Duitsland na 1989: Europa’s gedroomde leider is terughoudend
Serie Europese Zaken

Duitsland na 1989: Europa’s gedroomde leider is terughoudend

28 Aug 2019 - 09:44
Photo: Bondskanselier Merkel in 2014 samen met haar collega's Cameron, Reinfeldt uit Zweden, en premier Rutte. Bron: Number 10 / Flickr
Terug naar archief
Author(s):

Op 9 november 2019 is het precies dertig jaar geleden dat de Berlijnse Muur viel. In de serie “30 jaar na de val van de Muur: de erfenis” staat de Clingendael Spectator stil bij de vraag wat is uitgekomen van de optimistische verwachtingen direct na het einde van Koude Oorlog. In het derde deel analyseert Jacco Pekelder de positie van Duitsland na het herstel van de Duitse eenheid. Welke consequenties trokken Duitse regeringen in de afgelopen decennia uit die geopolitieke situatie? Welke vrees en welke hoopvolle verwachtingen wekte het nieuwe Duitsland in het buitenland? En wat kunnen we verwachten in een Europa met een duidelijker op de voorgrond tredend Duitsland?

In januari 2017 kwam een einde aan de zittingstermijn van Joachim Gauck, de eerste Oost-Duitser die tot Bondspresident was gekozen. Gauck gebruikte zijn afscheidsspeech om, zoals hij al vaker had gedaan, steun te verwerven onder zijn landgenoten voor een meer geprononceerde rol van Duitsland op het internationale toneel. Lang had het de Duitsers daarvoor aan ‘zelfvertrouwen’ ontbroken, zei de vertrekkende Bondspresident. ‘We waren zelfs niet in staat dat te voelen.’ Met als gevolg: ‘een dominante cultuur van terughoudendheid’ en een Duitsland dat wegduikt als het buitenland leiderschap verwacht. Dat moest volgens Gauck maar eens afgelopen zijn. ‘[Z]ijn er betere redenen voor een gezonde dosis zelfvertrouwen dan de vreedzame opbouw van de democratie in West-Duitsland, de vreedzame revolutie in het Oosten en het slechten van de scheidsmuren die Duitsland en Europa verdeelden?’.1

Pekelder-foto-De Duitse president Joachim Gauck in 2008 tijdens een ceremonie met het Amerikaanse leger in Afghanistan - The US Army Flickr
De Duitse president Joachim Gauck in 2008 tijdens een ceremonie met het Amerikaanse leger in Afghanistan. © The US Army / Flickr

Deze uitspraak verdient de aandacht, omdat ze zo opmerkelijk contrasteert met de situatie in 1989-1990. Wie had destijds kunnen bedenken dat dertig jaar later nog steeds over een alsmaar aanhoudende Duitse cultuur van terughoudendheid en bescheidenheid geklaagd zou worden? Professionele waarnemers van de internationale politiek voorspelden indertijd juist dat een verenigd Duitsland onmiddellijk zou breken met veertig jaar traditie van zelfbinding (aan internationale organisaties) en zelfverzwakking. Al eind oktober 1989 – de Berlijnse Muur was nog niet gevallen – sprak de Ierse historicus, journalist en politicus Conor Cruise O’Brien in The Times bijvoorbeeld van een te verwachten heropleving van Duits nationalisme die zou leiden tot een ‘Vierde Rijk’. Misschien kwam er, zei O’Brien, ‘zelfs een bijpassende Hohenzollern-keizer’.2

Natuurlijk schoot de Ierse branieschopper uit de heup, maar de kern van de boodschap werd door velen gedeeld. Zo schreef de Nederlandse schrijver A. Alberts, net als O’Brien historisch onderlegd, in 1990 een boekje van de zelfde strekking (titel: Op weg naar het zoveelste Reich). Velen meenden dat heel het fundament van de naoorlogse Europese vredesorde kraakte. De nervositeit ontstond vooral doordat alle arrangementen rond Duitsland op losse schroeven leken te staan. Dat was beangstigend omdat juist die een einde hadden gemaakt aan wat wel de dertigjarige ‘Europese Burgeroorlog’ (1914-1945) wordt genoemd.

Wie had destijds kunnen bedenken dat dertig jaar later nog steeds over een alsmaar aanhoudende Duitse cultuur van terughoudendheid en bescheidenheid geklaagd zou worden?

