Afrika’s economische vooruitgang: misverstanden en feiten
Serie Duurzaamheid & Economie

Afrika’s economische vooruitgang: misverstanden en feiten

02 Dec 2020 - 08:46
Photo: Eritrea, 2016. © Clay Gilliland - Flickr
Terug naar archief
Author(s):

Afrika is al lang niet meer alleen het continent van hongersnoden, corrupte politici en burgeroorlogen. Toch zijn er nog hardnekkige misverstanden over Afrika’s economische vooruitgang.  In deze zevende bijdrage van de serie “Afrika: 60 jaar onafhankelijkheid” presenteert emeritus-hoogleraar Paul Hoebink de feiten.

Waar het om Afrika gaat, zijn er twee covers van The Economist, het toonaangevende Britse weekblad, die de conjunctuur rondom het continent het mooiste aangeven. Op 13 mei 2000 stond een Afrikaans – met mitrailleur bewapend – lid van een militie op de cover, met als kop ‘The hopeless continent’. Meer dan elf jaar later, op 3 december 2011, stond ‘Africa Rising’ als kop op de cover bij het beeld van een jongetje dat rennend een veelkleurige vlieger de lucht introk.

Covers economist

Beter kan de internationale stemming rond Afrika niet gesymboliseerd zijn. Altijd is de grondtoon geweest dat het met Afrika niet goed zal komen, gezien hongersnoden en burgeroorlogen. Het laatste decennium is er echter in de internationale gemeenschap (misschien niet bij het grote publiek of bij delen van de internationale media) het idee dat er veel vooruitgang wordt geboekt.

Op 2 maart 2013 volgde nog een derde cover van The Economist met een giraffe met een hele lange nek en de titel ‘Africa Aspiring’. Het waren desalniettemin de eerste twee covers die de aandacht trokken, vooral ook van columnisten en bloggers in Afrika zelf, als symbolen van hoe er vanuit het Westen naar het continent werd gekeken.

De groei van de Afrikaanse economieën, vandaar ‘Africa Rising’, lag in het afgelopen decennium ruim boven die van de wereld als geheel (zie figuur 1). Meer dan de helft van die groei (55 procent in 2019) komt op rekening van de zogeheten ‘big five’ (Marokko, Algerije, Egypte, Nigeria en Zuid-Afrika), maar in het laatste decennium is het aandeel van Oost- en West-Afrika daarin spectaculair toegenomen (naar respectievelijk 32 en 28 procent).1

Hoebink-Figuur 1 - Groei in SSA
Figuur 1: Economische groei in Sub-Sahara Afrika.

In dit artikel ligt de focus mede daarom op Sub-Sahara Afrika. Daarbij wordt in gedachten gehouden dat ook dat een amalgaam is van heel diverse staten en economieën met een verschillende koloniale en recente politieke geschiedenis; variërend van grote landen rijk gezegend met grondstoffen (Nigeria, Congo, Angola, Zuid-Afrika) tot kleine ‘landlocked’ landen waarin de economie vooral gestoeld is op de landbouw en van landen die cultureel redelijk homogeen zijn tot landen met wel 200 verschillende etnische groepen en 100 talen.

We behandelen in deze bijdrage eerst wat we eufemistisch ‘misverstanden’ noemen rond de Afrikaanse economische ontwikkeling, om vervolgens met een aantal ‘feiten’ te komen.2

Misverstand 1 & 2
Twee ‘misverstanden’ springen er vooral uit in artikelen en boeken over Afrikaanse economische en sociale ontwikkeling. Ten eerste het ‘misverstand’ dat na zestig jaar het koloniale verleden geen rol meer speelt (of zou moeten spelen) bij die vooruitgang. En ten tweede dat veel Afrikaanse landen bij hun onafhankelijkheid op eenzelfde startpunt zaten als landen in Oost-Azië.

