and Hamadan."11  

Ali Khamenei in gesprek met de families van martelaren. Bron: Wikicommons.
De Iraanse grootayatollah Ali Khamenei in gesprek met de families van martelaren. © Wikicommons.

Een andere, nauwelijks minder belangrijke verklaring voor Irans rol in Syrië is de lijn naar Hezbollah in Libanon die immers via Syrië loopt. Zolang het conflict met Israël voortduurt – en zeker zolang Israël openlijk aandringt op regime change in Teheran en volhardt in de 'the military option is not off the table'-visie – koestert Iran Hezbollah als afschrikking tegen mogelijke Israëlische agressie. Gezamenlijk (Iran, Syrië, Hezbollah) vormen ze de 'As van het Verzet'.

Hezbollah, en de vele andere door Iran ondersteunde milities (in zowel Syrië als Irak) maken deel uit van Irans 'asymmetrische defensiestrategie', ter compensatie van het naar verhouding zwakke conventionele militaire apparaat. Irans militaire uitgaven stellen immers weinig voor in vergelijking met die van de Arabische buurlanden.12   Bij gebrek aan beter vertrouwt men op een reeks van niet-statelijke actoren, naast een serieuze uitbreiding van het raketprogramma (mede ingegeven door de grootschalige Saoedische militaire interventie in Jemen in 2015).

Voor de goede orde: terwijl Syrië onverkort hoog op het lijstje van de beleidsmakers in Teheran staat, blijft Irak veiligheidsprioriteit nummer één. De landen delen immers niet alleen een 1.500 km lange grens, met de geschiedenis van '80-'88 (en de recente ervaring met Islamitische Staat) in het achterhoofd heeft Iran er alle belang bij dat Irak een centraal gezag heeft, maar niet al te sterk waardoor het opnieuw een bedreiging zou kunnen vormen. Een zekere mate van 'gecontroleerde instabiliteit' komt Iran niet slecht uit.

Toenemend sektarisme
Het gaandeweg steeds sektarischer karakter van de oorlog in Syrië heeft ook het karakter van Teherans en Riyads betrokkenheid beïnvloed. Alhoewel beide landen – uit realpolitike overwegingen – regelmatig blijk hebben gegeven sektarische grenzen te kunnen overstijgen (elders in de islamitische wereld en daarbuiten), hebben ze in Syrië nauwelijks weerstand kunnen bieden aan de dynamiek van het sektarisme. Saoedi-Arabië deed dat door zich allengs openlijker aan de zijde te scharen van radicale soennitische rebellengroeperingen en meer in algemene zin via de steeds explicietere framing van zijn algehele buitenlandse beleid in anti-Iraanse termen.

Iran op zijn beurt begaf zich eveneens op een hellend vlak, eerst door de inzet van manschappen van de eigen Revolutionaire Garde, toen Hezbollah en vervolgens een reeks sji’itische milities uit Irak, Afghanistan en Pakistan. Alhoewel Iran in de afgelopen veertig jaar doorgaans een nonsektarische buitenlandse politiek had gevoerd, kon het – in de Syrische context althans – op een gegeven moment nauwelijks nog verhullen dat confessionele zorgen aan belang hadden gewonnen. Uitlatingen van vooraanstaande functionarissen van de Revolutionaire Garde spreken wat dat betreft boekdelen.13  

Mausoleum van Ruhollah Khomeini in Teheran. Terwijl na de revolutie van 1979 het nieuwe regime de mond vol had over 'export van de revolutie' kwam het ook al snel tot de ontdekking dat de directe omgeving onveilig was. Bron: Gilbert Sopakuwa / Flickr.
Mausoleum van ayatollah Ruhollah Khomeini in Teheran. © Gilbert Sopakuwa / Flickr.

De betrokkenheid van Iran bij Syrië is inmiddels vele malen groter dan de Saoedische. Zoals eerder aangeduid lijkt Saoedi-Arabië, voorlopig althans, het hoofd in de schoot te hebben gelegd en kan het nog slechts met moeite tot enige serieuze bemoeïenis worden bewogen. Alhoewel er onder Iran watchers discussie is over de vraag of Teheran het zich überhaupt kan permitteren zich intensief met Syrië te blijven bemoeien – de financiële last alleen al is aanzienlijk[14   – lijkt Iran niet van plan het land te verlaten. Het heeft simpelweg te veel geïnvesteerd, politiek, economisch en militair. Dat laatste blijkt niet alleen uit hechte banden met de Nationale Defensiekrachten (National Defense Forces, NDF), een coalitie van door Iran gesteunde lokale milities, maar ook via de 'versmelting' van de Iraanse Revolutionaire Garde met het militaire apparaat van de Syrische president, in het bijzonder via de Lokale Strijdkrachten (Local Defense Forces, LDF).15  