In wezen worstelden al deze commentatoren en politici rond 1990 met het spook van de Duitse kwestie: het aloude, tweezijdige vraagstuk hoe het midden van Europa met die vele cultureel hoog ontwikkelde en economisch zeer succesvolle en dynamische Duitssprekenden intern, op nationaal niveau, zó georganiseerd kan worden en extern, internationaal, zódanig kan worden ingepast in de statenorde van het continent dat het voor de vrede en welvaart van Europa een stut is en geen bedreiging. Een van de silver linings van de Koude Oorlog was geweest dat de Duitse deling in Oost en West die Duitse kwestie definitief leek te hebben opgelost. Nu leek het vraagstuk ineens weer actueel.

Breuk of continuïteit na 1990?
Binnen de studie van de Internationale Betrekkingen kruisten Neorealisten en Constructivisten de degens over het te verwachten toekomstige Duitse buitenlands beleid. Vanuit hun focus op het volgens hen in essentie anarchistische statensysteem voorzagen de Neorealisten een terugkeer van Europa naar de structurele multipolaire instabiliteit van de late negentiende eeuw. In die statenorde zou Duitsland simpelweg gedwongen zijn om zich op het internationale toneel net zo egoïstisch te gedragen als ‘normale’ grote mogendheden, wat tot grote spanningen met de buurlanden zou leiden.3

De Constructivisten pareerden dit pessimisme. Zij zien de buitenlandse politiek van een land vooral als het resultaat van voortdurende ideeënstrijd binnen een samenleving over haar zelfbeeld en het achterliggende nationale geschiedverhaal. Volgens de Constructivisten was de politieke cultuur van de Bondsrepubliek na de Tweede Wereldoorlog langzamerhand fundamenteel veranderd, waardoor er een diep verankerde buitenlands-politieke identiteit was ontstaan van Duitsland als Zivilmacht, als civiele mogendheid die staat voor vreedzame internationale samenwerking. Ook het einde van de Koude Oorlog zou daarin geen verandering zou brengen, voorspelden de Constructivisten.4

Het zelfbeeld van Duitsland als Zivilmacht was in 2003 nog altijd alive and kicking

Al meteen in 1990 bleek uit de voortzetting van het Duitse NAVO-lidmaatschap dat de terughoudendheid van de Bondsrepubliek inderdaad zeer resistent was. Vervolgens begroef Duitsland zich onder meer met het Verdrag van Maastricht (1993) nog dieper dan voorheen in Europa. Zelfs een ogenschijnlijke breuk met het verleden als het grotere militaire engagement voor internationale veiligheid vanaf medio jaren negentig wees uiteindelijk vooral op continuïteit tussen de oude en de nieuwe Bondsrepubliek. Duitsland ging daartoe immers enkel over omdat de bondgenoten daar steeds stelliger op hamerden.

Pekelder-foto-Bondskanselier Merkel ontvangt NAVO-chef Stoltenberg in Berlijn in juni 2018 - NATO-Flickr
Bondskanselier Merkel ontvangt NAVO-chef Stoltenberg in Berlijn in juni 2018. © NATO/Flickr

Dat ook de Duitse mentaliteit niet wezenlijk veranderde bleek onder meer uit de argumenten waarmee enkele toonaangevende linkse Duitsers uiteindelijk, na de genocide in Srebrenica (juni 1995), de veiligheidspolitieke wending ondersteunden. Zo verklaarde de toenmalige groenlinkse fractievoorzitter en latere minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer dat juist linkse Duitsers moesten erkennen dat het pacifistische adagium ‘Nie wieder Krieg’ in sommige gevallen moet wijken voor ‘Nie wieder Auschwitz’. In 2002-2003 bewees het openlijke protest van de rood-groene regering tegen de ophanden zijnde Amerikaanse aanval op Irak andermaal: het zelfbeeld van Duitsland als Zivilmacht was nog altijd alive and kicking.