Dat Afrikaanse landen door kolonisatoren met getrokken grenzen opgescheept zijn en daarom moeite hadden en hebben een natiestaat te zijn, wordt vaak eerder gezien als een geografische kwestie en niet als een koloniale erfenis die etnische verdeeldheid brengt.3  Een verdeeldheid die in veel landen leidde tot een op etnische tegenstellingen en chauvinisme gebaseerde politiek, moordpartijen en burgeroorlogen, die zware effecten hebben en hadden op economische en sociale vooruitgang. Voormalig Belgisch Congo is daarvan het meest dramatische voorbeeld.

Hoebink-DRC 2017. EU Civil Protection and Humanitarian Aid
De Democratische Republiek Congo, 2017. © EU Civil Protection and Humanitarian Aid

Het zou kunnen dat het opnieuw The Economist was die aanleiding gaf en geeft tot het tweede ‘misverstand’. Het blad stelde in de uitgave van 23 september 1989 dat Ghana in 1957 het rijkste land was in Sub-Sahara Afrika, met een per capita inkomen dat op hetzelfde niveau lag als dat van Zuid-Korea. Twintig jaar later lag het inkomen van Zuid-Korea ongeveer tien keer zo hoog als dat van Ghana.4

Eenzelfde populaire vergelijking is die van Zambia met Zuid-Korea. Nog recent stelden Ruth Endam Mbah en Divine Forcha Wasum dat Zuid-Korea en Zambia op hetzelfde niveau van ontwikkeling waren in 1960.5  Vanwaar dan dat huidige grote verschil in economische welvaart?

Analyses die daarop volgden, wijzen veelal op het autoritaire en weinig effectieve regime – gedurende lange tijd – in Ghana, de successen van de Zuid-Koreaanse Chaebols (economische conglomeraten), soms ook op de massieve Amerikaanse hulp aan Korea, maar zelden tot nooit op de grote verschillen in economische structuur en sociale ontwikkeling.

Kortom, dit is een vergelijking van een cacaoboon met een staalplaat; waar de Ghanese en Zambiaanse economieën gebaseerd zijn op de export van grondstoffen (cacao, goud, koper), had Korea al een industrialisatieproces ondergaan onder de Japanse bezetting.

De Newmont-mijn in Ghana in 20008. © The EITI - Flickr
De Newmont-mijn in Ghana in 20008. © The EITI - Flickr

Misschien nog van meer betekenis: in Korea ging eind jaren vijftig al een groot deel van de kinderen naar de middelbare school, terwijl Afrikaanse landen – zelfs de Portugese koloniën die pas in de jaren zeventig onafhankelijk werden – uit het kolonialisme kwamen met percentages aan analfabeten van tegen de 98 à 99 procent, en met misschien tussen de twintig en dertig mensen met een academische opleiding.

Dat grote verschil in sociale ontwikkeling, ook terug te vinden in de gezondheidsstatistieken en vruchtbaarheidscijfers, was het eerste grote obstakel dat Afrikaanse landen na hun onafhankelijkheid moesten overwinnen.

Misverstand 3
Een derde ‘misverstand’ is dat aansluiten op de wereldmarkt – altijd geadviseerd door internationale instellingen – altijd vooruitgang brengt, met hoogstens geringe schommelingen in tijden van economische recessie. De werkelijkheid is dat grondstoffenexporteurs, die vaak – zoals de meeste Afrikaanse landen – afhankelijk van één product zijn, de schokken op de wereldmarkt het eerste en hardste voelen. Niet alleen vanwege de daling van prijzen, maar ook in de daling van volumes.6

Die afhankelijkheid wordt vaak gezien als één van de zogeheten ‘development traps’ van Afrika, naast die van gefragmenteerde maatschappijen, conflicten en corruptie.7 De afhankelijkheid is goed zichtbaar in de schommelingen in de groei van het BNP in Sub-Sahara Afrika, die op- en neergang heel mooi symboliseren (figuur 2).