Weliswaar wordt er van diverse kanten druk uit geoefend, in de eerste plaats door Israël dat regelmatig hamert op 'rode lijnen' voor Irans bemoeïenis met Syrië en tegelijkertijd goede banden heeft opgebouwd met diverse rebellengroeperingen, inclusief jihadistische.16   Het is vooralsnog onduidelijk wat Rusland, de andere bondgenoot van de Syrische president Assad, vindt van Irans blijvende aanwezigheid op Syrische grondgebied. Geluiden uit Moskou zijn allesbehalve eenduidig. Het zal niet verbazen dat in Washington meer eensgezindheid bestaat ten aanzien van deze kwestie. Nationaal Veiligheidsadviseur John Bolton wordt niet moe te herhalen dat het hoog tijd wordt voor Iran om zijn biezen te pakken. 

Status-quopolitiek in combinatie met revisionisme
Saoedi-Arabië heeft tijdenlang een status-quopolitiek gevoerd. Pas sinds de Arabische Lente is daar verandering in gekomen. In een hoog tempo hebben sindsdien, en met name sinds het aan de macht komen van koning Salman en diens zoon Mohammed, revisionistische oogmerken terrein gewonnen. Dat uit zich het meest pregnant in de politiek ten aanzien van Iran. In dat land zien we opvallend genoeg een tegenovergestelde ontwikkeling: aanvankelijk revolutionair en vervolgens steeds meer status quo gericht (zeker ten opzichte van Syrië en Irak), met weliswaar onwrikbare revisionistische trekken ten aanzien van de Amerikaanse aanwezigheid in de Golfregio.

De twee regionale grootmachten zijn in een destructieve dynamiek beland waar voorlopig geen einde aan lijkt te komen. Reële dan wel gepercipieerde dreigingen – beide doen ertoe – vormen de motor daarvan. Het zal ook niet eenvoudig zijn om de geest van het sektarisme terug in de fles te krijgen, al moet het belang ervan niet overschat worden. Religieuze identiteiten en opvattingen oefenen beslist invloed uit op buitenlands beleid, maar in Teheran noch in Riad zijn het doorslaggevende motieven. Het is meer dan waarschijnlijk dat Iran en Saoedi-Arabië elkaars rivalen zullen blijven. De geopolitieke competitie – met als inzet een zo groot mogelijke invloedssfeer in de regio – vormt daar de basis voor. Die rivaliteit betekent echter niet dat ze ook per se elkaars sektarische concurrent moeten zijn.

Paul Aarts is als Midden-Oostenexpert verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schreef, samen met Carolien Roelants, 'Saoedi-Arabië. De revolutie die nog moet komen' (2016), ook vertaald in het Engels, Arabisch en Perzisch.