Duits leiderschap na 2008
Ten tijde van dat openlijke Duits-Amerikaanse conflict stond het beeld van een sterk maar altruïstisch Duitsland nogal onder druk. Aan de ene kant leek Duitsland, dat met enorme economische, financiële en sociale problemen worstelde terwijl de economieën van de VS, Groot-Brittannië en ook Nederland op volle toeren draaiden, de ‘zieke man van Europa’. De interne politieke problemen die daardoor ontstonden perkten de bewegingsvrijheid van de Duitse regering enorm in; Duitsland was veel minder bereid Europese compromissen met financiële bijdragen mede mogelijk te maken. Aan de andere kant vervaagde het Duitse imago van een bescheiden land dat zich vaak voor het hogere belang wegcijfert. Niet alleen bleek Schröder niet wars van eigenmachtig internationaal optreden, maar ook brak hij binnen de EU regelmatig een lans voor de Duitse nationale belangen.5

Duitsland zag zichzelf ineens door de Europese partners in de driver’s seat geduwd en na enig gedraal greep Angela Merkel daadwerkelijk het stuur

Vanaf 2008 veranderde dat opnieuw door de wereldwijde schuldencrisis en de daarop volgende Europese financiële en monetaire crisis. Duitsland zag zichzelf ineens door de Europese partners in de driver’s seat geduwd en na enig gedraal greep Angela Merkel daadwerkelijk het stuur. Ook structurele ontwikkelingen als de uitbreiding van de EU met de landen van Midden- en Oost-Europa, de economische en politieke neergang van Frankrijk en de geleidelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU, uitmondend in de Brexit, bezorgden Duitsland de leidersrol in Europa. Daarbij kwamen ontwikkelingen in de wereldpolitiek: de opkomst van China, de terugkeer van Rusland en de zelfontbranding van de VS. De indruk ontstond zelfs dat een onzeker en verweesd Europa voortaan moreel en politiek leiderschap van Duitsland verwachtte, al waren er meteen ook tegentonen.

Pekelder-foto-Bondskanselier Merkel samen met EU-president Tusk en president Trump tijdens de G20-top in 2017 - European Council President - Flickr
Bondskanselier Merkel samen met EU-president Tusk en president Trump tijdens de G20-top in 2017. © European Council President / Flickr

Bij tijd en wijle leek Merkel ontvankelijk voor die roep om leiderschap. Ze stak enkele keren haar nek uit voor vooruitstrevend beleid, vooral tijdens de vluchtelingencrisis van 2015. Een jaar later wierp ze zich op tot alternatieve kampioen van de Westerse waarden door haar voorwaardelijke felicitaties aan president elect Donald Trump. Een probleem blijft echter dat Duitsland in staat noch bereid lijkt om ook op het essentiële terrein van buitenlands en veiligheidspolitiek het voortouw te nemen. Het land investeert daarvoor nog altijd te weinig in zijn krijgsmacht. Sterker nog: het is onduidelijk of er wel een consensus in de Duitse politiek te vinden is die de NAVO-afspraak accepteert om snel naar defensie-uitgaven van minstens 2 procent van het BNP te gaan. De positieve track record van Duitsland die bestaat uit voortdurende participatie aan veel internationale vredesmissies en uit het alerte leiderschap van Berlijn ten tijde van de Russische agressie jegens Oekraïne in 2014-2015, wordt daardoor ondermijnd.

Hoewel duidelijk is dat veel politici Duits leiderschap in principe toejuichen, voorspellen anderen toch een toekomst van toenemend ongemak over Duitslands positie in Europa

Duitsland en de buren: een nieuwe dynamiek
Toch heeft het Duitse leiderschap-in-opkomst sinds 2008 al geleid tot interessante reflecties op de te verwachten dynamiek in de relatie van Duitsland met zijn buurlanden. Hoewel duidelijk is dat veel politici Duits leiderschap in principe toejuichen, voorspellen anderen toch een toekomst van toenemend ongemak over Duitslands positie in Europa. Niet dat auteurs als Timothy Garton Ash en andere herontdekkers van de Duitse kwestie veronderstellen dat Duitsland weer op de machtspolitieke toer zal gaan. Nee, ze wijzen eerder op structurele, deels geopolitieke factoren die de omringende landen ertoe aan zouden kunnen zetten om Berlijn, als het zich echt als leider van Europa zou gaan gedragen, ineens weer met argwaan en kritiek te confronteren.6

Het gaat dan bijvoorbeeld om de eeuwenoude gevoelens van rivaliteit die andere grote Europese mogendheden zoals Frankrijk, Engeland en Rusland al sinds de 19de eeuw jegens de ‘macht in het midden’ van het continent koesteren. Ook de ongemakkelijke verhouding met verschillende andere Midden-Europese staten met hun eigen geschiedverhaal en politieke cultuur kunnen het land opnieuw parten gaan spelen; we zien dat nu al in de relatie met onder meer Polen, Hongarije en Italië. Ten slotte zouden ook de spanningen die in de asymmetrische verhouding van Duitsland tot de (veel) kleinere buurstaten als Nederland en Denemarken zijn ingebouwd opnieuw duidelijker op de voorgrond kunnen treden.