Hoebink-Figuur 2 - Groei SSA BNP 1970-2020
Figuur 2: Groei van het BNP in Sub-Sahara Afrika.

De COVID-19-crisis zal opnieuw een aantal van de grondstoffenexporteurs van Angola tot Ivoorkust zeer hard treffen.8 Het meest recente Wereldbankrapport over armoede in de wereld draagt dan ook in de titel ‘Reversals of Fortune’ en waarschuwt dat de winst op armoedevermindering in de afgelopen generatie tenietgedaan kan worden door COVID-19 en klimaatverandering.9

Misverstand 4
Het vierde en laatste ‘misverstand’ betreft de suggestie dat de meeste Afrikaanse landen geen ontwikkelingshulp meer nodig hebben, omdat de stroom van buitenlandse investeringen en overmakingen van migranten die hulp overtreffen. De kanttekening die daarbij gemaakt moeten worden, is dat ontwikkelingshulp een stabiele financiële stroom is die wat betreft hulp aan Afrika vooral naar de allerarmste landen gaat.

Van de buitenlandse investeringen gaat maar een heel klein deel (tussen de 1 en 2,5 procent) naar Sub-Sahara Afrika. De rest gaat maar naar een beperkt aantal landen, die met grondstoffen en die waar industriële ontwikkeling is (zoals Marokko).10

Overmakingen van migranten gaan naar landen die verhoudingsgewijs veel migranten uitzenden omdat ze een grote bevolking hebben (zoals Nigeria) of een (lange) historie van migratie (zoals Kaapverdië en Lesotho). Die overmakingen zijn veelal vooral bedoeld om achtergebleven families te ondersteunen en dragen slechts op indirecte manier bij aan economische en sociale ontwikkeling.

Hoebink-Minister Blok in 2018 in gesprek met lokale autoriteiten in Agadez, Niger. Ministerie van Buitenlandse Zaken
Minister Blok in 2018 in gesprek met lokale autoriteiten in Agadez, Niger. © Ministerie van Buitenlandse Zaken

Feiten
Terugkijkend op de economische groei en ontwikkeling in Sub-Sahara Afrika in de laatste decennia valt op dat de groei van de economie vooral is ingezet na 2000. Hiervoor is een aantal redenen aan te wijzen.

Na de zware kritiek op het beleid van structurele aanpassingen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank ging het roer om. In de jaren tachtig tot ver in de jaren negentig lag het accent op bezuinigingen (op voedselsubsidies, onderwijs en gezondheidszorg), devaluaties en privatisering.

Later in de jaren negentig kregen de zwaarst getroffen landen daarentegen schuldkwijtschelding onder het Highly-Indebted Poor Countries (HIPC) initiatief en werden ze sterk gestimuleerd in het kader van de Millenniumdoelstellingen (MDG’s) om armoedestrategieën op te stellen en te investeren in onderwijs en gezondheidszorg. Niet voor niets gelden de jaren tachtig daarom nu als een ‘verloren decade’.11

Hoebink - Figuur 3 - Groei SSA BNP in Regios'- 2015-2019
Figuur 3: De groei van het BNP in de regio's van Sub-Sahara Afrika 2015-2019.

De nieuwe koers vanaf het laatste deel van de jaren negentig – waar ook de internationale donorgemeenschap op aansloot door de hulp te integreren in speciale programma’s voor onderwijs, gezondheidszorg en rurale infrastructuur (water) – leidde tot sterke economische groei, vooral in Oost-Afrika (zie figuur 3) en recent in West-Afrika, en tot soms spectaculaire successen. Zo verdubbelde door hogere investeringen van regeringen en het afschaffen van schoolgeld in vijftien landen het aantal kinderen dat naar school gaat en werd door investeringen in eerstelijnsgezondheidszorg de kindersterfte gehalveerd.12

Die omslag wordt ook zichtbaar in de componenten van economische groei in de afgelopen jaren, die veel meer aangejaagd wordt door private consumptie dan bijvoorbeeld door exportinkomsten of overheidsuitgaven (zie figuur 4).