  • 1Ik ben me ervan bewust dat sektarisme een 'essentially contested concept' is, maar in het bestek van deze bijdrage voert het te ver om daar dieper op in te gaan. Zie Fanar Haddad, '"Sectarianism" and Its Discontents in the Study of the Middle East', Middle East Journal, vol. 71, nr. 3, zomer 2017: 364-382.
  • 2Intellectuele luihuid, danwel politieke maligniteit, leidt regelmatig tot een onkritisch gebruik van het begrip 'proxy'. Er zijn immers vele maten en soorten en niet elke 'proxy'-relatie is dezelfde. Voor een bruikbare analyse ten aanzien van Irans 'proxy'-beleid, zie Eskandar Sadeghi-Boroujerdi, “Strategic Depth, Counterinsurgency & the Logic of Sectarianization: Perspectives on the Islamic Republic of Iran’s Security Doctrine and Its Regional Implications”, in Nader Hashemi & Danny Postel (red.), Sectarianization: Mapping the New Middle East, London & New York: Hurst/Oxford University Press, 2017: 157-184. Idem voor Irak: Nanzy Ezzeddine & Erwin van Veen, Power in perspective: Four key insights into Iraq's Hashd al-Sha'abi, Clingendael, CRU Policy Brief, juni 2018.
  • 3 Zie daarover Jeffrey Goldberg, 'The Obama Doctrine', The Atlantic, april 2016.
  • 4 Sinds 2014 wordt de Moslim Broederschap in Saoedi-Arabië als terroristische organisatie beschouwd.
  • 5Al ruim voor de Syrische burgeroorlog had deze ijzervreter zich fors uitgelaten over sji’ieten: "The time is not far off in the Middle East when it will be literally "God help the Shia". More than a billion Sunis have simply had enough of them.' Patrick Cockburn, 'Iraq crisis: How Saudi Arabia helped ISIS take over the north of the country,' The Independent, 13 juli 2014.
  • 6 In die dagen werd ook gespeculeerd over contacten met de Moslim Broederschap. Ali Al-Arian, 'Is Saudi Arabia Warming Up to the Muslim Brotherhood?', Al Jazeera, 29 juli 2015. Zie ook Yehuda U. Blanga, 'Saudi Arabia's Motives in the Syrian Civil War', Middle East Policy, vol. XXIV, nr. 4, winter 2017: 45-62.
  • 7 Aron Lund, 'How Assad's Enemies....' Gave Up on the Syrian Opposition', The Century Founadtion, 17 oktober 2017.
  • 8Wereldwijd staat Saoedi-Arabië op plek drie wat defensieuitgaven betreft (2017). Ook gemeten als percentage van het BBP doet het koninkrijk mee in de allerhoogste regionen: nummer twee met 10% (Oman is wereldleider met 12%; vergelijk Nederland 1,2%). Bronnen: SIPRI Military Expenditure Database; en ‘Military expenditure (% if GDP)’, The World Bank.
  • 9Onlangs maakte Saoedi-Arabië bekend 100 miljoen dollar ter beschikking te stellen aan de wederopbouw van door IS verlaten gebieden. Voor de heropbouw van heel Syrië is volgens sommige schattingen 1.000 miljard (1 biljoen) dollar nodig.
  • 10Voor meer achtergrond, ook met betrekking tot de veiligheidsdilemma's van de alawieten in Syrië, zie o.a. Leon Goldsmith, 'Syria's Alawis. Structure, perception and agency in the Syrian security dilemma', in Raymond Hinnebusch & Omar Imady (red.), The Syrian Uprising. Domestic Origins and Early Trajectory (Londen/New York: Routledge, 2018): 141-158.
  • 11Makram Najmuddine, 'Mideast risks escalation as Iran ponders response to US', Al-Monitor, 13 juli 2018. Voor een kritische analyse van Irans 'defensieve' strategie, zie Aymenn Jawad Al-Tamimi, 'Iran in Syria: 'Cognitive Empathy and Interest', Syria Comment, 13 mei 2018.
  • 12In 2017 spendeerde Iran 3,2% van zijn BBP aan militaire zaken. Ook in absolute termen blijven de Iraanse uitgaven ver achter: in 2017 kocht Saoedi-Arabië voor 69,5 miljard dollar aan wapens, bijna vijf keer zoveel als Iran (14 miljard dollar). Bronnen: SIPRI Military Expenditure Database;  ‘Military expenditure (% if GDP)’, The World Bank; Vali Nasr, 'Iran Among the Ruins', Foreign Affairs, maart-april 2018; en Stephen Walt, 'The Islamic Republic of Hysteria', Foreign Policy, 16 januari 2018.
  • 13Voorbeelden daarvan in Afshon Ostovar, Sectarian Dilemmas in Iranian Foreign Policy: When Strategies and Identity Politics Collide, Carnegie Endowment for International Peace, november 2016. Ook: Iran's Priorities in a Turbulent Middle East, International Crisis Group, Middle East Report nr. 184, 13 april 2018.
  • 14 Sommige schattingen spreken van 15 miljard dollar op jaarbasis. Zie 'Symposium: Iranian advances in the Arab World', Middle East Policy, vol. XXV, nr. 1, lente 2018: 12.
  • 15Aymenn Jawad Al-Tamimi, 'The Think-Tanks Bark and the IRGC Moves On', Syria Comment, 13 juli 2018. Ook: Thomas Juneau, 'Why Iran's involement in Syria may backfire', Washington Post, Monkey Cage, 12 juni 2018.
  • 16International Crisis Group, Keeping the Calm in Southern Syria, Middle East Report, 21 juni 2018:16-18; David Lesch, 'Iran Is Taking Over Syria. Can Anyone Stop It?’, The New York Times, 29 augustus 2017; en Ben Norton, 'Israeli think tank: Don't destroy ISIS; it's a "useful tool" against Iran, Hezbollah, Syria', Salon, 13 augustus 2016, via; Elizabeth Tsurkow, 'Inside Israel’s Secret Program to Back Syrian Rebels', Foreign Policy, 6 september 2018 .

Auteurs

Paul Aarts
Midden-Oostenexpert verbonden aan de Universiteit van Amsterdam