Denkbaar is daarnaast dat Duitsland zelf van ‘karakter’ verandert. Vooral de populariteit van de rechts-populistische relatief nieuwe partij Alternative für Deutschand (AfD) roept die vraag op. Het is duidelijk dat de AfD zich afkeert van de fundamentele waarden van het naoorlogse Duitsland en van de Zivilmacht-politiek die daarbij hoort. Directe regeringsdeelname van de AfD in Berlijn lijkt nog ver weg, al boekt de partij grote successen in deelstaatsverkiezingen in het Oosten van Duitsland. Veel politicologen en politieke commentatoren schatten in dat de AfD al vrij dicht bij haar electorale plafond zit: landelijk zou niet meer dan ongeveer 15 procent, in het Oosten wellicht 25 procent van de stemmers serieus overwegen een kruisje bij de AfD te zetten.

Pekelder-Demonstratie tegen racisme, discriminatie en nationalisme in Dresden op 24 augustus 2019 - Tobias Möritz - Flickr
Demonstratie tegen racisme, discriminatie en nationalisme in Dresden op 24 augustus 2019. © Tobias Möritz / Flickr

Er is echter nog zoiets als indirecte invloed. Matthias Quent, een rechts-extremisme-expert uit het Oost-Duitse Jena, wijst juist op het risico van een sluipende ondermijning van de heersende politieke cultuur in Duitsland. Het is een van de belangrijkste inzichten in zijn in juli dit jaar verschenen studie Deutschland rechts außen.7 Op zich ziet Quent de AfD vooral als een schreeuwerige, via social media vakkundig opgeblazen uiting van met name witte mannen op leeftijd: een minderheid van Wutbürger die merken dat ze hun privileges verliezen te midden van een veelkleuriger wordende Duitse bevolking die zich wat levensstijlen en waarden en normen betreft in sneltreinvaart moderniseert.

Quent wijst er echter ook op dat de traditionele media de retoriek van die wutbürgerliche minderheid enorm uitvergroot. Tegelijk transporteren zij de nationalistische, identitaire, antisemitische, anti-islamitische en andere splinterideologieën die de inspiratiebronnen van de AfD vormen. Mede daardoor neigen met name enkele kleine groepen binnen de CDU tot programmatische concessies aan de veronderstelde kiezers van de AfD. Sommigen overwegen zelfs een coalitie met de partij op deelstaatsniveau. De nieuwe CDU-leider Annegret Kramp-Karrenbauer is daar fel tegen, maar mist vooralsnog het gezag om haar wil aan de gehele partij op te leggen.

Uiteindelijk hangt het voortbestaan van Duitslands bijzondere buitenlands-politieke cultuur dan ook samen met de vraag of het AKK en andere leidende politici toch lukt het gedachtegoed van de AfD op afstand te houden. Ook Duitslands buren zullen daar met spanning naar kijken. Het is ook vanuit die optiek dat de Duitse kwestie, dat aloude samenspel van de interne en externe aspecten van Duitslands plaats in Europa, inderdaad opnieuw op de agenda staat.

  • 1Toespraak 18 januari 2017, pagina 12, (geraadpleegd op 20 augustus 2019).
  • 2Conor Cruise O'Brien, ‘Beware, the Reich is reviving’, The Times, 31 October 1989, 18.
  • 3Zie bijvoorbeeld: John J. Mearsheimer, ‘Back to the Future. Instability in Europe After the Cold War’, International Security, 15 (1990) 1 (Summer) 5-56: 38.
  • 4Zie: Hanns W. Maull, ‘Germany and Japan: The new civilan powers’, Foreign Affairs, 1990-91, 91-106.
  • 5Zie bijvoorbeeld: Jacco Pekelder, ‘Verwachtingen en teleurstellingen. De stand van zaken in de Nederlands-Duitse betrekkingen’, Internationale Spectator, April 2004, 171-181.
  • 6Zie onder meer: Timothy Garton Ash, ‘The New German Question’, The New York Review of Books, 15 August 2013.
  • 7Matthias Quent, Deutschland rechts außen. Wie die Rechten nach der Macht greifen und wie wir sie stoppen können (München: Piper Verlag, 2019).

Auteurs

Jacco Pekelder
Historicus en Duitslandkenner