Hoebink Figuur 4 - Componenten van economische groei in SSA 2015-2019
Figuur 4: Componenten van economische groei in Sub-Sahara Afrika 2015-2019

In de eerste vijftien jaar van deze eeuw groeide de consumptie met gemiddeld 3,3 procent per jaar. Dat maakt de landen veel minder afhankelijk van de wereldeconomie en duidt op de opkomst van (stedelijke) middenklassen. Het is zichtbaar op de groentemarkten in Afrikaanse steden, de opkomst van (Zuid-Afrikaanse) supermarkten, koffiewinkeltjes en ijssalons.

Dit alles wil nog niet zeggen dat de armen geprofiteerd hebben van de economische groei van de laatste decennia. Groei wordt als inclusief gezien als niet alleen grote delen van de bevolking profiteren van de groei, maar ook extreme armoede en ongelijkheid worden verminderd.

Hoebink-Nigeria, 2018. EU Civil Protection and Humanitarian Aid
Nigeria, 2018. © EU Civil Protection and Humanitarian Aid

Het aantal mensen dat volgens de definitie van de Wereldbank in extreme armoede leeft (onder de 1,9 dollar per dag in lokale koopkracht), is in Afrika afgenomen van 54 procent in 1990 naar 41 procent in 2015. Door de snelle bevolkingsgroei nam het absolute aantal armen echter toe tot 413 miljoen.13  In landen als Burundi, Congo, Eritrea, Madagaskar, Zuid-Soedan, Zimbabwe en zelfs Zuid-Afrika ligt het aantal mensen in absolute armoede nog ver boven die 41 procent.

In de ‘Lived Poverty Index’ – waar mensen onder andere gevraagd wordt of ze genoeg te eten hadden in het afgelopen jaar en toegang hadden tot schoon drinkwater – zien we de laatste jaren weer een stijging van het aantal armen.14

Slechts in 18 van de 48 Afrikaanse landen waar gegevens van beschikbaar zijn, is er sprake van inclusieve groei, neemt de consumptie van de armen toe en is er sprake van minder ongelijkheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen. De groei van consumptie onder de 20 procent rijksten nam tussen 2000 en 2016 met 3,5 procent toe, die onder de meest armen met 2,9 procent.15 Zoals tabel 1 aangeeft was er maar een dertiental landen waar pro-armoede en inclusieve groei bij elkaar komen.

Tabel 1: Pro-armoede en inclusieve groei in Afrika
Tabel 1: Pro-armoede en inclusieve groei in Afrika. Bron: Wereldbankgegevens. In: Africa’s Growth Performance Outlook (AfDB 2020)
Legenda: De pro-armoede groei wordt afgeleid van de jaarlijkse gemiddelde groei van de consumptie van de armen. Die wordt berekend op basis van de gemiddeldes in het eerste en laatste jaar en dan gedeeld door het aantal jaren. In landen waar de pro-armoede groei en de inclusieve groei afwezig is de groei van consumptie van de armen negatief en lager dan de gemiddelde groei van consumptie. In landen met pro-armoede groei is er groei van de consumptie van de armen, maar die is lager dan de gemiddelde groei van de consumptie. In landen met inclusieve pro-armoede groei, stijgt de gemiddelde consumptie van de armen met meer dan de gemiddelde groei van consumptie.

Conclusie
Afrika is al lang niet meer alleen het continent van hongersnoden, stinkend rijke corrupte politici en burgeroorlogen. Er zijn hoopgevende berichten dat Afrika fors vooruitgang boekt, bijvoorbeeld in een servicesector die groeit en bloeit met nieuwe ideeën en ontwerpers. Ook investeringen in onderwijs en gezondheidszorg in de laatste decennia beginnen hun vruchten af te werpen.

Afrika zal meer en meer die aansluiting op de wereldmarkt gaan vinden voor andere producten dan olie, koper, koffie en cacao. De grote uitdaging zal blijven om ook de extreem armen in stad en platteland in die groei te betrekken.

  • 1African Development Bank, ‘African Economic Outlook 2020’, Abidjan 2020.
  • 2Zie ook mijn eerdere artikel hierover:Stagnation in Africa: disentangling facts, figures and fiction’ in: Monique Kremer, Peter van Lieshout, Robert Went (eds.), Doing Good or Doing Better: Development Policies in a Globalizing World, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2008, pp. 107-136.
  • 3Zo ook bijvoorbeeld in het populaire boek van Roel van der Veen, Afrika: Van Koude Oorlog naar de 21e eeuw, Amsterdam: KIT Publishers 2002, o.a. pp. 418-419.
  • 4Herbert Werlin, ‘Ghana and South-Korea: Lessons from World Bank Case Studies’, Public Administration and Development, Vol. 11, pp. 45-55,1991. Idem, ‘Ghana and South Korea: Explaining Development Disparities’ in: Journal of Asian and African Studies, Vol. 29, no. 3, pp. 205-225, 1994. Die vergelijking tussen Ghana, en Zuid-Korea en Thailand staat ook centraal bij Roel van der Veen, a.w., o.a., pp. 63, 418.
  • 5Zie: Ruth Endam Mbah & Divine Forcha Wasum, ‘The Mystery of Development: A Comparison of South Korea and Zambia Development Trajectory’, Journal of Africa and Asia Studies, Vol. 19, 2019, pp. 30-34.
  • 6De totale export van grondstoffen vanuit Sub-Sahara Afrika was in 2018 met een grootte 147 miljard dollar en 52,9 procent van het totaal nog altijd groter dan die van alle andere exportproducten samen.
  • 7Paul Collier, ‘African Growth: Why a “Big Push”’, Journal of African Economies, AERC Supplement 2, pp. 188-211, 2006.
  • 8International Monetary Fund, ‘Regional Economic Outlook Sub-Saharan Africa’, Washington, April 2020, p.4.
  • 9World Bank, ‘Poverty and Shared Prosperity 2020 Reversals of Fortune’, Washington, November 2020
  • 10Die investeringen komen overigens nog vooral uit de US, het VK en Franrijk, al zijn die van China in de afgelopen jaren meer dan verdubbeld. Een recent artikel geeft overigens aan dat er geen verband te constateren is tussen de instroom van buitenlandse investeringen en economische groei: E.K. Agbloyor et al., ‘Foreign Direct Investment and Economic Growth in SSA: The Role of Institutions’, Thunderbird International Business Review, februari 2016, pp. 1-18.
  • 11Zoals ook sterk naar voren komt in het recente boek van K.Y. Amoako, die jarenlang hoge posities binnen de Wereldbank bekleedde en daarna Under-Secretary General van de VN Economische Commissie voor Afrika (UNECA) was, Know the Beginning Well: An Inside Journey Through Five Decades of African Development, Trenton (NJ): Africa World Press, 2020.
  • 12Voor de soms spectaculaire vooruitgang in de gezondheidszorg in een gezamenlijke inspanning van regeringen en donoren zie bijvoorbeeld: Shumey B. Teshome & Paul Hoebink, ‘Aid, Ownership and Coordination in the health sector in Ethiopia’, Development Studies Research, Vol. 5, Supplement 1, pp. 540-555, 2018.
  • 13World Bank, ‘Accelerating Poverty Reduction in Africa’, Washington 2019.
  • 14Robert Mattess, ‘Lived poverty on the rise in Africa’, Afrobarometer Policy Paper No. 62, March 2020.
  • 15African Development Bank, ‘African Economic Outlook 2020’, Abidjan 2020, pp. 33-34.

Auteurs

Paul Hoebink
Emeritus-hoogleraar Ontwikkelingsstudies/Ontwikkelingssamenwerking